Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking)
Rb. Oost-Brabant, 29-08-2019, nr. 6771233 / 18-2417
ECLI:NL:RBOBR:2019:5010
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
29-08-2019
- Zaaknummer
6771233 / 18-2417
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Vervoersrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2019:5010, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 29‑08‑2019; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Op tegenspraak, Beschikking)
- Vindplaatsen
JBPr 2020/35 met annotatie van Barbiers, D.L.
Uitspraak 29‑08‑2019
Inhoudsindicatie
Luchtvaartzaak, compensatie voor vertraagde vlucht, lastgeving ter incasso of cessie? Cessieverbod in algemene voorwaarden niet onredelijk bezwarend, (incident tot) tussenkomst v.d. passagiers.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats Eindhoven
Civiel Recht
Zaaknummer : 6771233
Rolnummer : 18-2417
Uitspraak : 29 augustus 2019
in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van Hong Kong Airhelp Limited,
gevestigd te Hong Kong,
eiseres in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. H. Yildiz te Amsterdam,
tegen:
de vennootschap naar buitenlands recht Ryanair DAC,
gevestigd te Swords, Co. Dublin, Ierland,
gedaagde in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers, Dirkzwager advocaten & notarissen N.V.
en in de zaak van:
1. [Passagier A] ,
2. [Passagier B],
beiden wonende te [woonplaats] , België,
eisers in het incident tot tussenkomst,
gemachtigde: mr. H. Yildiz te Amsterdam,
tegen:
de vennootschap naar buitenlands recht Ryanair DAC,
gevestigd te Swords, Co. Dublin, Ierland,
verweerster in het incident,
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers, Dirkzwager advocaten & notarissen N.V.
1. Het verloop van het geding
1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
- de dagvaarding, met producties;
- de conclusie van antwoord, met productie;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek,
- het tussenvonnis d.d. 1 november 2018;
- de incidentele conclusie tot voorwaardelijke voeging althans tussenkomst d.d. 30 januari 2019 zijdens eisers in het incident;
- het pleidooi d.d. 8 februari 2019, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt met daaraan gehecht de pleitnotities van beide gemachtigden;
- de akte na pleidooi, tevens conclusie van antwoord in het incident, zijdens gedaagde in de hoofdzaak, tevens verweerster in het incident;
- de akte zijdens eiseres in de hoofdzaak en eisers in het incident d.d. 9 mei 2019;
- de akte na pleidooi zijdens gedaagde d.d. 9 mei 2019.
Partijen in de hoofdzaak worden hierna "Airhelp" en "Ryanair" genoemd.
Partijen in het incident worden hierna "Passagiers" en "Ryanair" genoemd.
2. De feiten
Tussen partijen staat, voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende vast.
a.Airhelp houdt zich bezig met het verzorgen en indienen van claims van passagiers die compensatie van luchtvaartmaatschappijen verlangen ter zake geannuleerde of vertraagde vluchten.
b.De Passagiers hadden een vlucht geboekt voor 14 augustus 2017 om 09:50 uur met vlucht FR2576 van Eindhoven, Nederland naar Malaga, Spanje.
c.De vlucht is met een vertraging van meer dan drie uur in Malaga aangekomen.
3. Het geschil in de hoofdzaak
3.1.
Airhelp stelt het volgende.
De Passagiers hebben ingevolge EU-Verordening 261/04 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie (hierna: HvJ EU) jegens Ryanair aanspraak op compensatie in de vorm van gefixeerde schadevergoeding voor de vertraagde vlucht. Aan Airhelp is door de Passagiers een last tot incasso gegeven. Ondanks aanmaning en sommatie weigert Ryanair de hoofdsom van € 800,00 te betalen. Ryanair is daarom tevens de wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht en buitengerechtelijke kosten (van
€ 120,00) verschuldigd.
3.2.
Op voormelde gronden vordert Airhelp veroordeling van Ryanair bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 920,00, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf datum vlucht tot aan de dag der voldoening, een en ander met veroordeling van Ryanair in de proceskosten, waaronder begrepen de kosten voor betekening in het buitenland en vertaalkosten.
