Rb. Amsterdam, 29-06-2018, nr. 6466875 CV EXPL 17-26444
ECLI:NL:RBAMS:2018:4488
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
29-06-2018
- Zaaknummer
6466875 CV EXPL 17-26444
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2018:4488, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 29‑06‑2018; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 29‑06‑2018
Inhoudsindicatie
Luchtvaartmaatschappij KLM hoeft een man die zijn omgeboekte vlucht naar Mexico-Stad miste niets te betalen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6466875 CV EXPL 17-26444
vonnis van: 29 juni 2018
vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. H. Yildiz
t e g e n
de naamloze vennootschap Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.
gevestigd te Amstelveen
gedaagde
nader te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. G.W. Oreel
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
dagvaarding van 20 oktober 2017 met producties;
conclusie van antwoord met producties;
instructievonnis;
conclusie van repliek met producties;
conclusie van dupliek;
dagbepaling vonnis.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
De passagier heeft via reisagent [reisagent] (hierna: [reisagent] ) een vliegreis geboekt van Helsinki, via Amsterdam, naar Mexico-Stad, uit te voeren op 12 januari 2017 met vluchtnummers [vluchtnummer] en [vluchtnummer] . De vluchten werden uitgevoerd door de vervoerder.
1.2.
De passagier heeft de eerste vlucht, van Helsinki naar Amsterdam, gemist. Hierdoor heeft de passagier tevens de tweede vlucht, van Amsterdam naar Mexico-Stad, gemist.
1.3.
Airhelp Limited (hierna: Airhelp) heeft namens de passagier op 11 februari 2017 schriftelijk compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met instapweigering, ten bedrage van € 600,00.
1.4.
De vervoerder heeft geweigerd dit bedrag te betalen.
1.5.
De passagier heeft op 25 januari 2017 een “Assignment form” van Airhelp ondertekend. In het Assignment form staat, voor zover hier van belang, vermeld:
“The Client hereby assigns to AirHelp full ownership and legal title to his/her Claim pursuant to Regulation 261/04 in relation tot he above operated flight(s) (…) If the assignment pursuant to this assignment form is declared invalid for any reason, the assignment form shall be considered a power of attorney granted by the Client to AirHelp (…)”
Vordering en verweer
2. De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:a. € 600,00 aan hoofdsom;b. € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;c. rente over € 600,00 vanaf 12 januari 2017;d. de proceskosten.
3. De passagier baseert zijn vordering op Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening). De passagier stelt dat er sprake was van een instapweigering. De vervoerder dient hem daarom op grond van artikel 4 lid 3 jo artikel 7 lid 1 onder c van de Verordening financieel te compenseren tot een bedrag van € 600,00.
4. De vervoerder stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat de passagier niet ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat hij zijn vordering middels het Assignment form heeft gecedeerd aan Airhelp en daarmee geen vorderingsrecht meer heeft. Voorts heeft de vervoerder aangevoerd dat de vordering van de passagier dient te worden afgewezen, omdat er geen sprake is geweest van een instapweigering in de zin van de Verordening. De passagier kan derhalve geen aanspraak maken op compensatie op grond van de Verordening.
5. Op de (overige) stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
Beoordeling
6. De passagier heeft bij conclusie van repliek uitdrukkelijk bestreden dat hij zijn vorderingsrecht jegens de vervoerder aan Airhelp heeft overgedragen of gecedeerd. Het Assignment form dient slechts beschouwd te worden als lastgevingsovereenkomst ex artikel 7:414 lid 2 Burgerlijk Wetboek, inhoudende dat Airhelp alle handelingen in opdracht van de passagier verricht.
7. Dienaangaande wordt overwogen dat gelet op het feit dat in deze procedure de passagier zelf als eisende (proces)partij optreedt, het feit dat Airhelp (aan wie volgens de vervoerder thans het vorderingsrecht zou toebehoren) als tussenpersoon tussen de passagier en de gemachtigde Weiss Legal heeft opgetreden en het feit dat de passagier in de conclusie van repliek uitdrukkelijk heeft verklaard dat het vorderingsrecht jegens de vervoerder niet aan Airhelp is overgedragen of gecedeerd, het ervoor moet worden gehouden dat het vorderingsrecht van de passagier jegens de vervoerder bij de passagier is gelegen en dat dit door Airhelp ook wordt erkend. Uit het voorgaande volgt immers dat in de onderlinge verhouding tussen de passagier, Airhelp en de gemachtigde er geen twijfel over bestaat bij wie het vorderingsrecht berust -bij de passagier- en, voor zover de vervoerder reden had om daaraan te twijfelen, is hiermee iedere twijfel weggenomen. In ieder geval mag de vervoerder er (thans) derhalve gerechtvaardigd vanuit gaan dat het vorderingsrecht bij de passagier ligt. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
8. Tussen partijen is in de kern in geschil of er sprake is van een instapweigering die recht geeft op compensatie zoals bedoeld in artikel 4 lid 3 jo artikel 7 lid 1 van de Verordening.
