Vgl. HR 17 januari 2011, ECLI:NL:HR:BU4211, HR 5 juli 2011, ECLI:NL:HR:BQ6140, NJ 2011/327.
HR, 11-11-2014, nr. 13/03459
ECLI:NL:HR:2014:3150
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-11-2014
- Zaaknummer
13/03459
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:3150, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑11‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1970, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:1970, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑09‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:3150, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0434
Uitspraak 11‑11‑2014
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht opzetheling.
Partij(en)
11 november 2014
Strafkamer
nr. 13/03459
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 15 maart 2013, nummer 23/002623-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.W. Stoet, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft bij conclusie van 2 september 2014 geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
De Advocaat-Generaal heeft naar aanleiding van deze reactie aanvullend geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen, met verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring onder 2.
2.2.
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat hij:
"op tijdstippen in de periode van 3 november 2010 tot en met 14 januari 2011 te Bussum, in elk geval in Nederland, een personenauto, merk Toyota Corolla, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist, dat het een door diefstal, in elk geval een door misdrijf verkregen goed betrof".
2.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen die zijn weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 6.
2.4.
Aangezien uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de personenauto wist dat het een door diefstal, in elk geval een door misdrijf verkregen goed betrof, zoals is bewezenverklaard, is de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.5.
Het middel slaagt.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 november 2014.
Conclusie 16‑09‑2014
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht opzetheling.
Nr. 13/03459 Zitting: 16 september 2014 | Mr. Aben Aanvullende conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het gerechtshof te Amsterdam heeft bij arrest van 15 maart 2013 de verdachte ter zake van 1. “poging tot diefstal, waarbij de schuldige de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak”, 2. “opzetheling” en 3. “diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden. Voorts heeft het hof de bewaring gelast ten behoeve van de rechthebbende van een in beslag genomen en nog niet teruggegeven personenauto.
2. Namens de verdachte heeft de verdachte beroep in cassatie ingesteld en heeft mr. M.W. Stoet, advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur één middel van cassatie voorgesteld.
3. Op 2 september 2014 heb ik een conclusie genomen in deze zaak waarin ik concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van de verdachte in zijn cassatieberoep omdat de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn een schriftuur houdende middelen heeft doen indienen. Door de raadsman van de verdachte is op 8 september 2014 een zgn. Borgersbrief ingediend waarin ik aanleiding heb gezien om aanvullend te concluderen. Hierin wordt immers terecht aangevoerd dat ingevolge art. 3 van de Algemene Termijnenwet 5 mei wordt erkend als een feestdag, zodat de termijn voor het indienen van de schriftuur van rechtswege met een dag is verlengd. Als gevolg hiervan is de schriftuur, welke op 6 mei 2014 werd ingediend, binnen de termijn ingediend, zodat de verdachte in het cassatieberoep dient te worden ontvangen.
4. Het middel klaagt over de motivering van hetgeen onder 2 is bewezenverklaard.
5. Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat hij:
“op tijdstippen in de periode van 3 november 2010 tot en met 14 januari 2011 te Bussum, in elk geval in Nederland, een personenauto, merk Toyota Corolla, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist, dat het een door diefstal, in elk geval een door misdrijf verkregen goed betrof”
6. Deze bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:
“Ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde:
1. Een proces-verbaal met nummer PL14ND 2011002506-2 van 14 januari 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] [doorgenummerde pagina's 6 tot en met 9].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één van hen):
Op vrijdag 14 januari 2011, omstreeks 03.10 uur, hielden wij, verbalisanten, op de Oud Bussummerweg te Bussum, als verdachte aan:
Verdachte
Achternaam : [achternaam verdachte]
Voornamen : [voornaam verdachte]
Geboren : [geboortedatum] 1972
Geboorteplaats/land : [geboorteplaats]
Geslacht : Man
Burgerservicenummer : [001]
Nationaliteit : Nederlandse
Adres : [a-straat 1]
Postcode plaats : [woonplaats]
GBA-nummer : [002]
Bevindingen
Op vrijdag 14 januari 2011 omstreeks 02.55 uur kwam bij de regionale meldkamer van de politie een melding binnen dat er een inbraak zou plaatsvinden in een winkelpand aan de [b-straat 1] te Bussum. Aldaar zou zijn gevestigd kledingzaak [Á].
Wij kregen tezamen met een andere surveillance-eenheid 62.02 de melding ter plaatse te gaan.
De meldkamer had telefonisch contact met de melder. Aanrijdend naar de genoemde locatie werd doorgegeven dat de dader net was weg gerend in de richting van het Wilhelminaplantsoen te Bussum.
Als signalement van de dader werd opgegeven:
- man
- kaal
- pm 40 jaar
- sportief type
- donkere kleding
- lichte sportschoenen.
Door de andere surveillance-eenheid, die inmiddels ter plaatse was op de Havenstraat werd gemeld dat het een poging inbraak betrof. De dader was niet meer aanwezig.
Direct werd door ons een onderzoek ingesteld in de directe omgeving van de Havenstraat en Wilhelminaplantsoen te Bussum.