3.3.
Ryanair heeft, samengevat, het volgende verweer gevoerd:
primair
Airhelp is niet ontvankelijk in haar vorderingen, omdat artikel 15.4.2. van de algemene voorwaarden van Ryanair die van toepassing zijn op de luchtvervoersovereenkomst tussen haar en de Passagiers, bepaalt dat vorderingsrechten als de onderhavige door de Passagiers niet mogen worden overgedragen aan derden.
subsidiair
Er is sprake van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Bij de uitvoering van de vlucht in kwestie trad een onverwacht vliegveiligheidsprobleem op in de vorm van een technisch mankement. De linkerdeur van het toestel bleek beschadigd.
In die situatie is sprake van een gebeurtenis waarover Ryanair geen controle heeft en die is aan te merken als een buitengewone omstandigheid. Zij heeft de deur zo spoedig mogelijk door een monteur laten repareren op de luchthaven van Eindhoven. Zij heeft zelfs met inzet van alle redelijke maatregelen niet kunnen voorkomen dat de buitengewone omstandigheid tot vertraging van de vlucht leidde. Zij hoeft de gevorderde compensatie dus niet te betalen.
meer subsidiair
De buitengerechtelijke kosten zijn niet verschuldigd of moeten in elk geval worden gematigd. De gestelde incassowerkzaamheden rechtvaardigen niet een afzonderlijke vergoeding. Ook de andere kosten zijn niet verschuldigd.
3.4.
Primair concludeert Ryanair daarom tot niet-ontvankelijkverklaring van Airhelp. Subsidiair moeten de vorderingen worden afgewezen en bij toewijzing van de hoofdsom moeten de overige vorderingen worden afgewezen dan wel gematigd. In beide gevallen moet Airhelp in de proceskosten worden veroordeeld.
4. Het geschil in het incident
4.1.
De Passagiers stellen, samengevat, het volgende.
Voor het geval Airhelp in de hoofdzaak niet ontvankelijk is of haar vordering wordt afgewezen verzoeken zij op de voet van artikel 217 Rv in het geding te mogen tussenkomen of zich te mogen voegen. Zij hebben hier belang bij teneinde op die wijze hun recht op compensatie veilig te stellen. Als Airhelp niet ontvankelijk wordt verklaard of haar vordering wordt afgewezen zullen zij immers, voor zover dat nog mogelijk is, alsnog zelf een procedure aanhangig moeten maken. Bovendien zal dit leiden tot vertraging waar geen van partijen bij gebaat is.
4.2.
Op voormelde gronden vorderen de Passagiers voorwaardelijk, namelijk voor het geval het primaire verweer van Ryanair in de hoofdzaak slaagt, hen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, toe te laten in de procedure als voegende dan wel tussenkomende partij.
4.3.
Ryanair heeft zich, samengevat, als volgt verweerd.
Niet (voldoende) is gebleken dat Airhelp, althans mr. Yildiz, althans Weiss Legal door de Passagiers is gemachtigd om een incidentele vordering in te stellen. Alleen al om die reden moet die vordering worden afgewezen.
Subsidiair geldt, dat de vordering gelet op artikel 218 Rv te laat is ingediend. Bovendien zijn de Passagiers in het geval van voeging aan de zijde van Airhelp of in het geval van tussenkomst niet ontvankelijk, omdat zij niet zelf een vordering jegens Ryanair hebben ingesteld. Tot slot staan de eisen van een goede procesorde aan toewijzing van de incidentele vordering in de weg. Ryanair concludeert daarom tot niet ontvankelijkheid van de Passagiers in hun voorwaardelijke incidentele vordering dan wel tot afwijzing daarvan.
5. De beoordeling in de hoofdzaak tussen Airhelp en Ryanair
5.1.
Omdat de incidentele vordering is ingesteld voor het geval Airhelp in de hoofdzaak niet ontvankelijk is of haar vordering wordt afgewezen, zal eerst het geschil in de hoofdzaak worden beoordeeld.
bevoegdheid
5.2.
