Einde inhoudsopgave
Besluit activiteiten leefomgeving
Artikel 4.1038 (externe veiligheid: opslaan van vuurwerk van categorie F4)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
16-09-2020, Stb. 2020, 400 (uitgifte: 28-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
03-07-2018, Stb. 2018, 293 (uitgifte: 31-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Met het oog op het waarborgen van de veiligheid hebben een bewaarplaats en een bufferbewaarplaats voor vuurwerk van categorie F4:
- a.
geen vloeren en wanden met scheuren of kieren;
- b.
wanden die glad zijn afgewerkt zonder horizontale lijsten of randen en vloeren die zijn afgewerkt met een deklaag die weinig aan slijtage onderhevig is;
- c.
bij de ingang een aardingsmogelijkheid;
- d.
een beveiliging tegen blikseminslag met een bliksemafleidingsinstallatie volgens NEN-EN-IEC 62305, delen 1 tot en met 4, die eenmaal per jaar wordt gecontroleerd;
- e.
een leiding voor het aarden van werktuigen, die is verbonden aan een aardelektrode volgens NEN-EN-IEC 62305, delen 1 tot en met 4, die niet wordt toegepast voor de bliksemafleidingsinstallatie;
- f.
op de gevel een stralingsbelasting als gevolg van een brand buiten de bewaarplaats of bufferbewaarplaats van ten hoogste 15 kW/m2; en
- g.
een vonkvrije vloer met een weerstand van ten hoogste 10.000.000 Ohm als het gaat om een bewaarplaats en 1.000.000 Ohm als het gaat om een bufferbewaarplaats.
2.
De weerstand van een vloer wordt ten minste eenmaal per zes maanden gemeten door een onafhankelijke deskundige.
3.
Een bewaarplaats en een bufferbewaarplaats als bedoeld in het eerste lid:
- a.
hebben ventilatieopeningen die zijn afgeschermd met vlamkerende roosters;
- b.
hebben ventilatieopeningen waarvan de totale oppervlakte niet minder is dan 0,5% van de vloeroppervlakte;
- c.
hebben ventilatie-installaties en afzuiginstallaties:
- 1°
waarin geen stoffen kunnen ophopen met gevaar voor brand of explosie;
- 2°
waarvan de weerstand, gemeten tussen elk deel van die installaties en de aardleiding, niet meer is dan 1 Ohm; en
- 3°
die eenmaal per jaar worden gecontroleerd door een onafhankelijke deskundige;
- d.
hebben een elektrische installatie:
- 1°
met een permanent karakter en vaste leidingen die buiten handbereik zijn geplaatst en tegen stoten zijn beschermd;
- 2°
waarvan een bovengrondse leiding ligt op een afstand van ten minste 15 m;
- 3°
met schakelinrichtingen, verdeelinrichtingen en contactdozen die zich buiten de bewaarplaats en een bufferbewaarplaats bevinden op een schakelbord met een hoofdschakelaar waarmee de gehele installatie kan worden uitgeschakeld; en
- 4°
die is verdeeld in groepen die kunnen worden ingeschakeld en uitgeschakeld met behulp van groepschakelaars op het schakelbord; en
- e.
hebben een centrale verwarming die gebruik maakt van water onder lage druk en een warmtebron die is gelegen op ten minste 15 m van de bewaarplaats of bufferbewaarplaats, of een elektrische verwarming met afgesloten radiatoren die een oppervlaktetemperatuur hebben van ten hoogste 100 °C.