Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten)
Artikel 9
Geldend
Geldend vanaf 18-12-2018
- Bronpublicatie:
14-11-2018, PbEU 2018, L 303 (uitgifte: 28-11-2018, regelingnummer: 2018/1808)
- Inwerkingtreding
18-12-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-11-2018, PbEU 2018, L 303 (uitgifte: 28-11-2018, regelingnummer: 2018/1808)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Europees bestuursrecht
Informatierecht / Media
1.
De lidstaten zien erop toe dat audiovisuele commerciële communicatie door onder hun bevoegdheid vallende aanbieders van mediadiensten aan de volgende voorschriften voldoet:
- a)
zij is gemakkelijk als zodanig herkenbaar; audiovisuele commerciële communicatie in de vorm van sluikreclame is verboden;
- b)
er worden geen subliminale technieken gebruikt;
- c)
zij mag niet:
- i)
de menselijke waardigheid aantasten;
- ii)
enige vorm van discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, nationaliteit, godsdienst of levensbeschouwing, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid bevatten of bevorderen;
- iii)
aansporen tot gedrag dat schadelijk is voor de gezondheid of veiligheid;
- iv)
aansporen tot gedrag dat in hoge mate schadelijk is voor het milieu;
- d)
elke vorm van audiovisuele commerciële communicatie over sigaretten en andere tabaksproducten, alsook over elektronische sigaretten en navulverpakkingen is verboden;
- e)
audiovisuele commerciële communicatie over alcoholische dranken mag niet specifiek gericht zijn tot minderjarigen en mag niet tot overmatig gebruik van dergelijke dranken aanzetten;
- f)
audiovisuele commerciële communicatie over geneesmiddelen en medische behandelingen die alleen op doktersvoorschrift verkrijgbaar zijn in de lidstaat onder wiens bevoegdheid de aanbieder van mediadiensten valt, is verboden;
- g)
audiovisuele commerciële communicatie mag minderjarigen geen lichamelijke, geestelijke of morele schade berokkenen; derhalve mag zij minderjarigen er niet rechtstreeks toe aanzetten om een product of dienst te kopen of te huren door te profiteren van hun onervarenheid of goedgelovigheid, mag zij hen niet rechtstreeks aanmoedigen om hun ouders of anderen te overreden de aangeprezen goederen of diensten te kopen, mag zij het bijzondere vertrouwen dat minderjarigen in ouders, leerkrachten of andere personen stellen niet uitbuiten, en mag zij niet ongegrond minderjarigen in gevaarlijke situaties tonen.
2.
Audiovisuele commerciële communicatie voor alcoholische dranken in audiovisuele mediadiensten op aanvraag, uitgezonderd sponsoring en productplaatsing, moet aan de criteria van artikel 22 voldoen.
3.
De lidstaten moedigen het gebruik van coregulering en het stimuleren van zelfregulering aan middels gedragscodes als bedoeld in artikel 4 bis, lid 1, ten aanzien van ongeschikte audiovisuele commerciële communicatie over alcoholische dranken. Met die codes wordt beoogd de blootstelling van minderjarigen aan audiovisuele commerciële communicatie over alcoholische dranken daadwerkelijk te verminderen.
4.
De lidstaten moedigen het gebruik van coregulering en het stimuleren van zelfregulering aan middels gedragscodes als bedoeld in artikel 4 bis, lid 1, ten aanzien van ongeschikte audiovisuele commerciële communicatie die kinderprogramma's vergezelt of daarvan deel uitmaakt, voor voedingsmiddelen en dranken die voedingsstoffen en andere stoffen met nutritionele en fysiologische effecten bevatten, met name vetten, transvetzuren, zout of natrium en suikers, waarvan een buitensporig gebruik in het algehele voedingspatroon niet aanbevolen is.
Met die codes wordt beoogd de blootstelling van kinderen aan audiovisuele commerciële communicatie over dergelijke voedingsmiddelen en dranken daadwerkelijk te verminderen. Met die codes wordt er tevens voor gezorgd dat audiovisuele commerciële communicatie de positieve kwaliteit van dergelijke voedingsmiddelen en dranken niet benadrukt.
5.
Voor de toepassing van dit artikel kunnen de lidstaten en de Commissie zelfregulering door middel van de in artikel 4 bis, lid 2, bedoelde Uniegedragscodes stimuleren.