Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten)
Artikel 11
Geldend
Geldend vanaf 18-12-2018
- Bronpublicatie:
14-11-2018, PbEU 2018, L 303 (uitgifte: 28-11-2018, regelingnummer: 2018/1808)
- Inwerkingtreding
18-12-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-11-2018, PbEU 2018, L 303 (uitgifte: 28-11-2018, regelingnummer: 2018/1808)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Europees bestuursrecht
Informatierecht / Media
1.
Dit artikel is uitsluitend van toepassing op programma's die na 19 december 2009 zijn geproduceerd.
2.
Productplaatsing is toegestaan in alle audiovisuele mediadiensten, behalve in nieuws- en actualiteitenprogramma's, programma's over consumentenzaken, religieuze programma's en kinderprogramma's.
3.
Programma's die productplaatsing bevatten, voldoen aan de volgende voorschriften:
- a)
de inhoud en de programmering ervan in een schema, in het geval van televisie-uitzendingen, of de opneming ervan in een catalogus, in het geval van audiovisuele mediadiensten op aanvraag, worden nooit zodanig beïnvloed dat de verantwoordelijkheid en de redactionele onafhankelijkheid van de aanbieder van mediadiensten worden aangetast;
- b)
zij sporen niet rechtstreeks aan tot aankoop of huur van goederen of diensten, in het bijzonder door specifieke aanprijzing van die goederen of diensten;
- c.
het betrokken product krijgt geen overmatige aandacht;
- d.
de kijker wordt door een geschikte aanduiding duidelijk gewezen op de aanwezigheid van productplaatsing, en wel aan het begin en aan het eind van het programma, alsook wanneer een programma na een reclamepauze wordt hervat, zulks teneinde te voorkomen dat de kijker in verwarring wordt gebracht.
De lidstaten mogen bij wijze van afwijking afzien van de onder d) genoemde voorschriften, behalve voor programma's die door een aanbieder van mediadiensten of door een aan die aanbieder van mediadiensten verbonden onderneming geproduceerd of besteld zijn.
4.
Programma's mogen in geen geval productplaatsing bevatten:
- a)
voor sigaretten en andere tabaksproducten, alsmede elektronische sigaretten en navulverpakkingen, of productplaatsing van ondernemingen waarvan de voornaamste activiteit bestaat in de vervaardiging of verkoop van die producten;
- b)
voor specifieke geneesmiddelen of medische behandelingen die alleen op voorschrift beschikbaar zijn in de lidstaat onder wiens bevoegdheid de aanbieder van mediadiensten valt.