Renteaftrekbeperkingen in de vennootschapsbelasting
Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/6.2.3:6.2.3 Schuldig gebleven kapitaalstortingen en dividenduitkeringen
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/6.2.3
6.2.3 Schuldig gebleven kapitaalstortingen en dividenduitkeringen
Documentgegevens:
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS592228:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Een ander voorbeeld van een kasrondje in de jurisprudentie is HR 10 maart 1993, BNB 1993/197.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Bij het opzetten van structuren die renteaftrek creëren om de Nederlandse belastinggrondslag te eroderen, werd niet alleen gebruikgemaakt van ‘interne verhangingen’. Ook op andere manieren werden (aftrekbare) rentestromen op gang gebracht, zoals door schuldig gebleven dividenduitkeringen. Door een schuldig gebleven dividenduitkering stelt een vennootschap een dividend betaalbaar aan haar aandeelhouder, maar dit dividend wordt niet feitelijk uitgekeerd zodat er een schuldverhouding ontstaat tussen de aandeelhouder en de dochtervennootschap. Een dergelijke structuur is voor een belastingplichtige vooral interessant indien hij winstgevend is en de rentelasten de belastinggrondslag verminderen, terwijl de renteontvanger niet of laag wordt belast voor de ontvangen rentebaten, dan wel over compensabele verliezen beschikt die anders vrijwel niet effectief zouden kunnen worden verrekend. Een variant op dit thema is dat er niet feitelijk wordt schuldig gebleven, maar dat het uitgekeerde dividend onmiddellijk weer wordt teruggeleend van de aandeelhouder (kasrondje). Een voorbeeld van zo’n kasrondje is HR 10 maart, BNB 1993/194, waarin de rente overigens wel in aftrek werd toegelaten, omdat was komen vast te staan dat de naar Antilliaans recht opgerichte crediteur feitelijk was gevestigd in Nederland.1