Rb. Arnhem, 05-07-2011, nr. AWB 10/928
ECLI:NL:RBARN:2011:BR1217
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
05-07-2011
- Zaaknummer
AWB 10/928
- LJN
BR1217
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2011:BR1217, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 05‑07‑2011; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Belastingblad 2011/1077 met annotatie van W.G. van den Ban
Uitspraak 05‑07‑2011
Inhoudsindicatie
Proceskosten. Gediplomeerd WOZ-taxateur is deskundige. Dat betekent dat zijn werkzaamheden van bijzondere aard zijn. Zolang de vergoeding niet hoger is dan het wettelijke maximum komt het daadwerkelijk gedeclareerde uurtarief voor vergoeding in aanmerking. Uurtarief van € 80 is marktconform.
Partij(en)
RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 10/928
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 5 juli 2011
inzake
[X] BV, gevestigd te [Z], eiseres,
tegen
de heffingsambtenaar van de gemeente Renkum, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) bij beschikking de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [A-straat 1] te [Q], per waardepeildatum 1 januari 2008, vastgesteld voor het kalenderjaar 2009 op € 693.000.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 januari 2010 de waarde verminderd tot € 410.000. Daarbij is een proceskostenvergoeding verleend van € 161.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 8 maart 2010, ontvangen door de rechtbank op 10 maart 2010, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2010 te Arnhem. Namens eiseres zijn verschenen gemachtigde [gemachtigde] en taxateur [A]. Namens verweerder is niemand verschenen. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting een taxatierapport overgelegd.
Het onderzoek ter zitting is geschorst. Aan partijen zijn op 29 november 2010 een schorsingsbesluit en het proces-verbaal van de zitting toegezonden. Daarbij is een afschrift van de ter zitting overgelegde stukken gevoegd.
Verweerder heeft bij brief van 9 december 2010, ontvangen door de rechtbank op 10 december 2010, stukken toegezonden. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiseres.
Verweerder heeft op 31 maart 2011, ontvangen door de rechtbank op 1 april 2011, een verweerschrift gezonden naar de rechtbank. Van het verweerschrift is een afschrift aan eiseres verstrekt.
Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2011 te Arnhem. Namens eiseres zijn verschenen gemachtigde [gemachtigde] en taxateur [A]. Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde], mr. [B] en [C], als taxateur werkzaam voor [D] v.o.f., te [R].
Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en bijlagen overgelegd. Afschriften daarvan zijn verstrekt aan de wederpartij.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Eiseres oefent een paardenfokbedrijf uit. Eiseres is genothebbende krachtens eigendom van een onroerende zaak bestaande uit een woning op een perceel grond. De woning is gebouwd in 1979. De inhoud van de woning is ongeveer 368 m³. De woning wordt verhuurd aan een medewerker van het bedrijf. Het perceel grond is ongeveer 6.200 m² groot. Op het perceel rust een agrarische bestemming. Een deel van het perceel is in gebruik bij de woning, het andere deel wordt gebruikt door eiseres voor de opfok van paarden. Op het deel dat in gebruik is bij de woning staat een berging, op het deel dat in gebruik is bij het paardenfokbedrijf staat een open paardenstal.
Eiseres heeft op 5 maart 2009 aan taxateur [A] opdracht gegeven de woning te taxeren. [A] heeft daarvan een rapport opgemaakt gedagtekend 9 november 2010. Een afschrift van dat rapport is in de bezwaarfase aan verweerder overgelegd. Volgens dat rapport is [A] gediplomeerd WOZ-taxateur SVM-Nivo.
Bij de uitspraak op bezwaar is de vergoeding voor de kosten van de behandeling van het bezwaar vastgesteld op € 161. Verweerder heeft daarbij geweigerd om de kosten van het taxatierapport te vergoeden.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres een factuur overgelegd, afkomstig van [A] namens [E] C.V. en gericht aan gemachtigde van eiseres. Daarbij is in verband met het bijwonen van de zitting op 10 november 2010 € 285,60 inclusief
€ 45,60 omzetbelasting (3 uur) en voor het bijwonen van de zitting op 25 mei 2011 € 190,40 inclusief € 30,40 omzetbelasting (2 uur) in rekening gebracht.
3. Geschil
In geschil is in de eerste plaats de waarde van de woning.
Ook is in geschil de vergoeding voor de kosten van de bezwaarfase.
Niet in geschil is dat verweerder in de bezwaarfase eiseres ondanks een daartoe strekkend verzoek niet heeft gehoord.
4. Beoordeling van het geschil
Objectafbakening en waarde van de woning
In artikel 16 van de Wet WOZ is, voor zover hier van belang, bepaald dat voor de toepassing van de wet als één onroerende zaak aangemerkt a. een gebouwd eigendom, c. een gedeelte van een gebouwd eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk deel te worden gebruikt en d. een samenstel van twee of meer van de bedoelde eigendommen of gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar horen.
Het deel van de onroerende zaak dat als woning wordt gebruikt en het deel dat bij het paardenfokkerijbedrijf in gebruik is, hebben niet dezelfde gebruiker. Het bepaalde in artikel 16 van de Wet WOZ brengt voor dat geval mee dat beide delen afzonderlijk moeten worden getaxeerd. Ingevolge het arrest HR 27 september 2002, nr. 34.928, BNB 2002/376, LJN AD5341, dient de afbakening dan zodanig te worden aangepast dat de beschikking nog slechts betrekking heeft op één –op de juiste wijze afgebakend- belastingobject. Tussen partijen is niet in geschil dat de waarde van de woning alsdan moet worden vastgesteld op € 280.000. Het beroep is in zoverre gegrond.