Het was stil op straat en er werden geen personen gezien in de omgeving.
Op vrijdag 14 juli 2011 omstreeks 03.05 uur zagen wij dat op de Oud Bussumerweg, het gedeelte gelegen tussen het Wilhelminaplantsoen en de Landstraat te Bussum, een man liep die voldeed aan het opgegeven signalement.
Wij hielden de man staande en vorderden diens identiteitsbewijs ter inzage.
Blijkens navraag bij de regionale meldkamer bleek dat de genoemde man een veelpleger was en in meerdere regio's antecedenten had ter zake de artikelen 310/311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Na de cautie te hebben medegedeeld en de reden van staandehouding deelde hij mede dat:
- hij niet in Bussum bekend was,
- hij lopend was en rechtstreeks vanuit Utrecht kwam,
- hij nog naar een nabij gelegen discotheek wilde gaan,
- hij alleen was,
- hij niets wist van een inbraak of iets dergelijks.
Het viel ons verbalisanten op dat de man erg nerveus was.
Gezien het feit dat de man, bij nogmaals navraag signalement bij de regionale meldkamer, geheel voldeed aan het opgegeven signalement is de man als verdachte van genoemd feit ter plaatse aangehouden.
Voor de overbrenging van de verdachte werd een veiligheidsfouillering uitgevoerd. Het bleek dat de verdachte een autosleutel en een zogenaamde vatensleutel bij zich had. Op een daartoe strekkende vraag deelde de verdachte mede dat de vatensleutel zijn huissleutel was.
De verdachte deelde verder mede dat hij wel met de auto naar Bussum was gekomen met een vriend. Hij wist niet waar die vriend was gebleven. De auto zou hij in de directe omgeving ergens geparkeerd hebben. De auto zou van die vriend zijn. Hij zou de auto tevens hebben geleend.
(…)
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde
6. Een proces-verbaal met nummer PL14ND 2011002506-36 van 1 maart 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] [doorgenummerde pagina's 288 tot en met 291].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 28 februari 2011 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de verdachte:
V:= vraag/opmerking verbalisant
A:= antwoord/opmerking verdachte
V: Heb je de beelden gezien dan?
A: Nee, ik heb alleen foto's gezien.
V: Op de beelden zie ik jou door het beeld lopen.
A: Mag ik daar niet lopen dan.
V: Jawel, maar je zei datje er niet was.
A: Maar het mag toch. En de getuige ziet iemand met een zwarte jas. Die noemt geen bontkraag en die zit wel op mijn jas.
V: Er zijn beelden van 14 januari 2011 en 16 december 2010. Op beide zie ik jou lopen. Op 16 december kom je aanrijden met de Toyota. Jij en je maat stappen uit en lopen naar de winkel. Jij haalt dan de paaltjes uit de weg. Even later stappen jullie samen in en zie je een auto boven door beeld richting de winkel rijden. En niet veel later rijdt die auto met hoge snelheid weg.
A: Maar mag ik daar niet zijn dan?
V: Jij zegt: “Ik ben daar misschien wel geweest, maar ik heb niets met die inbraken te maken.”
Klopt dat?
A: Ja, ik heb geen strafbare feiten meer gepleegd sinds ik in Utrecht woon.
V: Hoe kwam je aan die bouwsleutel?
A: Ik ben stratenmaker. En die kan je gebruik
V: Die sleutel is heel belangrijk.
A: Nou, die sleutel past toch niet op die paaltjes.
V: Dat hoeft ook niet. Die paaltjes stonden niet op slot. Je kan ze gewoon optillen.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
7. Een proces-verbaal met nummer PL0940 2010265113-3 van 3 november 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar R.A. Koeter [doorgenummerde pagina's 209 tot en met 212].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 3 november 2010 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van aangever [betrokkene 1]:
Hij deed aangifte ter zake van diefstal van personenauto.
Tussen dinsdag 2 november 2010 te 23.00 uur en woensdag 3 november 2010 te 07.50 uur werd op de [c-straat 1], [plaats], het in de aanhef vermelde feit gepleegd.
Ik doe aangifte van diefstal van mijn auto. De auto behoorde mij geheel toe.
Tussen dinsdag 2 november 2010 23:00 uur en woensdag 3 november 2010 07:50 uur is er in mijn woning ingebroken. Hierbij zijn de autosleutels van mijn auto weggenomen. Op dinsdag 2 november 2010 heb ik mijn auto op de oprit van mijn huis geparkeerd. Ik heb de auto afgesloten en in goede staat achter gelaten.
Toen ik op woensdag 3 november 2010, omstreeks 07:50 uur, merkte dat er in mijn woning ingebroken was heb ik uit het raam gekeken en zag ik dat mijn auto verdwenen was.
De daders hebben de auto vermoedelijk weggenomen met de sleutels die zij uit mijn woning gestolen hebben.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Hierbij werd weggenomen:
Uniek goednummer: [003]
Voertuig: Personenauto
Merk/type: Toyota Toyota Corolla
Kleur: Blauw
Land: Nederland
Kenteken: [AA-00-BB]
Chassisnummer: [004]
Bouwjaar: 2004
Afgesloten: Ja
8. Een proces-verbaal met nummer PL14ND 2011002506-7 van 14 januari 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] [doorgenummerde pagina's 18 tot en met 22].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 januari 2011 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de verdachte:
V:= vraag/opmerking verbalisant
A:= antwoord/opmerking verdachte
V: Weetje nog hoe jullie gereden zijn naar Bussum?