Op grond van artikel 7 lid 1 sub b tweede streepje EEX-Vo ("herschikt")1.is de kantonrechter bevoegd van de vordering kennis te nemen. Dat volgt ook uit de uitspraak van het Europese Hof van Justitie van de EG/EU, 09-07-2009, C-204/08 (Rehder-arrest, LJN: BJ2979), waarin is bepaald dat in het geval van luchtvervoer van personen van een lidstaat naar een andere lidstaat op grond van een overeenkomst die is gesloten met één enkele luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, het gerecht dat bevoegd is om kennis te nemen van een vordering tot compensatie gebaseerd op die vervoerovereenkomst en Verordening EG (261/2004), naar keuze van eiser het gerecht is in het rechtsgebied waarin zich de plaats van vertrek of de plaats van aankomst van het vliegtuig bevindt, zoals deze plaatsen in die overeenkomst zijn overeengekomen.
De kantonrechter te Eindhoven is de relatief bevoegde rechter nu de overeengekomen plaats van vertrek Eindhoven was.
lastgeving?
5.3.
Ryanair voert primair aan, dat Airhelp niet ontvankelijk is in haar vordering, omdat eventuele compensatierechten toekomen aan de Passagiers en de Passagiers hun vorderingsrechten krachtens de op de vervoersovereenkomst toepasselijke algemene voorwaarden niet kan overdragen aan een derde.
Airhelp heeft dit betwist door erop te wijzen dat geen sprake is van overdracht (cessie), maar van een lastgevingsovereenkomst als bedoeld in art. 7:414 lid 2 BW, inhoudende dat de eigendom van de vordering en het vorderingsrecht bij de Passagiers berust en Airhelp alle handelingen krachtens lastgeving door de Passagiers verricht (zogenoemde "cessie ter incasso").
5.4.
De kantonrechter stelt vast, dat de Passagiers een volmacht (producties 2-d en 2-e bij dagvaarding) hebben ondertekend met daarop vermeld de naam van de passagiers en het vluchtnummer en met onder meer de volgende inhoud:
"De klant [= de passagiers, kantonrechter] verklaart hierbij dat AirHelp de volledige eigendom en juridische titel heeft van zijn/haar claim op grond van Verordening (EG) 261/2004 en het Verdrag van Montreal (1999) met betrekking tot de bovenstaande geopereerde vlucht(en) geïdentificeerd door het boekingsnummer op grond van de algemene voorwaarden.
(...)
Indien de opdracht op grond van deze volmacht om welke reden dan ook ongeldig wordt verklaard, zal deze volmacht gezien worden als een machtiging van de klant naar AirHelp, op grond waarvan AirHelp exclusieve bevoegdheid wordt verleend, met volledig recht van substitutie, om:
- de klant wettelijk te vertegenwoordigen tegenover derden met betrekking tot de claim;
(...);
- elke vorm van onderhandelen te initiëren, uit te voeren en te ondernemen van zowel juridische -gerechtelijke en buitengerechtelijke- passende maatregelen om de claim van de klant te innen van de uitvoerende luchtvaartmaatschappij;
- namens de klant betalingen met betrekking tot de claim te innen en te ontvangen."
5.5.
Partijen twisten over de uitleg van bovengenoemde bepalingen. Airhelp betoogt dat de volmacht als een lastgevingsovereenkomst in de zin van artikel 7:414 lid 2 BW beschouwd moet worden. Zij wijst in dit verband op het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 juni 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:4488. Volgens Airhelp heeft zij de Passagiers niet betaald om hun vordering over te kopen. Op grond van de lastgevingsovereenkomst berust het vorderingsrecht bij de Passagiers en Airhelp verricht alle handelingen in opdracht van de Passagiers waarbij zij in eigen naam of in naam van de Passagiers kan procederen. Voor het geval de kantonrechter oordeelt dat met de volmacht beoogd was de vordering van de Passagiers in eigendom over te dragen aan Airhelp en Ryanair zich daarnaast met succes kan beroepen op het cessieverbod in haar algemene voorwaarden, verzoekt Airhelp om rectificatie van de partijaanduiding in de dagvaarding. Volgens Airhelp is in dat geval sprake van een duidelijke vergissing die ook voor Ryanair kenbaar was. Ryanair wordt door rectificatie niet benadeeld, aldus Airhelp.
