Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten)
Artikel 28 ter
Geldend
Geldend vanaf 18-12-2018
- Bronpublicatie:
14-11-2018, PbEU 2018, L 303 (uitgifte: 28-11-2018, regelingnummer: 2018/1808)
- Inwerkingtreding
18-12-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-11-2018, PbEU 2018, L 303 (uitgifte: 28-11-2018, regelingnummer: 2018/1808)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Europees bestuursrecht
Informatierecht / Media
1.
Onverminderd de artikelen 12 tot en met 15 van Richtlijn 2000/31/EG zorgen de lidstaten ervoor dat onder hun bevoegdheid vallende aanbieders van videoplatforms passende maatregelen nemen om:
- a)
minderjarigen te beschermen tegen programma's, door gebruikers gegenereerde video's en audiovisuele commerciële communicatie die hun lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling kunnen aantasten, overeenkomstig artikel 6 bis, lid 1;
- b)
het algemene publiek te beschermen tegen programma's, door gebruikers gegenereerde video's en audiovisuele commerciële communicatie die aanzetten tot geweld of haat jegens een groep personen of een lid van een groep, op een van de in artikel 21 van het Handvest genoemde gronden;
- c)
het algemene publiek te beschermen tegen programma's, door gebruikers gegenereerde video's en audiovisuele commerciële communicatie met inhoud waarvan de verspreiding een activiteit inhoudt die krachtens het Unierecht een misdrijf is, met name het publiekelijk uitlokken van het plegen van een terroristisch misdrijf bepaald in artikel 5 van Richtlijn (EU) 2017/541, strafbare feiten met betrekking tot kinderpornografie bepaald in artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad (1), en strafbare feiten op het gebied van racisme en vreemdelingenhaat bepaald in artikel 1 van Kaderbesluit 2008/913/JBZ.
2.
De lidstaten zorgen ervoor dat onder hun bevoegdheid vallende aanbieders van videoplatforms voldoen aan de in artikel 9, lid 1, bedoelde voorschriften met betrekking tot audiovisuele commerciële communicatie die door deze aanbieders in de handel gebracht, verkocht en georganiseerd wordt.
De lidstaten zorgen ervoor dat onder hun bevoegdheid vallende aanbieders van videoplatforms passende maatregelen nemen om te voldoen aan de in artikel 9, lid 1, bedoelde voorschriften met betrekking tot audiovisuele commerciële communicatie die door deze aanbieders van videoplatforms niet in de handel gebracht, verkocht of georganiseerd wordt, rekening houdend met de beperkte controle van deze videoplatforms op die audiovisuele commerciële communicatie.
De lidstaten zorgen ervoor dat aanbieders van videoplatforms gebruikers duidelijk informeren indien programma's en door gebruikers gegenereerde video's audiovisuele commerciële communicatie bevatten mits die communicatie overeenkomstig lid 3, derde alinea, onder c), wordt vermeld of de aanbieder van dat feit op de hoogte is.
De lidstaten moedigen het gebruik van coregulering en de toepassing van zelfregulering aan middels gedragscodes als bepaald in artikel 4 bis, lid 1, teneinde de blootstelling van kinderen aan audiovisuele commerciële communicatie over voedingsmiddelen en dranken die voedingsstoffen bevatten, en stoffen met nutritionele en fysiologische effecten, met name vetten, transvetzuren, zout of natrium en suikers, waarvan een buitensporig gebruik in het algehele voedingspatroon niet aanbevolen is, daadwerkelijk te verminderen. Via dergelijke gedragscodes moet ervoor worden gezorgd dat in deze audiovisuele commerciële communicatie geen nadruk wordt gelegd op de positieve kwaliteit van de nutritionele aspecten van dergelijke voedingsmiddelen en dranken.
3.
Voor de toepassing van de leden 1 en 2 worden de passende maatregelen bepaald aan de hand van de aard van de desbetreffende inhoud, de schade die deze inhoud kan berokkenen, de kenmerken van de te beschermen categorie personen alsmede de in het geding zijnde rechten en gerechtvaardigde belangen, waaronder die van de aanbieders van videoplatforms en de gebruikers die de inhoud hebben gecreëerd of geüpload, alsmede het algemeen belang.
De lidstaten zorgen ervoor dat alle onder hun bevoegdheid vallende aanbieders van videoplatforms passen dergelijke maatregelen toepassen. Die maatregelen zijn uitvoerbaar en proportioneel, rekening houdend met de omvang van de videoplatformdienst en de aard van de verleende dienst. Die maatregelen leiden niet tot eventuele controlemaatregelen vooraf of filtering bij het uploaden van inhoud die niet voldoen aan artikel 15 van Richtlijn 2000/31/EC[lees: 2000/31/EG]. Ter bescherming van minderjarigen, als bedoeld in lid 1, onder a), van dit artikel, gelden voor de meest schadelijke inhoud de meest strikte toegangscontrolemaatregelen.
