BR 2017/17
Schadeloosstelling bij onteigening vanwege de aanwezigheid van bodembestanddelen. (Beuningen)
HR 02-12-2016, ECLI:NL:HR:2016:2741, m.nt. H. Zeilmaker en J.W.M. Hagelaars
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
2 december 2016
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek en C.E. du Perron
- Zaaknummer
15/02082
- Noot
H. Zeilmaker en J.W.M. Hagelaars
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS925501:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2741, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 02‑12‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:497, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑06‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑06‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑04‑2015
- Wetingang
(Art. 40b lid 2, art. 40c Onteigeningswet)
Essentie
Schadeloosstelling bij onteigening vanwege de aanwezigheid van bodembestanddelen. (Beuningen)
Samenvatting
Als de te onteigenen grond bruikbare bodembestanddelen bevat die deze grond aantrekkelijker maakt dan andere gronden, dient deze eigenschap bij de waardebepaling in aanmerking te worden genomen, tenzij de aanwending van de grond winning van de bodembestanddelen uitsluit (vgl. o.m. HR 28 juni 1989, ECLI:NL:HR:1989:AD0839, NJ 1990/285, en HR 14 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4378, NJ 2003/150 (Noord-Holland/ […] )). Een en ander geldt ook als het de eigenaar op grond van de wettelijke voorschriften terzake niet is toegestaan om de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.