Proceskostenvergoeding in bezwaar
Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de taxatiekosten moeten worden vergoed tot een bedrag van € 571,20 inclusief omzetbelasting, te weten 6 uur à € 80 (exclusief omzetbelasting). Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat een kostenvergoeding voor het ingediende taxatierapport moet worden toegekend van 4 uur x € 50 per uur, totaal
€ 200. Verweerder verwijst voor zijn standpunt onder meer naar de uitspraak van Hof Arnhem van 22 maart 2011
(nr. 10/00323, LJN BQ0621). Volgens verweerder zijn de taxatiewerkzaamheden niet in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard, zoals bedoeld in artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken. Tussen partijen is niet in geschil dat er geen vermenging van de functies van gemachtigde en taxateur heeft plaatsgevonden en dat er daarom plaats is voor een afzonderlijke vergoeding van de kosten van de werkzaamheden van de taxateur naast een vergoeding voor het beroepsmatig verlenen van rechtsbijstand.
De kosten voor het in de bezwaarfase verrichten van werkzaamheden door een deskundige komen op grond van artikel 7:15 Awb juncto artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) voor vergoeding in aanmerking. Ingevolge artikel 2 van het Besluit wordt de vergoeding vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken. Ingevolge artikel 3 van de Wet tarieven in strafzaken juncto artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 geldt, naar gelang de werkzaamheden niet of in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, een tarief van ten hoogste € 81,23 per uur.
[A] is volgens het taxatierapport gediplomeerd WOZ-taxateur. Hij is dus een deskundige (zie ook HR 22 september 2006, nr. 40.311, LJN AY8639). Dat betekent dat de werkzaamheden die hij in die hoedanigheid verricht van bijzondere aard zijn. In beginsel bestaat er dus recht op vergoeding van de kosten van door hem verrichte werkzaamheden. In de Nota van toelichting bij het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Stb. 330), is bij artikel 6 onder meer het volgende opgenomen:
“Het artikel stelt het maximum uurtarief vast voor vergoedingen voor werkzaamheden waarvoor elders in het besluit geen speciaal tarief is bepaald. De vraag of voor deze werkzaamheden het maximum uurtarief of een lager tarief geldt, is afhankelijk van de mate van wetenschappelijke of bijzondere aard van de werkzaamheden. Door een maximumtarief op te nemen is er ruimte voor marktwerking; om deze reden is eveneens afgezien van het opnemen van een minimumtarief.”.
Uit deze passage komt naar voren dat de besluitgever heeft voorzien in een maximumtarief om marktwerking te stimuleren. Uitgangspunt moet daarom zijn dat, zolang dat niet leidt tot een hogere vergoeding dan het in het Besluit tarieven in strafzaken 2003 genoemde maximum, voor vergoeding in aanmerking komt het bedrag dat daadwerkelijk per uur is gefactureerd. Dat de besluitgever zou hebben bedoeld om, wanneer het in rekening gebrachte uurtarief lager is dan het in het Besluit tarieven in strafzaken 2003 genoemde maximumtarief, een lager tarief te vergoeden dan in rekening is gebracht, blijkt niet uit de Nota van toelichting.
Eiseres heeft gesteld dat een uurtarief van € 80 martkconform is. Ter zitting heeft taxateur [C] desgevraagd verklaard dat hij de gemeente Renkum een uurtarief van € 59 in rekening mag brengen, dat hij dat te laag vindt en dat hij aan andere cliënten een gemiddeld tarief van € 80 à € 85 in rekening brengt. Die verklaring ondersteunt het standpunt van eiseres dat een uurtarief van € 80 marktconform is. Verweerder heeft niet betwist dat dit tarief door de taxateur ook daadwerkelijk in rekening is gebracht aan eiseres. Er is daarom geen aanleiding voor toepassing van een lager uurtarief.
Eiseres heeft gesteld dat aan haar in verband met de taxatie zes uren in rekening zijn gebracht. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de vergoeding moet worden beperkt tot vier uur. Het aantal van zes uren komt de rechtbank niet onredelijk voor. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het door verweerder afgebakende object dat eiseres heeft laten taxeren, mede een bedrijf omvatte.
Eiseres heeft gesteld dat zij voor de taxatiekosten geen recht heeft op aftrek van voorbelasting, omdat de taxatie een woning betreft. Verweerder heeft dat niet betwist. Er moet daarom van de juistheid daarvan worden uitgegaan.
Rekening houdend met het hiervoor overwogene dient de proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase te worden vastgesteld op € 732,20 (€ 161 kosten bijstand gemachtigde vermeerderd met € 571,20 voor het uitbrengen van een verslag door een deskundige).
Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond is.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder op de voet van artikel 8:75 Awb te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op
€ 1.092,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1,5 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1). Eiseres heeft ook verzocht om vergoeding van de kosten van de aanwezigheid van de deskundige op beide zittingen. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 Awb ook betrekking hebben op kosten die zijn gemaakt voor het meebrengen van een deskundige naar de zitting. De rechtbank stelt deze kosten in redelijkheid vast op € 190,40 (2 uur à € 80 vermeerderd met omzetbelasting). Eiseres heeft niet gesteld andere kosten te hebben gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
6. Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
veroordeelt verweerder in de proceskosten inzake het bezwaar van eiseres tot een bedrag van € 732,20;
- -
vermindert de waarde van de opnieuw afgebakende onroerende zaak tot € 280.000;
- -
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- -
veroordeelt verweerder in de proceskosten inzake het beroep van eiseres tot een bedrag van € 1.282,90;
- -
gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 297 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.G. Okhuizen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.G. Tiemessen, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 5 juli 2011
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
- a.
de naam en het adres van de indiener;
- b.
een dagtekening;
- c.
een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
- d.
de gronden van het hoger beroep.