Rb. Oost-Brabant, 28-06-2018, nr. 5786367
ECLI:NL:RBOBR:2018:3169
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
28-06-2018
- Zaaknummer
5786367
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2018:3169, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 28‑06‑2018; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Beschikking)
- Vindplaatsen
TvC 2018, afl. 5, p. 252 met annotatie van prof. mr. dr. M.B.M. Loos
JBPr 2020/34 met annotatie van Barbiers, D.L.
Uitspraak 28‑06‑2018
Inhoudsindicatie
Luchtvaartzaak. Compensatie bij vertraagde vlucht. Geldigheid cessieverbod in algemene voorwaarden. Onredelijk bezwarend beding? Goederenrechtelijke werking van het cessieverbod?
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zaaknummer:
Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 5786367
Rolnummer : 17-2448
Uitspraak : 28 juni 2018
Beschikking op grond van Verordening (EG) nr. 861/2007
in de zaak van:
Claimingo B.V.
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
vertegenwoordigd door mr. C.J.J.W. Schmidt,
t e g e n :
de vennootschap naar buitenlands recht Ryanair Ltd.,
gevestigd te Swords, Co. Dublin, Ierland,
verweerster,
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers, Dirkzwager advocaten & notarissen.
Partijen worden hierna "Claimingo" en "Ryanair" genoemd.
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit het volgende:
het vorderingsformulier A van de verordening (EG) nr. 861/2007 met producties;
het verweerschrift met producties;
de conclusie van repliek, tevens houdende vermeerdering van eis, met producties;
e conclusie van dupliek.
2. De feiten
Tussen partijen staat, voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende vast.
[Passagiers] hadden een vlucht geboekt voor 17 november 2016 (12:05 uur) met vluchtnummer FR5895 van Eindhoven Airport, Nederland naar Marrakesh, Marrokko.
De vlucht is met vertraging op de luchthaven in Marrakesh aangekomen.
3. Het geschil
3.1.
Claimingo stelt, kort samengevat, het volgende.
Bij een vertraging van de vlucht van meer dan drie uur hebben de passagiers, op grond van Verordening 261/2004 (hierna de Verordening) in combinatie met de zogeheten Sturgeon-uitspraak van het Hof van Justitie EU, recht op financiële compensatie van € 400,00 per passagier. De passagiers hebben hun vordering overgedragen aan Claimingo. Ryanair weigert voornoemde compensatie te betalen, zodat Claimingo zich genoodzaakt zag onderhavige procedure te starten. Daarom dient Ryanair ook de buitengerechtelijke incassokosten te vergoeden.
3.2.
Op voormelde gronden vordert Claimingo, na wijziging van eis bij repliek, veroordeling van Ryanair bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 1.600,00 wegens compensatie en € 290,40 inclusief btw wegens vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, beide te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 januari 2017 en veroordeling van Ryanair in de proceskosten.
3.3.
Ryanair voert, kort samengevat, het volgende verweer.
3.3.1.
Primair geldt, dat Claimingo niet ontvankelijk is in haar vordering. In artikel 15.4.2. van de Algemene Voorwaarden die van toepassing zijn op de vervoersovereenkomst tussen de passagiers en Ryanair is opgenomen, dat vorderingen die uit die overeenkomst voortvloeien of daarmee samenhangen kunnen noch mogen worden overgedragen aan derden. Daarmee is de overdraagbaarheid van eventuele vorderingsrechten van de passagiers zowel goederenrechtelijk als verbintenisrechtelijk uitgesloten. De vorderingsrechten zijn dus niet rechtsgeldig overgedragen, zodat Claimingo geen vordering kan instellen.
3.3.2.
Subsidiair geldt, dat de opgelopen vertraging minder dan drie uur bedraagt, namelijk twee uur en vijftig minuten.
3.3.3.
Meer subsidiair geldt, dat sprake is van een buitengewone omstandigheid, waardoor de (geringe) vertraging is ontstaan. Bij nadering van de luchthaven van Marrakesh besloot de luchtverkeersleiding dat het toestel van Ryanair niet mocht landen als gevolg van diverse “VIP”-vluchtbewegingen in verband met een VN-klimaatconferentie. Het toestel moest daardoor uitwijken naar de luchthaven van Fez. Zodra de luchtverkeersleiding kenbaar maakte dat Ryanair weer mocht vliegen, heeft zij de vlucht hervat naar Marrakesh. Zij heeft juist gehandeld en annulering van de vlucht voorkomen, maar vertraging was niet meer te vermijden. Zij heeft er alles aan gedaan om de vertraging te beperken.
3.3.4.