5.6.
Volgens Ryanair volgt uit de geciteerde bepalingen dat de Passagiers de volledige eigendom van de vordering aan Airhelp hebben overgedragen. Zij wijst op de eerste hierboven onder 5.4. geciteerde alinea van de volmacht. Airhelp en de Passagiers hebben hiermee overdracht (cessie) van de claim beoogd. Daarnaast is in het formulier bepaald dat, indien de overdracht niet geldig wordt verklaard, de Passagiers aan Airhelp volmacht geven. Ryanair wijst erop dat in artikel 1.6 van de algemene voorwaarden van Airhelp volmacht als volgt wordt gedefinieerd:
“1.6 “Volmacht”: het document, waarmee de Cliënt, met inachtneming van de algemene voorwaarden daarin, de eigendom van de Claim overdraagt aan Airhelp”.
Dit betekent volgens Ryanair dat de Passagiers ook in geval van volmacht de eigendom van de vordering overdragen aan Airhelp.
5.7.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
5.7.1.
De vraag hoe in een schriftelijke overeenkomst de verhoudingen tussen partijen geregeld zijn, kan niet alleen worden beantwoord op grond van een zuiver taalkundige uitleg. Het komt aan op de bedoeling die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en wat zij over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Deze uitleg staat bekend als de Haviltex-norm. Van belang is in de onderhavige kwestie dat Ryanair geen partij was bij de totstandkoming van de hierboven in 5.4. geciteerde volmacht. Indien een overeenkomst of een regeling naar haar aard bestemd is om de rechtspositie van derden te beïnvloeden, zonder dat die derden invloed hebben op de inhoud of formulering van die tekst, dient de zogenoemde CAO-norm toegepast te worden bij de uitleg van die tekst. Dit houdt in dat voor de uitleg de bewoordingen van de tekst, gezien in het licht van de gehele tekst, in beginsel van doorslaggevende betekenis zijn. Tussen beide uitlegnormen (Haviltex en CAO) bestaat geen tegenstelling, maar een vloeiende overgang, zo blijkt uit de uitspraak van de Hoge Raad van 20 februari 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO1427, DSM/Fox). De gemeenschappelijke grondslag van beide normen is dat bij de uitleg van een schriftelijk contract, telkens alle omstandigheden van het concrete geval een beslissende betekenis hebben. Daarbij dient de uitleg gewaardeerd te worden aan de hand van de redelijkheid en billijkheid.
5.7.2.
Vast staat dat, anders dan in het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 juni 2018 waarnaar Airhelp heeft verwezen, de Passagiers in dit geval niet als eisende partij optreden.
Daarnaast volgt uit de tekst van het volmachtformulier niet dat de Passagiers aan Airhelp een last hebben verleend om de betreffende vordering in eigen naam te innen. Integendeel, de bewoordingen van het formulier laten er geen misverstand over bestaan dat de vordering van de Passagiers in eigendom wordt overgedragen aan Airhelp. Daarnaast wordt in aanmerking genomen dat Airhelp in de dagvaarding - in tegenstelling tot hetgeen zij bij repliek naar voren heeft gebracht - uitdrukkelijk heeft gesteld dat de Passagiers hun vordering hebben overgedragen aan Airhelp en dat directe betaling aan de Passagiers de luchtvaartmaatschappij niet bevrijdt van betaling aan Airhelp. Deze stellingen in de dagvaarding zijn ook in overeenstemming met de artikelen 1.6, 2.6 en 3.8 van de tussen de Passagiers en Airhelp geldende algemene voorwaarden. Uit die artikelen volgt onomstotelijk, dat een door de Passagiers gegeven volmacht een eigendomsoverdracht (cessie) van de claim van de Passagiers aan Airhelp impliceert. Overigens stelt Airhelp bij repliek (randnummer 1.4) wederom dat "eisers" (en dat is zij zelf) de rechthebbende op de vordering is.
