Einde inhoudsopgave
Wet tarieven in strafzaken
Artikel 3 [Besluit tarieven. Gevallen zonder vergoeding]
Geldend
Geldend vanaf 01-04-1994
- Bronpublicatie:
09-12-1993, Stb. 1993, 725 (uitgifte: 30-12-1993, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 23088 Overheid.nl: 23088)
- Inwerkingtreding
01-04-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-01-1994, Stb. 1994, 27 (uitgifte: 01-01-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Algemeen
1.
Wij stellen bij algemene maatregel van bestuur de tarieven vast voor vergoedingen voor:
- a.
werkzaamheden ingevolge verzoeken en opdrachten als bedoeld in artikel 1, eerste en derde lid;
- b.
tijdverzuim ingevolge verzoeken en opdrachten als bedoeld in artikel 1, eerste en derde lid, van hen aan wie werkzaamheden zijn opgedragen, van getuigen, van voogden die wegens een strafzaak tegen een onder hun gezag staande minderjarige ingevolge het Wetboek van Strafvordering moeten worden opgeroepen en — ingeval van toepassing van artikel 509d van dat Wetboek — van curatoren; voorts van noodzakelijke geleiders van deze personen en van verdachten of gerekwestreerden, alsmede van met het tijdverzuim verband houdende noodzakelijke kosten.
2.
Geen vergoeding wordt toegekend voor werkzaamheden:
- a.
die deel uitmaken van een taak waarvoor een dienstverband met het Rijk bestaat;
- b.
verricht door ambtenaren van politie in diensttijd.
3.
Geen vergoeding wordt toegekend wegens tijdverzuim:
- a.
voor de tijd besteed aan werkzaamheden als bedoeld in artikel 1, eerste en derde lid;
- b.
van personen die rechtens van hun vrijheid zijn beroofd;
- c.
van personen in bezoldigde rijksdienst en van militairen in werkelijke dienst, voor zover het tijdverzuim valt in diensttijd;
- d.
van ambtenaren van politie, voor zover het tijdverzuim valt in diensttijd;
- e.
van opsporingsambtenaren, niet behorende tot de sub c en d bedoelde categorieën, voor zover het tijdverzuim voortvloeit uit een hun niet op verzoek van de verdachte of gedaagde gedaan verzoek of gegeven opdracht tot het afleggen van een verklaring in een zaak waarin zij als zodanig zijn opgetreden.
4.
Onze Minister van Justitie kan nadere regelen stellen.