Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/2115 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013
Artikel 65 Financiële steun van de Unie
Geldend
Geldend vanaf 07-12-2021
- Bronpublicatie:
02-12-2021, PbEU 2021, L 435 (uitgifte: 06-12-2021, regelingnummer: 2021/2115)
- Inwerkingtreding
07-12-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-12-2021, PbEU 2021, L 435 (uitgifte: 06-12-2021, regelingnummer: 2021/2115)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
Agrarisch recht (V)
Milieurecht / Algemeen
EU-recht / Marktintegratie
Bestuursrecht algemeen / Subsidie
Overheidsfinanciën / EU-financiën
1.
De financiële steun van de Unie voor de subsidiabele kosten bedraagt niet meer dan:
- a)
75 % van de werkelijk gedane uitgaven voor interventies die verband houden met in artikel 46, punten a) tot en met f), h) en k), bedoelde doelstellingen;
- b)
75 % van de werkelijk gedane uitgaven voor investeringen in vaste activa en 50 % voor andere interventies die verband houden met de in artikel 46, punt g), bedoelde doelstelling;
- c)
50 % van de werkelijk gedane uitgaven voor interventies die verband houden met de in artikel 46, punt j), bedoelde doelstelling;
- d)
75 % van de werkelijk gedane uitgaven voor de interventietypes bedoeld in artikel 47, lid 1, punten f) en h), wanneer het operationeel programma wordt uitgevoerd in minimaal drie derde landen of niet-producerende lidstaten door producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties uit minimaal twee producerende lidstaten, of 50 % wanneer die voorwaarde niet vervuld is.
2.
De financiële steun van de Unie is beperkt tot 30 % van de waarde van de door elke producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties op de markt afgezette productie in 2023 en 2024, 15 % in 2025 en 2026 en 10 % vanaf 2027.
3.
Griekenland, Frankrijk en Italië kunnen voorzien in aanvullende financiering van de in artikel 51 bedoelde actiefondsen van maximaal 50 % van de kosten die niet door de financiële steun van de Unie worden gedekt.
4.
Griekenland, Frankrijk en Italië zorgen ervoor dat uitgaven voor de in artikel 47, lid 2, punten f), g) en h), bedoelde interventietypes niet hoger is dan een derde van de totale uitgaven uit hoofde van elk operationeel programma zoals vastgelegd in hun strategische GLB-plannen.