Tegen de achtergrond van zowel de inhoud van het volmachtformulier als de stellingen van Airhelp in de processtukken moet de conclusie zijn dat geen sprake is van een lastgevingsovereenkomst zoals Airhelp heeft betoogd, maar van een overdracht van de vordering van de Passagiers aan Airhelp.
5.8.
Het subsidiaire verzoek van Airhelp tot rectificatie, in die zin dat de partijaanduiding van Airhelp als eisende partij zou moeten worden vervangen door die van de Passagiers als eisende partij, wordt afgewezen. Anders dan Airhelp betoogt, was voor Ryanair niet kenbaar dat vanaf het moment van betekening van de dagvaarding sprake was van een vergissing. Nu Airhelp in de dagvaarding met zoveel woorden en onderbouwd met de producties 2-d en 2-e heeft gesteld, dat de Passagiers hun op de Verordening gebaseerde claim hebben overgedragen aan Airhelp, behoefde Ryanair niet te begrijpen dat sprake was van een vergissing en dat de dagvaarding is uitgebracht op verzoek van de Passagiers. Juist een tegenovergestelde uitleg (de Passagiers hebben kennelijk hun vorderingsrecht verkocht en overgedragen aan Airhelp en zijn niet langer betrokken bij de procedure) ligt meer voor de hand.
geldigheid cessie
5.9.
Vervolgens moet worden beoordeeld of sprake is van een geldige overdracht (cessie). Ryanair meent dat daarvan geen sprake is en beroept zich daarbij op artikel 15.4.2. van de op de vervoersovereenkomst toepasselijke Algemene Voorwaarden, waarin een beding van niet-overdraagbaarheid van vorderingen (hierna ook te noemen: het cessieverbod) is opgenomen. Dit beding heeft zowel goederenrechtelijke als verbintenisrechtelijke werking, aldus Ryanair.
Airhelp heeft hiertegen aangevoerd, dat het cessieverbod de rechten van de Passagiers op ontoelaatbare wijze beperkt en dat niet vaststaat dat artikel 15.4.2. was opgenomen in de algemene voorwaarden die van toepassing waren toen de overeenkomst tussen de Passagiers en Ryanair is gesloten, terwijl evenmin vaststaat dat Ryanair heeft voldaan aan haar informatieverplichting.
5.10.
Wat betreft de toepasselijkheid van (artikel 15.4.2. van) de algemene voorwaarden van Ryanair wordt het volgende overwogen.
Door Ryanair is bij akte na pleidooi onweersproken gesteld, dat artikel 15.4.2. sedert 16 juni 2016 onafgebroken in haar algemene voorwaarden opgenomen is geweest, ondanks dat deze voorwaarden sedertdien op andere punten enkele malen zijn gewijzigd. Ryanair heeft voorts onweersproken gesteld, dat de boeking van de Passagiers dateert van ná 16 juni 2016, dat het boekingsproces niet kan worden afgerond zonder akkoord te zijn gegaan met toepasselijkheid van de algemene voorwaarden en dat deze voorwaarden desgewenst digitaal kunnen worden opgeslagen en vervolgens uitgeprint. Daarmee heeft Ryanair in voldoende mate aan haar informatieverplichting voldaan en wordt er hierna van uitgegaan dat artikel 15.4.2. van de algemene voorwaarden van toepassing is op de vervoersovereenkomst tussen de Passagiers en Ryanair.
5.11.
Vaststaat dat Airhelp geen partij is bij die vervoersovereenkomst maar moet worden aangemerkt als (beoogd) cessionaris. Los van de beoordeling van de vraag of de vordering tot compensatie van de Passagiers rechtsgeldig aan Airhelp is overgedragen, heeft Airhelp het recht zich ten aanzien van het cessieverbod op de vernietigingsgrond van artikel 6:233 BW te beroepen, welk recht is verkregen als een "nevenrecht" in de zin van artikel 6:142 BW. Airhelp kan zich daarom indirect beroepen op de consumentenbescherming zoals die voortvloeit uit de regels van Europees en Nederlands recht.
