NJB 2023/2759
Ne bis in idem in Opiumwetzaken, art. 68 Sr: herhaling en toepassing van HR 1 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BM9102 dat het beoordelingskader bevat en de vuistregel dat een aanzienlijk verschil in de juridische aard van de feiten en/of in de gedragingen tot de slotsom kan leiden dat geen sprake is van ‘hetzelfde feit’ in de zin van artikel 68 Sr. In het specifieke geval van deze zaak kan niet worden gezegd dat de aard en de kennelijke strekking van de gedragingen zodanig verschillen dat niet sprake is van ‘hetzelfde feit’ als bedoeld in artikel 68 Sr. De Hoge Raad doet de zaak zelf af.
HR 14-11-2023, ECLI:NL:HR:2023:1559
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 november 2023
- Magistraten
Mrs. M.J. Borgers, C. Caminada, T.B. Trotman
- Zaaknummer
21/04033
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:1559, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑11‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:812, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑09‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑05‑2022
- Wetingang
Essentie
Ne bis in idem in Opiumwetzaken, art. 68 Sr: herhaling en toepassing van HR 1 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BM9102 dat het beoordelingskader bevat en de vuistregel dat een aanzienlijk verschil in de juridische aard van de feiten en/of in de gedragingen tot de slotsom kan leiden dat geen sprake is van ‘hetzelfde feit’ in de zin van artikel 68 Sr. In het specifieke geval van deze zaak kan niet worden gezegd dat de aard en de kennelijke strekking van de gedragingen zodanig verschillen dat niet sprake is van ‘hetzelfde feit’ als bedoeld in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.