Op bovenstaande gronden dient Claimingo primair in haar vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard. Subsidiair moeten de vorderingen worden afgewezen. In beide gevallen moet Claimingo worden veroordeeld in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten. Meer subsidiair moeten bij een toewijzing van de hoofdsom de vorderingen tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente worden afgewezen.
4. De beoordeling
Toepassingsbereik Europese procedure voor geringe vorderingen en bevoegdheid rechter
4.1.
De Europese procedure voor geringe vorderingen (hierna EPGV) is – zakelijk weergegeven – in grensoverschrijdende gevallen van toepassing in burgerlijke en handelszaken, indien de waarde van een vordering, alle rente, kosten en uitgaven niet meegerekend, op het tijdstip dat het vorderingsformulier ter griffie van de rechtbank wordt ontvangen, niet meer bedraagt dan (destijds) € 2.000,00 en tenminste een van de partijen haar woonplaats of haar gewone verblijfplaats heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat van het aangezochte gerecht (artikel 2 en 3 EPGV), een en ander behoudens de in artikel 2 lid 2 van de EPGV genoemde uitzonderingen.
4.2.
De vordering van Claimingo valt binnen het toepassingsbereik van de EPGV, omdat Claimingo en het aangezochte gerecht in Nederland gevestigd zijn en Ryanair in Ierland gevestigd is, waarbij beide landen lidstaten zijn waarvoor de Verordening geldt.
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat hij conform de regels in de Verordening (EG) nr. 1215/2012 bevoegd is als Nederlandse rechter van de vordering kennis te nemen. Dat volgt bovendien uit de uitspraak van het Europese Hof van Justitie HvJ EG 9 juli 2009, zaak C-204/08, LJN BJ2979 Rehder / Air Baltic Corporation, waarin is bepaald dat in het geval van luchtvervoer van personen van een lidstaat naar een andere lidstaat op grond van een overeenkomst die is gesloten met één enkele luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, het gerecht dat bevoegd is om kennis te nemen van een vordering tot compensatie gebaseerd op die vervoerovereenkomst en Verordening EG (261/2004), naar keuze van eiser het gerecht is in het rechtsgebied waarvan zich de plaats van vertrek of de plaats van aankomst van het vliegtuig bevindt, zoals deze plaatsen in die overeenkomst zijn overeengekomen.
De kantonrechter te Eindhoven is de relatief bevoegde rechter nu de overeengekomen plaats van vertrek Eindhoven was.
Rechtsgeldige overdracht van vordering?
4.4.
Volgens Ryanair hebben de passagiers hun vorderingen niet rechtsgeldig kunnen overdragen aan Claimingo. Zij beroept zich daarbij op artikel 15.4.2. van de op de vervoersovereenkomst toepasselijke Algemene Voorwaarden, waarin een beding van niet-overdraagbaarheid van vorderingen is opgenomen. Dit beding heeft zowel goederenrechtelijke als verbintenisrechtelijke werking. Door het beding worden de rechten van de passagiers uit hoofde van de Verordening niet beperkt: het recht op compensatie wordt niet uitgesloten of beperkt en de passagiers blijven bevoegd hun vordering in rechte geldend te maken, al dan niet bijgestaan door een gemachtigde. Het evenwicht tussen de contractspartijen wordt door het beding niet (in relevante mate) verstoord. Aldus Ryanair.
4.5.
Genoemd artikel 15.4.2., hierna ook wel aan te duiden als het cessieverbod, luidt als volgt:
"Alle vorderingen jegens Ryanair die voortvloeien uit de overeenkomst of hiermee samenhangen, kunnen noch mogen aan derden worden overgedragen of in pand worden gegeven noch zijn zij vatbaar voor overdracht of verpanding."
4.6.
Claimingo heeft het standpunt van Ryanair bestreden en daartoe, kort gezegd, het volgende aangevoerd.
Gelet op de Europese Richtlijn 93/13 en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie moet het beding als een oneerlijk beding in de zin van art. 3 lid 1 van de Richtlijn worden aangemerkt. Met het beding worden de (passagiers)rechten, die voortvloeien uit de Verordening, op ontoelaatbare wijze beperkt. Over de inhoud van het beding is tussen partijen niet onderhandeld. Nog afgezien van het feit dat het beding als een oneerlijk beding moet worden aangemerkt, volgt uit rechtspraak van de Hoge Raad (HR 21 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:682), dat een beding als het onderhavige uitsluitend verbintenisrechtelijke werking heeft. Uit de bewoordingen van artikel 15.4.2. blijkt niet dat partijen daaraan goederenrechtelijke werking als bedoeld in art. 3:83 lid 2 BW hebben willen toekennen.
Ook voor het overige voldoet de overdracht van de vorderingen door de passagiers aan Claimingo aan de voor een rechtsgeldige cessie uit de wet voortvloeiende vereisten.
