Bevrijdende verweren
Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/395:395 Conclusie
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/395
395 Conclusie
Documentgegevens:
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691584:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Heeft eiser aan de vereiste verplichtingen (de waarheidsplicht van 21 Rv, de substantiëringsplicht en de bewijsaandraagplicht van art. 111 lid 3 Rv) voldaan dan geldt het volgende. De rechter blijft in contradictoire zaken afhankelijk van een te voeren bevrijdend verweer, maar hij kan bepaalde punten die in het verlengde liggen van de rechtsstrijd aan de orde stellen en daarmee verweren uitlokken; in kantonzaken mag de activiteit van de rechter ruim worden opgevat.
In verstekzaken (zowel in zaken met verplichte rechtsbijstand als in kantonzaken) wordt de vordering in beginsel toegewezen, tenzij deze de rechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt (art. 139 Rv). Het is de vraag hoever de activiteit van de rechter in verstekzaken reikt ingeval in de dagvaarding en producties van eiser aanknopingspunten zijn te vinden dat verweerder – indien hij was verschenen – een beroep op een bevrijdend verweer had kunnen doen. De rechter kan de vordering van eiser aan een nader onderzoek onderwerpen (art. 22 Rv). In kantonzaken zou de rechterlijke macht zich de rechtsbescherming van niet verschijnende verweerders - ook buiten consumentenbeschermende bepalingen - meer moeten aantrekken en ervoor kunnen zorgen dat die bescherming efficiënt en effectief wordt verzekerd; de rechter zou in dergelijke gevallen meer activiteit kunnen ontplooien. Verweerders in kantonzaken tegen wie verstek is verleend zouden een betere bescherming moeten genieten dan nu het geval is.