Die maatregelen omvatten naargelang het geval:
- a)
opnemen en toepassen, in de voorwaarden van de videoplatformdiensten, van de in lid 1 bedoelde voorschriften;
- b)
opnemen en toepassen in de voorwaarden van de videoplatformdiensten, van de in artikel 9, lid 1 bedoelde voorschriften inzake audiovisuele commerciële communicatie die door de aanbieders van videoplatformdiensten niet in de handel gebracht, verkocht of georganiseerd wordt;
- c)
beschikken over een functie waarmee gebruikers die door gebruikers gegenereerde video's uploaden, kunnen verklaren of die video's audiovisuele commerciële communicatie bevatten, voor zover zij zulks weten of redelijkerwijs zouden kunnen weten;
- d)
tot stand brengen en gebruiken van transparante en gebruiksvriendelijke mechanismen waarmee gebruikers van een videoplatform de in lid 1 bedoelde, op het platform van de betrokken aanbieder van videoplatforms aangeboden inhoud bij die aanbieder kunnen rapporteren of markeren;
- e)
tot stand brengen en gebruiken van systemen waarmee aanbieders van videoplatforms aan de gebruikers ervan kunnen uitleggen welk gevolg er is gegeven aan de in onder d) genoemde rapportage en markeringen;
- f)
tot stand brengen en gebruiken van systemen voor leeftijdscontrole van gebruikers van videoplatforms met betrekking tot inhoud die de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen kan aantasten;
- g)
tot stand brengen en gebruiken van gemakkelijk te bedienen systemen waarmee de gebruikers van videoplatforms een beoordeling van de in lid 1 bedoelde inhoud kunnen geven;
- h)
ter beschikking stellen van systemen voor ouderlijk toezicht die door de eindgebruiker worden beheerd met betrekking tot inhoud die de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen kan aantasten;
- i)
tot stand brengen en gebruiken van transparante, gemakkelijk te gebruiken en doeltreffende procedures voor de behandeling en afhandeling van klachten van de gebruikers bij de aanbieder van videoplatforms omtrent de uitvoering van de onder d) tot en met h) genoemde maatregelen;
- j)
voorzien in doeltreffende maatregelen en instrumenten op het gebied van mediageletterdheid en vergroten van de bekendheid van gebruikers met die maatregelen en instrumenten.
Door aanbieders van videoplatforms op grond van de derde alinea, onder f) en h), verzamelde of op andere wijze gegenereerde persoonsgegevens van minderjarigen, worden niet verwerkt voor commerciële doeleinden, zoals direct marketing, profilering en op gedrag gerichte reclame.
4.
Voor de uitvoering van de in de leden 1 en 3 van dit artikel genoemde maatregelen moedigen de lidstaten het gebruik aan van coregulering overeenkomstig artikel 4 bis, lid 1.
5.
De lidstaten stellen de nodige mechanismen vast om de geschiktheid van de door de aanbieders van videoplatforms getroffen maatregelen, die zijn bedoeld in lid 3, te beoordelen. De lidstaten belasten de nationale regulerende instanties of organen met de beoordeling van die maatregelen.
6.
De lidstaten kunnen aanbieders van videoplatforms maatregelen opleggen die gedetailleerder of strenger zijn dan de in lid 3 van dit artikel genoemde maatregelen. Bij de vaststelling van die maatregelen voldoen de lidstaten aan de in het toepasselijke Unierecht vastgestelde voorschriften, zoals de voorschriften van de artikelen 12 tot en met 15 van Richtlijn 2000/31/EG of artikel 25 van Richtlijn 2011/93/EU.
7.
De lidstaten waarborgen dat mechanismen beschikbaar zijn voor buitengerechtelijke beslechting van geschillen tussen gebruikers en aanbieders van videoplatforms wat betreft de toepassing van de leden 1 en 3. Door middel van deze mechanismen is het mogelijk geschillen op onpartijdige wijze te beslechten en zij ontnemen de gebruiker niet het recht op juridische bescherming overeenkomstig het nationaal recht.
8.
De lidstaten zien erop toe dat gebruikers hun rechten met betrekking tot aanbieders van videoplatforms op grond van de leden 1 en 3 voor een gerechtelijke instantie kunnen laten gelden.
9.
De Commissie moedigt aanbieders van videoplatforms aan beste praktijken inzake de in lid 4 bedoelde gedragscodes op basis van coregulering te delen.
10.
De lidstaten en de Commissie kunnen zelfregulering door middel van de in artikel 4 bis, lid 2, bedoelde Uniegedragscodes stimuleren.
Voetnoten
Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (PB L 335 van 17.12.2011, blz. 1).