A: Ja uh.. via Utrecht.. tot Hilversum, Amersfoort.
V: Wie reed er?
A: Hij reed. We reden.. ik heb ook nog een stukje gereden. ……….
Het laatste stukje heb ik gereden. Vandaar dat ik de autosleutels in mijn zak heb.
9. Een proces-verbaal met nummer PL14ND 2011002506-5 van 14 januari 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] [doorgenummerde pagina 33].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één van hen):
Bevindingen
Bij onderzoek zagen wij op de Oud Bussummerweg, tegenover de Visserstraat, een Toyota staan met kenteken [CC-00-DD]. Wij zagen dat de sleutel welke de verdachte (het hof begrijpt: de verdachte [verdachte]) bij zich droeg paste op deze auto. Het kenteken [CC-00-DD] is afgegeven voor een Toyota Corolla Verso aan [B] Beheer, [d-straat 1] te Rotterdam.
10. Een proces-verbaal met nummer PL14ND 201 1002506-13 van 14 januari 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] [doorgenummerde pagina 34].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Bevindingen
Naar aanleiding van de inbeslagname van een personenauto met kenteken [CC-00-DD] werd op bovengenoemde datum en tijdstip contact gezocht met de tenaamgestelde [B] Beheer BV. In het telefonisch contact dat volgde met [betrokkene 2] vertelde zij mij dat op het kenteken [CC-00-DD] meerdere CJIB-transacties waren binnengekomen uit de regio Utrecht op dagen en tijdstippen die geen betrekking konden hebben op haar of haar man.
Naar aanleiding van bovenstaande bevindingen heb ik op 14 januari 2011 het chassisnummer van het in beslag genomen voertuig gecontroleerd. Ik zag dat links op het schutbord van de auto met kenteken [CC-00-DD] een metalen plaatje zat met het volgende chassisnummer [004].
Uit navraag bij het Regionaal Informatieknooppunt van de politie Gooi en Vechtstreek bleek dat bij het bovengenoemde chassisnummer het volgende kenteken hoort: [AA-00-BB].
11. Een proces-verbaal met nummer PL140P 2011002506-15 van 16 januari 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] [doorgenummerde pagina's 261 tot en met 263].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op zaterdag 15 januari 2011 werd door mij verbalisant, als forensisch onderzoeker op verzoek van Politie Gooi en Vechtstreek een forensisch onderzoek naar sporen verricht.
Onderzoek motorvoertuig
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende bevonden en waargenomen.
Motorvoertuig:
merk: Toyota
type: Corolla Verso
kenteken: [CC-00-DD]
kleur: Blauw
chassisnummer: [004]
aantal deuren: 5
kilometerteller: 137353
Bij navraag bleek het bovengenoemde kenteken ([CC-00-DD]) bij een ander motorvoertuig te horen. Het originele kenteken was [AA-00-BB].
Opvallend was dat de aangebrachte kentekenplaten ([CC-00-DD]) thuis hoorden bij een motorvoertuig met het zelfde merk, type en kleur.
Om de versnellingspook en de handrem was een sok geplaatst.”
7. De door het hof gebezigde bewijsmiddelen houden in dat de personenauto, merk Toyota Corolla, waarin de verdachte – in elk geval – op 14 januari 2011 als bestuurder heeft gereden, in de nacht van 2 op 3 november 2010 in Woudenberg was gestolen (bewijsmiddelen 1, 6, 7, 8 en 9). De verdachte heeft verklaard dat de auto waarmee hij en zijn vriend op de dag van de aanhouding naar Bussum waren gekomen van die vriend was en dat hij de auto van hem geleend zou hebben (bewijsmiddel 1). Zonder nadere, doch ontbrekende, motivering kan uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat, zoals is bewezenverklaard, de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de Toyota Corolla “wist” dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
8. Aan het voorgaande doet niet af dat uit politieonderzoek is gebleken dat de Toyota Corolla was voorzien van een kentekenplaat die bij een ander motorvoertuig hoorde, alsmede dat om de versnellingspook en de handrem een sok was geplaatst (bewijsmiddel 10 en 11). Het is weliswaar zo dat onder omstandigheden het voorwaardelijk opzet kan zijn gelegen in het achterwege laten van toezicht of onderzoek dat van de verdachte in de omstandigheden van het geval mocht worden verwacht.1.Indien het hof deze bewijsconstructie heeft voorgestaan had het evenwel op de weg van het hof gelegen in een nadere bewijsmotivering op die omstandigheden in te gaan. Bij gebreke hiervan is de bewezenverklaring ontoereikend gemotiveerd.
9. Het middel slaagt.
10. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van het bestreden arrest aanleiding behoort te geven.
11. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof, teneinde de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen, met verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 16‑09‑2014