4.7.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
4.7.1.
Nu Claimingo geen partij is bij de vervoersovereenkomst noch kan worden aangemerkt als consument, kan zij zich niet direct beroepen op de consumentenbescherming zoals die voortvloeit uit de regels van Europees en Nederlands recht. Daarbij kan nog worden opgemerkt dat het standpunt van Claimingo, dat de rechten van de passagiers uit hoofde van de Verordening zouden worden beperkt door art. 15.4.2. van de Algemene Voorwaarden, niet kan worden gevolgd. Door Ryanair is terecht opgemerkt dat die rechten door het cessieverbod niet worden aangetast; de passagiers behouden immers onverkort de mogelijkheid hun aanspraken uit hoofde van de Verordening in rechte geldend te maken, waarbij zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan of vertegenwoordigen door een (juridisch geschoolde) gemachtigde. Van een verstoring van het evenwicht kan niet worden uitgegaan, temeer niet waar de rechtsgang wordt gefaciliteerd door de Europese procedure voor geringe vorderingen. Anders gezegd: het cessieverbod doet geen afbreuk aan de aanspraken die passagiers aan de Verordening kunnen ontlenen. Bovendien komt een beding als het onderhavige niet voor op de zogenoemde zwarte lijst van art. 6:236 BW noch op de grijze lijst van art. 6:237 BW noch op de blauwe lijst van art. 3 lid 3 van Richtlijn 93/13. De enkele omstandigheid, dat het beding eenzijdig is opgesteld en is bedoeld om in meerdere consumentenovereenkomsten te gebruiken en dat er niet over is onderhandeld, is onvoldoende om het beding aan te merken als een oneerlijk of onredelijk bezwarend beding.
4.7.2.
Vervolgens moet worden beoordeeld of aan het beding uitsluitend verbintenisrechtelijke werking moet worden toegekend of tevens goederenrechtelijke werking. In de hierboven door Claimingo aangehaalde uitspraak van 21 maart 2014 oordeelde de Hoge Raad, kort gezegd:
-- dat de uitleg van een contractueel overeengekomen onoverdraagbaarheidsbeding dient plaats te vinden naar objectieve maatstaven met inachtneming van de zogenoemde Haviltex-maatstaf;
-- en dat als uitgangspunt bij die uitleg moet worden aangenomen dat onoverdraagbaarheidsbedingen uitsluitend verbintenisrechtelijke werking hebben, tenzij uit de formulering van het onoverdraagbaarheidsbeding -naar objectieve maatstaven uit te leggen- blijkt dat door de contractspartijen daarmee goederenrechtelijke werking is beoogd.
4.7.3.
De opvatting van de Hoge Raad komt erop neer, dat goederenrechtelijke werking kan worden aangenomen indien uit de bewoordingen van het beding voldoende duidelijk blijkt dat de vordering de eigenschap heeft dat zij niet overdraagbaar is of niet kan worden overgedragen. Die situatie is hier aan de orde. De bewoordingen van art. 15.4.2. van de Algemene Voorwaarden laten er geen enkele twijfel over bestaan, dat de rechten van passagiers uit de vervoersovereenkomst niet mogen en niet kunnen worden overgedragen of verpand en dat die rechten ook niet vatbaar zijn voor overdracht of verpanding. Met deze bewoordingen wordt onmiskenbaar tot uitdrukking gebracht, ook tegenover derden zoals Claimingo, dat het vorderingsrecht van de passagiers niet overdraagbaar is. Daarmee staat het cessieverbod zoals opgenomen in art. 15.4.2. van de Algemene Voorwaarden in de weg aan de geldigheid van de overdracht. Het feit dat Claimingo niet op de hoogte was van het cessieverbod en het bepaalde in art. 3:36 BW kunnen niet tot een ander oordeel leiden.
4.7.4.
De slotsom is, dat de vordering van de passagiers niet kon worden overgedragen op Claimingo, zodat de vordering wordt afgewezen.
4.8.
Omdat Claimingo ongelijk krijgt wordt zij in de proceskosten veroordeeld. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf veertien dagen nadat Claimingo schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand.
4.9.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in deze procedure toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.
5. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Claimingo in de kosten van het geding, voor zover aan de zijde van Ryanair gevallen en tot vandaag vastgesteld op € 300,00 wegens gemachtigdensalaris (niet met btw belast) met de wettelijke rente hierover vanaf veertien dagen nadat Ryanair schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand;
veroordeelt Claimingo in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 75,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), en te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagde partij niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van de betekening van het vonnis.
verklaart deze beschikking wat betreft voormelde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op donderdag 28 juni 2018.