Overeenkomst tot arbitrage
Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/8.1:8.1 Inleiding
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/8.1
8.1 Inleiding
Documentgegevens:
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS502218:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Volgend op de totstandkoming van de overeenkomst tot arbitrage in dit hoofdstuk alsmede in hoofdstuk 9, komen de inhoud (hoofdstuk 10) en de gevolgen (hoofdstukken 11 en 12) van de overeenkomst tot arbitrage aan de orde (de volgorde van behandeling is — grotendeels — ontleend aan ASSER-HARTKAMP & SIEBURGH 6-111; zie daaromtrent ASSER-HARTKAMP & SlEBURGH 6-111, nos. 95, 106 en 601).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Aangezien arbitrage alleen mogelijk is als daaraan een geldige arbitrageovereenkomst ten grondslag ligt, is het van groot belang om vast te stellen of daadwerkelijk een arbitrageovereenkomst is totstandgekomen. Ik zal daarom de nodige aandacht besteden aan de vraag op welke wijze de overeenkomst tot arbitrage totstandkomt (zie 8.2.1-8.2.2).
Wegens het belang van het bewijs van de totstandkoming van de overeenkomst tot arbitrage zal het in art. 1021 Rv opgenomen bewijsvoorschrift betreffende de overeenkomst tot arbitrage uitvoerig aan de orde komen (zie 8.2.3-8.2.9). Daarbij zal ik tevens de modaliteiten van het bewijs van de overeenkomst tot arbitrage (te weten: het geschrift en de elektronische gegevens) in algemene zin uiteenzetten (zie 8.3) en zal ik bij elk van de genoemde modaliteiten stilstaan (zie 8.4 respectievelijk 8.5).
Vervolgens zal ik ingaan op de totstandkoming van de overeenkomst tot arbitrage krachtens statuten of reglementen (8.6), krachtens bestendig gebruikelijk beding (zie 8.7) en krachtens wetgeving (8.8).
Tot slot zal ik kort aandacht besteden aan eventuele wilsgebreken bij de totstandkoming van de overeenkomst tot arbitrage (8.9).
De vraag wie precies partijen zijn bij de overeenkomst tot arbitrage zal in 8.4.28.4.3, bij de beschrijving van het geschrift als bewijs van de overeenkomst tot arbitrage, aan de orde komen. De vraag of derden aan de overeenkomst tot arbitrage zijn gebonden, komt evenwel afzonderlijk, in Hoofdstuk 9, aan de orde. De vraag of partijen bekwaam of bevoegd zijn de overeenkomst tot arbitrage aan te gaan, waarvan bepaalde gevallen ook wel worden ondergebracht bij subjectieve arbitrabiliteit, valt wegens de geheel eigen aard daarvan buiten het bestek van dit boek.1