NJB 2013/70
Bedrieglijke bankbreuk art. 341 Sr en bewaarplicht art. 3:15i lid 1 BW. Uit de ingevolge de bewijsmiddelen blijkende omstandigheid dat de verdachte niet heeft voldaan aan de verplichting boeken, bescheiden en gegevensdragers te voorschijn te brengen, kan in casu eveneens worden afgeleid dat de verdachte niet heeft voldaan aan de verplichting deze te bewaren
HR 04-12-2012, ECLI:NL:HR:2012:BY0226
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
4 december 2012
- Magistraten
(Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splintervan Kan en W.F. Groos)
- Zaaknummer
11/01592
- LJN
BY0226
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Insolventierecht / Faillissement
Ondernemingsrecht / Economische ordening
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2012:BY0226, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑12‑2012
ECLI:NL:HR:2012:BY0226, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑12‑2012
- Wetingang
(Sr art. 341; BW art. 3:15i lid 1)
Essentie
Bedrieglijke bankbreuk art. 341 Sr en bewaarplicht art. 3:15i lid 1 BW. Uit de ingevolge de bewijsmiddelen blijkende omstandigheid dat de verdachte niet heeft voldaan aan de verplichting boeken, bescheiden en gegevensdragers te voorschijn te brengen, kan in casu eveneens worden afgeleid dat de verdachte niet heeft voldaan aan de verplichting deze te bewaren
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld wegens bedrieglijke bankbreuk (art. 341 Sr) omdat zij – kort gezegd – in de periode van 4 juli 2007 tot 6 oktober 2007, terwijl zij in staat van faillissement was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.