5.12.
In dat verband geldt het volgende. Een beding in algemene voorwaarden is ingevolge artikel 6:233 aanhef en sub a BW vernietigbaar indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij. Deze bepaling moet, waar nodig, worden uitgelegd overeenkomstig de Richtlijn 93/13/EEG van 5 april 1993 inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PbEG L95/29, hierna: de Richtlijn).
De Richtlijn bepaalt in artikel 3 lid 1 dat een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld als oneerlijk wordt beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
De bijlage bij de Richtlijn bevat een lijst van bedingen die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt. Deze lijst (ook wel genoemd: de blauwe lijst) heeft een indicatief en illustratief karakter in die zin dat de daarop vermelde veelvoorkomende bedingen niet noodzakelijkerwijs als oneerlijk moeten worden beschouwd.
5.13.
Onder q) van de blauwe lijst is opgenomen dat als oneerlijk in de zin van artikel 3 lid 3 kunnen worden aangemerkt bedingen die tot doel of tot gevolg hebben: "het indienen van een beroep of het instellen van een rechtsvordering door de consument te beletten of te belemmeren (…)".
Per geval zal de rechter moeten beoordelen of, met inachtneming van alle relevante omstandigheden, het desbetreffende beding ook daadwerkelijk, ten nadele van de consument en in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen aanzienlijk verstoort.
5.14.
In het licht van het voorgaande worden voor de beoordeling van (de geldigheid van) het cessieverbod de volgende omstandigheden van belang geacht.
Het beding verhindert een passagier/consument zijn vordering over te dragen aan een derde zoals bijvoorbeeld een (claim)organisatie als Airhelp. Daarmee wordt het instellen van een rechtsvordering door de passagiers echter niet belet of belemmerd omdat een cessie, ongeacht een verbod daartoe in algemene voorwaarden, per definitie tot gevolg heeft dat de passagiers/consument niet langer rechthebbende op de vordering is en dus niet (meer) een rechtsvordering kan instellen. Anders gezegd: ook bij afwezigheid van een cessieverbod is na een cessie het instellen van een rechtsvordering door de passagiers niet (meer) mogelijk. Het cessieverbod belet of belemmert de passagiers/consument dus op geen enkele wijze een rechtsvordering tegen de luchtvaartmaatschappij in te stellen.
Daar komt bij, dat voor de passagiers/consument een relatief eenvoudige en goedkope Europese procedure voorhanden is (Europese Procedure voor Geringe Vorderingen) en hij zich desgewenst kan laten bijstaan door een -al dan niet juridisch geschoolde- gemachtigde. Hoe dan ook wordt door het cessieverbod het instellen van een rechtsvordering door de consument niet belet of belemmerd; hij is en blijft in alle opzichten volledig vrij om dat -al dan niet met behulp van derden- te doen.
Verder moet het belang van Ryanair in aanmerking worden genomen. Zij heeft terecht aangevoerd dat zij, gelet op het zeer grote aantal claims dat zij behandelt, er een gerechtvaardigd belang bij heeft, dat zij door het cessieverbod weet wie haar wederpartij is en aan wie zij de financiële compensatie moet voldoen (de passagiers), zodat zij zich niet bij iedere afzonderlijke claim hoeft te verdiepen in de vraag of zij dient te betalen aan een gemachtigde, een cessionaris, een lasthebber of, toch, aan de passagiers zelf.
5.15.
Nu aan het cessieverbod goederenrechtelijke werking moet worden toegekend (in dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank van 28 juni 2018 (ECLI:NL:RBOBR:2018:3169), staat dit verbod zoals opgenomen in art. 15.4.2. van de Algemene Voorwaarden van Ryanair in de weg aan de geldigheid van de overdracht. De vordering van de Passagiers is om die reden niet rechtsgeldig overgedragen aan Airhelp, zodat de vordering van Airhelp zal worden afgewezen.
