Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik
Artikel 20 Strafbare feiten met betrekking tot kinderpornografie
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2010
- Bronpublicatie:
25-10-2007, Trb. 2008, 58 (uitgifte: 02-04-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-11-2009, Trb. 2010, 2010/156 (uitgifte: 17-05-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Preventie
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
1.
Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn om te waarborgen dat de volgende opzettelijke gedragingen, indien wederrechtelijk gepleegd, strafbaar worden gesteld:
- a.
het vervaardigen van kinderpornografie;
- b.
het aanbieden of ter beschikking stellen van kinderpornografie;
- c.
het verspreiden of uitzenden van kinderpornografie;
- d.
het, al dan niet voor een derde, verwerven van kinderpornografie;
- e.
het in bezit hebben van kinderpornografie;
- f.
het zich, door middel van informatie- en communicatietechnologie welbewust toegang verschaffen tot kinderpornografie.
2.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het begrip ‘kinderpornografie’ verstaan elk materiaal dat een visuele weergave behelst van een kind dat betrokken is bij werkelijke of gesimuleerde expliciete seksuele gedragingen of elke afbeelding van de geslachtsorganen van een kind voor primair seksuele doeleinden.
3.
Elke Partij kan zich het recht voorbehouden het eerste lid, onderdelen a en e, gedeeltelijk of in het geheel niet toe te passen op de vervaardiging en het bezit van pornografisch materiaal:
- —
dat uitsluitend bestaat uit gesimuleerde weergaven of realistische afbeeldingen van een niet-bestaand kind;
- —
waarbij kinderen betrokken zijn die de ingevolge artikel 18, tweede lid, vastgestelde leeftijd hebben bereikt, wanneer deze beelden met hun instemming door hen zijn vervaardigd en in hun bezit zijn en uitsluitend bestemd zijn voor hun eigen gebruik.
4.
Elke Partij kan zich het recht voorbehouden het eerste lid, onderdeel f, gedeeltelijk of in het geheel niet toe te passen.