NJ 2015/280
Onjuiste rechtsopvatting omtrent belaging; door slachtoffer hoeft niet voorafgaand aan gedragingen van verdachte kenbaar te worden gemaakt dat contact niet gewenst is.
HR 02-06-2015, ECLI:NL:HR:2015:1447, m.nt. Redactionele aantekening
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
2 juni 2015
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, N. Jörg
- Zaaknummer
14/02574
- Conclusie
A-G mr. W.H. Vellinga
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS110587:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:1447, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑06‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:789, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑04‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑01‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑07‑2014
- Wetingang
Art. 285b Sr
Essentie
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b lid 1 Sr zijn van belang de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (vgl. HR 12 maart 2013, NJ 2013/394). De opvatting dat een in art. 285b Sr omschreven gedraging uitsluitend dan als inbreuk makend op de persoonlijke levenssfeer van een ander kan worden aangemerkt indien die ander voorafgaand ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.