Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/65/EG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's)
Artikel 52
Geldend
Geldend vanaf 07-01-2020
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 08-07-2022.
- Bronpublicatie:
27-11-2019, PbEU 2019, L 328 (uitgifte: 18-12-2019, regelingnummer: 2019/2162)
- Inwerkingtreding
07-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-11-2019, PbEU 2019, L 328 (uitgifte: 18-12-2019, regelingnummer: 2019/2162)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
1.
Een icbe belegt niet meer dan:
- a)
5 % van de waarde van haar eigen activa in effecten of geldmarktinstrumenten, die door eenzelfde uitgevende instelling worden uitgegeven.
- b)
20 % van de waarde van haar eigen activa in deposito's bij één en dezelfde instelling.
Het tegenpartijrisico van de icbe bij een transactie met OTC-derivaten bedraagt niet meer dan:
- a)
10 % van de waarde van haar eigen activa, wanneer de tegenpartij een kredietinstelling is als bedoeld in artikel 50, lid 1, onder f), of
- b)
5 % van de waarde van haar eigen activa, in de overige gevallen.
2.
De lidstaten kunnen de in lid 1, eerste alinea, gestelde begrenzing van 5 % verhogen tot ten hoogste 10 %. Wanneer zij hiertoe overgaan bedraagt de totale waarde van de effecten en geldmarktinstrumenten die de icbe houdt in uitgevende instellingen waarin zij elk voor meer dan 5 % van de waarde van haar eigen activa belegt, evenwel niet meer dan 40 % van de waarde van de activa van de icbe. Deze begrenzing is niet van toepassing op deposito's of transacties met OTC-derivaten met financiële instellingen die aan prudentieel toezicht onderworpen zijn.
Onverminderd de in lid 1 bepaalde individuele begrenzingen, belegt een icbe met betrekking tot één en dezelfde instelling ten hoogste 20 % van haar eigen activa in een combinatie met:
- a)
effecten of geldmarktinstrumenten die zijn uitgegeven door die instelling;
- b)
deposito's bij die instelling, of
- c)
risico's uit transacties in OTC-derivaten met betrekking tot die instelling.
3.
De lidstaten mogen de in de eerste alinea van lid 1 gestelde begrenzing van 5 % verhogen tot ten hoogste 35 % indien de effecten of geldmarktinstrumenten worden uitgegeven of gegarandeerd door een lidstaat, zijn territoriale publiekrechtelijke lichamen door een derde land of een internationale publiekrechtelijke instelling waarin een of meer lidstaten deelnemen.
4.
De lidstaten mogen de in de eerste alinea van lid 1 gestelde begrenzing van 5 % tot ten hoogste 25 % verhogen wanneer obligaties werden uitgegeven vóór 8 juli 2022 en voldeden aan de vereisten van dit lid, zoals van toepassing op de datum van de uitgifte ervan, of wanneer obligaties vallen onder de definitie van gedekte obligaties in artikel 3, punt 1, van Richtlijn (EU) 2019/2162 van het Europees Parlement en de Raad (1).
Wanneer een icbe meer dan 5 % van haar activa belegt in de in de eerste alinea bedoelde obligaties en die obligaties door één en dezelfde uitgevende instelling zijn uitgegeven, bedraagt de totale waarde van die beleggingen niet meer dan 80 % van de waarde van de activa van de icbe.
5.
De in de leden 3 en 4 bedoelde effecten en geldmarktinstrumenten worden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van de in lid 2 bedoelde begrenzing van 40 %.
De in de leden 1 tot en met 4 gestelde begrenzingen worden niet gecumuleerd; bijgevolg mogen de, overeenkomstig de leden 1 tot en met 4 verrichte beleggingen in door één en dezelfde instelling uitgegeven effecten of geldmarktinstrumenten, dan wel in deposito's bij of derivaten van die instelling, in geen geval samen meer dan 35 % van de activa van de icbe bedragen.
Voor de berekening van de in dit artikel gestelde begrenzingen worden ondernemingen die tot één groep worden gerekend voor de opstelling van geconsolideerde jaarrekeningen, als gedefinieerd in Richtlijn 83/349/EEG of andere erkende internationale financiële verslagleggingsregels, voor de berekening van de in dit artikel gestelde begrenzing als één en dezelfde instelling beschouwd.
De lidstaten mogen toestaan dat beleggingen in effecten en geldmarktinstrumenten bij één en dezelfde groep worden gecumuleerd tot ten hoogste 20 %.
Voetnoten
Richtlijn (EU) 29 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende de uitgifte van gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG en 2014/59/EU (PB L 328 van 18.12.2019, blz. 29).