9. De vervoerder heeft ter onderbouwing van zijn verweer dat geen sprake is van instapweigering als bedoeld in de Verordening aangevoerd dat uit de Passenger Name Record (PNR) historie blijkt dat de reisagent [reisagent] op 22 september 2016 de oorspronkelijk geplande vlucht op 12 januari 2017 heeft omgeboekt naar 10 januari 2017. De vervoerder was bij deze handeling niet betrokken. De passagier was door de omboeking niet (meer) in het bezit van een bevestigde boeking ten aanzien van de vluchten [vluchtnummer] en [vluchtnummer] op 12 januari 2017. Voor de vluchten waarvoor de passagier wel een bevestigde boeking had -op 10 januari 2017- heeft hij zich niet tijdig gemeld bij de incheckbalie. Nu [reisagent] namens de passagier heeft gehandeld, dienen haar handelingen ook aan de passagier te worden toegerekend, aldus de vervoerder.
10. De passagier betwist dat de omboeking voor zijn rekening dient te komen. Het was voor de passagier niet duidelijk dat zijn vlucht was omgeboekt en op wiens initiatief dit is gebeurd. Het was in ieder geval de verantwoordelijkheid van de vervoerder om de passagier te informeren over de wijziging in zijn boeking. Wanneer een agent immers een vlucht boekt en die boeking door de luchtvaartmaatschappij is bevestigd gaat de verantwoordelijkheid met betrekking tot het communiceren van wijzigingen en/of annuleringen met betrekking tot die vlucht vanaf dat moment over naar de betreffende luchtvaartmaatschappij. De passagier verwijst in dit verband naar het [naam] /SLM-arrest van 11 mei 2017 (C‑302/16) van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Vast staat dat de vervoerder de passagier niet rechtstreeks over de wijziging in zijn boeking heeft geïnformeerd. Indien de vervoerder de reisagent hierover heeft geïnformeerd en de reisagent deze informatie niet heeft doorgegeven aan de passagier, blijft de verantwoordelijkheid, mede gelet op het [naam] -arrest, bij de vervoerder liggen, aldus de passagier.
11. De kantonrechter is van oordeel dat de stelling van de vervoerder dat het [reisagent] -en dus niet de vervoerder- is geweest die de omboeking heeft geïnitieerd door de passagier onvoldoende is betwist. De kantonrechter gaat voorbij aan het door de passagier geuite vermoeden van een overboeking van de vluchten op 12 januari 2017 omdat de passagier dit niet, dan wel onvoldoende onderbouwd. Hiermee verschilt de onderhavige situatie van de situatie in het [naam] -arrest. In het [naam] -arrest was het immers niet de reisagent die de omboeking initieerde, maar de luchtvaartmaatschappij. In de situatie waarin een reisagent, al dan niet in opdracht van de passagier, een reis omboekt en de luchtvaartmaatschappij hierbij niet is betrokken, kan het niet van de luchtvaartmaatschappij worden verwacht dat hij de verantwoordelijkheid draagt om de passagier te informeren over de omboeking. Die verantwoordelijkheid ligt in een dergelijke situatie bij degene die het initiatief tot omboeking neemt, oftewel de reisagent. In het onderhavige geval staat voldoende vast dat dit [reisagent] was. De vervoerder mocht er in de gegeven omstandigheden dan ook op vertrouwen dat [reisagent] de wijziging in de boeking van de passagier in zijn opdracht uitvoerde, dan wel de wijziging aan hem zou doorgeven. Dat geldt temeer nu de initiële boeking ook door [reisagent] namens de passagier is gedaan. Dat [reisagent] dit klaarblijkelijk heeft nagelaten, kan niet voor rekening van de vervoerder komen.
12. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat er geen sprake was van een instapweigering in de zin van de Verordening en dat de vervoerder niet gehouden is tot het betalen van compensatie aan de passagier.
13. De passagier zal als de in het ongelijk gestelde partij worden belast met de proceskosten.
BESLISSING
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt de passagier in de proceskosten die aan de zijde van de vervoerder tot op heden begroot worden op € 200,00 aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt de passagier tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en de passagier niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.