5.16.
Omdat Airhelp als de in het ongelijk gestelde partij moet worden aangemerkt, zal zij in de proceskosten worden veroordeeld. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de 15e dag nadat Airhelp schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand.
5.17.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in deze procedure toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.
6. De beoordeling in het incident en in de hoofdzaak tussen de Passagiers en Ryanair
6.1.
De voorwaarde waaronder de incidentele vordering is ingesteld (niet-ontvankelijk-verklaring van Airhelp in haar vordering in de hoofdzaak, dan wel afwijzing van die vordering) is vervuld, zodat wordt toegekomen aan de vordering van de Passagiers tot voeging dan wel tussenkomst.
6.2.
Gelet op de door mr. Yildiz bij akte van 12 maart 2019 overgelegde volmacht van de Passagiers is voldoende gebleken dat hij gemachtigd is om namens de Passagiers in rechte op te treden en de vordering in te stellen. Het andersluidende standpunt van Ryanair wordt niet gevolgd.
6.3.
Ook het standpunt van Ryanair, dat de incidentele conclusie te laat zou zijn ingediend, wordt verworpen. Weliswaar bepaalt artikel 218 Rv, dat de vordering wordt ingesteld vóór of op de roldatum waarop de laatste conclusie in het aanhangige geding wordt genomen, maar blijkens de parlementaire toelichting herleeft de mogelijkheid om voeging en tussenkomst te vorderen indien een tussenvonnis is gewezen en partijen daarna nog worden toegelaten tot nadere conclusies (MvT, 26 855, nr. 3, p. 128). In onderhavig geval hebben Passagiers hun incidentele conclusie ingediend vóór het pleidooi in de hoofdzaak en hebben partijen in de hoofdzaak zich daarna nog kunnen uitlaten. Zelfs in hoger beroep zijn voeging en tussenkomst nog mogelijk. Bovendien is gesteld noch gebleken dat Ryanair als gevolg van de voeging of tussenkomst in haar (processuele) belangen is geschaad.
6.4.
Van voeging is sprake als een derde zich in het geding mengt teneinde een van beide partijen bij te staan bij haar vordering respectievelijk verweer tegen de ander. Van tussenkomst is sprake als de derde zelf een vordering wil instellen tegen één van beide (of tegen beide) partijen met betrekking tot het onderwerp van de procedure.
Gelet op het voorwaardelijk karakter van de ingestelde incidentele vordering is duidelijk dat het in onderhavig geval gaat om tussenkomst: voor het geval de vordering van Airhelp in de hoofdzaak wordt afgewezen of Airhelp daarin niet ontvankelijk wordt verklaard, wensen de Passagiers alsnog zelf hun vordering tot compensatie tegen Ryanair in te stellen. Daarmee is meteen gegeven, dat de Passagiers voldoende belang hebben om tussen te komen. Maatstaf voor het toestaan van tussenkomst is immers, dat de tussenkomende partij voldoende belang heeft om zich met een vordering te mengen in het aanhangige geding in verband met de nadelige gevolgen die zij van een uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden. Mede gelet op de korte verjaringstermijn van twee jaar in artikel 8:1835 BW en ter voorkoming van een tegenstrijdige uitspraak indien zij de vordering in een afzonderlijke procedure zouden moeten instellen, hebben de Passagiers een gerechtvaardigd belang bij tussenkomst in de onderhavige procedure. De incidentele vordering tot tussenkomst is daarom toewijsbaar.
6.5.
Ingevolge de uitspraak van de Hoge Raad van 28 maart 2014 (NJ 2015/206, randnummer 4.1.3) moet een partij die verlangt te worden toegelaten tot tussenkomst, daarbij kenbaar maken wat zij wenst te vorderen en van wie, nu een oordeel over de gerechtvaardigdheid van de verlangde tussenkomst alleen mogelijk is indien duidelijk is wat de interveniënt wenst te bewerkstelligen.
