Vgl. HR 12 maart 2002, LJN AD5163, NJ 2002, 317 (r.o. 3.33).
HR, 18-01-2011, nr. 09/04890
ECLI:NL:HR:2011:BO5366
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18-01-2011
- Zaaknummer
09/04890
- Conclusie
Mr. Hofstee
- LJN
BO5366
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BO5366, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑01‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BO5366
ECLI:NL:PHR:2011:BO5366, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑11‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BO5366
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑01‑2011
Inhoudsindicatie
Aanwezigheidsrecht. Gelet op het door de AG bij het Hof overgelegd formulier is ’s Hofs oordeel dat verdachte t.t.v. de behandeling van zijn zaak niet was gedetineerd onbegrijpelijk.
18 januari 2011
Strafkamer
nr. 09/04890
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 november 2009, nummer 23/003468-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Amsterdam, locatie de Tafelbergweg" te Amsterdam.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.J. Stronks, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de beslissing van het Hof tot verstekverlening.
2.2. Bij de stukken van het geding bevinden zich:
(i) Een akte van uitreiking gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen ter terechtzitting van het Hof van 25 november 2009 inhoudende dat die dagvaarding op 21 oktober 2009 aan de verdachte - "uit anderen hoofde thans gedetineerd te Huis van Bewaring Havenstraat te Amsterdam"- in persoon is uitgereikt.
(ii) een formulier met als opschrift; "Openbaar Ministerie Ressortsparket Amsterdam" en inhoudende, na vermelding van het parketnummer en de naam van de verdachte in de onderhavige zaak:
"Controle momenten in VIPS of verdachten gedetineerd zijn:
1. Bij dagvaarden Hoger Beroep J;
2. 2 Dagen voor de zitting J;
3. Op de dag van de zitting J."
Daarbij is telkens de achter de letter J gestelde letter "N" doorgestreept, met toevoeging van een handgeschreven paraaf.
2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt het volgende in:
"De advocaat-generaal legt over een formulier waaruit blijkt dat achtereenvolgens bij het dagvaarden, 2 dagen voor de terechtzitting van heden en heden door middel van geautomatiseerde informatiesystemen (VIP) is gecontroleerd of verdachte in een Nederlandse penitentiaire inrichting verbleef, hetgeen niet het geval bleek te zijn."
2.4. Nu zich bij de stukken van het geding geen ander dan het hiervoor onder 2.2 sub (ii) genoemde formulier bevindt met betrekking tot raadpleging van de zogenoemde Verwijs Index Personen, moet het ervoor worden gehouden dat het dat formulier is dat de Advocaat-Generaal bij het Hof ter terechtzitting heeft overgelegd.
Het Hof heeft zijn in de beslissing tot verstekverlening besloten liggende oordeel dat de verdachte ten tijde van de terechtzitting in hoger beroep niet was gedetineerd klaarblijkelijk gebaseerd op de inhoud van dat formulier. Dat oordeel is gelet op die inhoud - zoals hiervoor onder 2.2 sub (ii) weergegeven - onbegrijpelijk.
2.5. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 18 januari 2011.
Conclusie 16‑11‑2010
Mr. Hofstee
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte = verzoeker]
1.
Verzoeker is bij arrest van 25 november 2009 door het gerechtshof te Amsterdam niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
2.
Namens verzoeker heeft mr. P.J. Stronks, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt dat verzoeker ten onrechte niet ontvankelijk is verklaard in zijn hoger beroep. Uit de stukken wordt, volgens de steller van het middel, niet duidelijk op welke datum verzoeker in hoger beroep is gedagvaard, zodat niet kan worden gecontroleerd of verzoeker op dat moment was gedetineerd. Voorts klaagt het middel dat ten onrechte op 25 november 2009 is geconcludeerd dat hij twee dagen voor de terechtzitting en op de dag van de terechtzitting niet gedetineerd zat, met als gevolg dat verstek is verleend en verzoeker niet in gelegenheid is geweest zijn verdediging te voeren.
4.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 november 2009 houdt onder meer het volgende in:
‘De advocaat-generaal legt over een formulier waaruit blijkt dat achtereenvolgens bij het dagvaarden, 2 dagen voor de terechtzitting van heden en heden door middel van geautomatiseerde informatiesystemen (VIP) is gecontroleerd of verdachte in een Nederlandse penitentiaire inrichting verbleef, hetgeen niet het geval bleek te zijn.’
5.
Blijkens zich in het dossier bevindende stukken is aan verzoeker op 21 oktober 2009 de dagvaarding in hoger beroep uitgereikt, terwijl verzoeker uit anderen hoofde in het huis van bewaring gedetineerd was. Voorts bevindt zich bij deze stukken een formulier waaruit kan worden opgemaakt dat tijdens de controle in VIPS is gebleken dat verzoeker twee dagen voor de zitting en op de dag van de zitting wèl was gedetineerd. Derhalve is 's hofs oordeel dat verzoeker ten tijde van de zitting, alsmede twee dagen daarvóór, niet gedetineerd was, niet begrijpelijk en had het hof niet zonder meer verstek mogen verlenen.1.
6.
Het middel slaagt.
7.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
8.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 16‑11‑2010