Einde inhoudsopgave
Besluit bezoldiging politie
Artikel 44
Geldend
Geldend vanaf 27-08-2015. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 29-12-2005
- Bronpublicatie:
14-08-2015, Stb. 2015, 318 (uitgifte: 26-08-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
27-08-2015, terugwerkend tot: 29-12-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-08-2015, Stb. 2015, 318 (uitgifte: 26-08-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Politierecht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
1.
De aanspraken van de ambtenaar en de gewezen ambtenaar op grond van dit hoofdstuk vervallen indien de ambtenaar of de gewezen ambtenaar:
- a)
niet binnen redelijke termijn gezondheidskundige hulp inroept;
- b)
zich niet gedurende het gehele verloop van de ziekte onder gezondheidskundige behandeling blijft stellen;
- c)
de voorschriften van de behandelende arts niet opvolgt;
- d)
zich schuldig maakt aan gedragingen waardoor zijn genezing wordt belemmerd;
- e)
verzuimt de deskundige persoon of de arbodienst op eerste aanvraag mee te delen om welke reden hij ongeschikt is tot werken;
- f)
zonder deugdelijke grond nalaat gevolg te geven aan een verzoek van de deskundige persoon of de arbodienst om te verschijnen;
- g)
er de oorzaak van is dat het arbeidsgezondheidskundig onderzoek door een door de deskundige persoon of de arbodienst aangewezen arts niet kan plaatshebben;
- h)
niet binnen twee dagen na de aanvang van de ongeschiktheid tot werken wegens ziekte dit heeft gemeld bij zijn werkgever;
- i)
weigert aangeboden passende arbeid, waartoe de deskundige persoon of de arbodienst hem in staat acht, te verrichten;
- j)
zich niet houdt aan de ten aanzien van hem geldende regels met betrekking tot de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de verzuimbegeleiding en de arbeidsgezondheidskundige begeleiding en de daarbij in acht te nemen procedure;
- k)
zijn ongeschiktheid tot werken opzettelijk heeft veroorzaakt;
- l)
weigert inzage te geven in een op hem betrekking hebbend document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht of een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet, voor zover dit redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van wetten;
- m)
tijdens de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte arbeid voor zichzelf of voor derden verricht, tenzij dit door de deskundige persoon of de arbodienst in het belang van zijn genezing wenselijk wordt geacht;
- n)
vóór de betaling van de bezoldiging weigert mededeling te doen van inkomsten uit arbeid die hij heeft in verband met het verrichten van door de deskundige persoon of de arbodienst in het belang van zijn genezing wenselijk geachte arbeid voor zichzelf of voor derden;
- o)
niet onverwijld op verzoek of uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden meedeelt, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht of op de hoogte van een aan hem toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering;
- p)
zijn arbeid verzuimt te hervatten op het door de deskundige persoon of de arbodienst bepaalde tijdstip en in de door deze persoon of dienst bepaalde mate, indien zulks hem is opgedragen, tenzij hij daarvoor een door de deskundige persoon of de arbodienst als geldig erkende reden heeft opgegeven;
- q)
zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door het bevoegd gezag of een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of mee te werken aan getroffen maatregelen die erop gericht zijn om de betrokkene in staat te stellen passende arbeid te verrichten;
- r)
zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren of bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de WIA;
- s)
geen aanspraak heeft op een WIA-uitkering omdat geen aanvraag is ingediend of in verband met de toepassing van artikel 88 van de WIA;
- t)
zijn medewerking weigert bij de doelmatige uitvoering van de bepalingen van dit hoofdstuk.
2.
De aanspraak op de doorbetaling van bezoldiging kan geheel of gedeeltelijk vervallen worden verklaard in het geval de ambtenaar of de gewezen ambtenaar de regels heeft overtreden die ter zake van afwezigheid wegens ziekte zijn vastgesteld.
3.
De ingevolge het eerste lid vervallen aanspraken herleven met ingang van het tijdstip waarop de ambtenaar of de gewezen ambtenaar alsnog gevolg geeft aan de betreffende verplichting op grond van dat lid.
4.
Het bevoegd gezag kan op grond van bijzondere omstandigheden bepalen, dat de aanspraak op de doorbetaling van bezoldiging niet vervalt maar geheel of ten dele aan anderen dan aan de ambtenaar of de gewezen ambtenaar zal worden uitbetaald.
5.
Voor zover het bevoegd gezag van de bevoegdheid, bedoeld in het vierde lid, geen gebruik heeft gemaakt, wordt de niet uitbetaalde bezoldiging alsnog aan de ambtenaar of de gewezen ambtenaar uitbetaald, indien het in artikel 32, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen bedoelde oordeel ten gunste van de ambtenaar of de gewezen ambtenaar uitvalt.
6.
Indien de ambtenaar of de gewezen ambtenaar recht heeft op een WIA-uitkering, is het verplichtingen- en sanctieregime van de WIA van overeenkomstige toepassing op zijn recht krachtens dit hoofdstuk op grond van dezelfde dienstbetrekking.
7.
Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door de ambtenaar of de gewezen ambtenaar de WIA-uitkering vermindering ondergaat, dan wel de aanspraak daarop geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, wordt de WIA-uitkering voor het vaststellen van zijn aanspraak op doorbetaling van de bezoldiging zoals bedoeld in artikel 38, eerste lid, steeds geacht onverminderd te zijn genoten.