In onderhavige zaak is volstrekt helder, dat de Passagiers wensen te bewerkstelligen dat, indien de vordering van Airhelp jegens Ryanair wordt afgewezen, deze vordering jegens hen alsnog wordt toegewezen, dat wil zeggen veroordeling van Ryanair tot betaling aan hen van de compensatie als bedoeld in artikel 7 van de Verordening. Het standpunt van Ryanair (akte na pleidooi, randnummers 39-43), dat niet duidelijk zou zijn wat met de vordering tot tussenkomst zou zijn beoogd en dat deze vordering in strijd zou zijn met de eisen van een goede procesorde wordt dan ook verworpen.
6.6.
Over de gevolgen van het toestaan van de tussenkomst bevat de wet geen bepalingen; er is niet in geregeld hoe het geding verder gevoerd moet worden. Er is echter al beslist dat de vordering van Airhelp in de hoofdzaak moet worden afgewezen, zodat uitsluitend nog beslist hoeft te worden in het geding tussen de Passagiers en Ryanair. Het inhoudelijke debat over het materiële geschilpunt (hebben de Passagiers recht op compensatie) is voorafgaand aan het pleidooi al gevoerd. Gelet daarop evenals op het feit dat de Passagiers pas in een laat stadium van de procedure zijn tussengekomen en op het feit dat Airhelp en de Passagiers dezelfde gemachtigde hebben, bestaat er geen reden tot een nadere conclusie- of aktewisseling en kan meteen over het inhoudelijke geschil worden beslist.
buitengewone omstandigheden
6.7.
Beoordeeld dient te worden of Ryanair terecht een beroep doet op artikel 5 lid 3 van de Verordening.
6.8.
Vooropgesteld wordt dat de Passagiers in het onderhavige geval, op grond van artikel 5 lid 1 sub c van de Verordening, in beginsel recht hebben op de in artikel 7 van de Verordening genoemde compensatie van (in dit geval) € 400,00 per passagier.
De luchtvervoerder is niet verplicht die compensatie te betalen indien er sprake is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
6.9.
In onderhavig geval heeft Ryanair nagelaten om voldoende te onderbouwen waarom het technische probleem van zo uitzonderlijke aard is dat het niet is aan te merken als inherent aan de normale uitoefening van het vliegverkeer. Zij heeft enkel aangevoerd dat het om een probleem aan de linkerdeur van het vliegtuig ging. Daarom kan het door Ryanair gestelde technische probleem niet worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid.
6.10.
Het beroep van Ryanair op buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, kan dan ook niet slagen. De vordering van de Passagiers tot betaling van een compensatie van € 800,00 (€ 400,00 per passagier) zal worden toegewezen.
6.11.
Tegen de gevorderde wettelijke rente is door Ryanair geen afzonderlijk inhoudelijk verweer gevoerd, zodat deze wordt toegewezen.
6.12.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat onvoldoende is gebleken dat de verrichte buitengerechtelijke incassowerkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
6.13.
Ryanair wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, met dien verstande dat de kosten in het incident tot tussenkomst worden gecompenseerd.
7. De beslissing
De kantonrechter:
in het incident
laat de Passagiers toe als tussenkomende partij in de hoofdzaak;
compenseert de proceskosten in die zin, dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak tussen Airhelp en Ryanair
wijst de vordering af;
veroordeelt Airhelp in de kosten van het geding, voor zover aan de zijde van Ryanair gevallen en tot vandaag vastgesteld op € 480,00 wegens gemachtigdensalaris (niet met btw belast) met de wettelijke rente hierover vanaf de 15e dag nadat Airhelp schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand;
veroordeelt Airhelp in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 60,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), en te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Airhelp niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van de betekening van het vonnis.
in de hoofdzaak tussen de Passagiers en Ryanair
veroordeelt Ryanair om aan de Passagiers te betalen de som van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 augustus 2017 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt Ryanair in de kosten van de procedure, aan de zijde van de Passagiers tot heden vastgesteld op € 240,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
in beide hoofdzaken
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen tot betaling uitvoerbaar bij vooraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2019.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 29‑08‑2019