HR 19 december 2006, LJN AZ1667, HR 4 februari 2003, LJN AE9642.
HR, 12-10-2010, nr. 08/04960 B
ECLI:NL:HR:2010:BL8796
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12-10-2010
- Zaaknummer
08/04960 B
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BL8796
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BL8796, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑10‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BL8796
ECLI:NL:PHR:2010:BL8796, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑09‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BL8796
Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑03‑2010
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑10‑2010
Inhoudsindicatie
Beklag. Openbaarheid behandeling en uitspraak, art. 552a.6 Sv jo. art. 24.1 Sv. Nu aan de inhoud van een bij de HR ingekomen brief van de rechter die de zaak in rk heeft behandeld kan niet zonder meer worden ontleend dat i.c. de behandeling van het klaagschrift in het openbaar heeft plaatsgevonden en dat de bestreden beschikking in het openbaar is uitgesproken, moet het er voor worden gehouden dat het één, noch het ander is geschied. Volgt nietigheid van de behandeling en de beschikking.
12 oktober 2010
Strafkamer
nr. 08/04960 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam van 21 augustus 2008, nummer RK 08/1741, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klaagster], geboren te [geboorteplaats] op 31 maart 1943, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur en aanvullende schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft bij conclusie en aanvullende conclusie geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw kan worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat de behandeling in raadkamer en de uitspraak niet in het openbaar hebben plaatsgevonden.
2.2. Art. 552a, zesde lid, Sv bepaalt dat de behandeling van het klaagschrift door de raadkamer plaatsvindt in het openbaar. Ingevolge art. 24, eerste lid, Sv moet dan de beschikking in het openbaar worden uitgesproken.
2.4. Het proces-verbaal van de behandeling van de raadkamer van 21 augustus 2008 houdt niet in dat de behandeling in het openbaar heeft plaatsgevonden, terwijl niet blijkt dat toepassing is gegeven aan het bepaalde in art. 22, tweede en derde lid, Sv. De bestreden beschikking houdt niet in dat deze in het openbaar is uitgesproken.
2.5. De Hoge Raad heeft op de voet van art. 83 RO inlichtingen ingewonnen bij de Rechtbank. De rechter die de zaak in raadkamer heeft behandeld, heeft bij brief van 28 juni 2010 aan de Hoge Raad het volgende medegedeeld:
"De behandeling van het klaagschrift van [klaagster] heeft op 21 augustus 2008 plaatsgevonden. De behandeling van klaagschriften ex art. 552a Sv vindt bij de rechtbank Amsterdam altijd in het openbaar plaats (tenzij uitzonderlijke omstandigheden tot een andere beslissing nopen). Nu daarvan op geen enkele wijze blijkt ga ik er dan ook van uit dat de behandeling destijds in het openbaar heeft plaatsgevonden.
Omdat onmiddellijk uitspraak is gedaan, ga ik er eveneens van uit dat de uitspraak in het openbaar heeft plaatsgevonden. Er heeft geen tussentijdse sluiting van de deuren plaatsgevonden.
De schriftelijke beslissing die nadien is opgesteld is slechts de schriftelijke vastlegging van de reeds op 21 augustus 2008 gedane uitspraak."
2.6. Aan de inhoud van deze brief kan niet zonder meer worden ontleend dat in het onderhavige geval de behandeling van het klaagschrift in het openbaar heeft plaatsgevonden en dat de bestreden beschikking in het openbaar is uitgesproken. Het moet er daarom voor worden gehouden dat het één, noch het ander is geschied.
2.7. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2010.
Conclusie 07‑09‑2010
Mr. Knigge
Partij(en)
Aanvullende conclusie inzake:
[Klaagster]
1.
Op 16 maart 2010 concludeerde ik in deze de zaak. In de discrepantie tussen enerzijds de vermelding in de beschikking van (de Raadkamer van) de Rechtbank van 21 augustus 2008 dat het namens verzoekster ingediende klaagschrift ex art. 552a Sv in openbare raadkamer is behandeld en anderzijds het ontbreken van een dergelijke vermelding in het proces-verbaal van 21 augustus 2008, heeft de Hoge Raad kennelijk aanleiding gezien de Rechtbank te Amsterdam om nadere inlichtingen te verzoeken.
2.
Dit verzoek om nadere toelichting heeft geresulteerd in een brief van mr. G.M. van Dijk, rechter in de Rechtbank Amsterdam, van 28 juni 2010, die, voor zover hier van belang, inhoudt:
‘De behandeling van klaagschriften ex art. 552a Sv vindt bij de rechtbank Amsterdam altijd in het openbaar plaats (tenzij uitzonderlijke omstandigheden tot een andere beslissing nopen) Nu daarvan op geen enkele wijze blijkt ga ik er dan ook van uit dat de behandeling destijds in het openbaar heeft plaatsgevonden.
Omdat onmiddellijk uitspraak is gedaan, ga ik er eveneens van uit dat de uitspraak in het openbaar heeft plaatsgevonden. Er heeft geen tussentijdse sluiting van de deuren plaatsgevonden’.
3.
De raadsman van klaagster stelt in zijn aanvullende cassatieschriftuur, ingediend op 15 juli 2010, dat de door de Rechtbank verstrekte inlichtingen een nogal speculatief gehalte hebben (dat de behandeling en uitspraak in het openbaar hebben plaatsgevonden, wordt in de brief afgeleid uit hetgeen bij de Rechtbank Amsterdam gebruikelijk is) en dat deze inlichtingen daarom geen aanleiding kunnen vormen af te wijken van het uitgangspunt dat de vermelding in het proces-verbaal doorslaggevend is, zodat er vanuit moet worden gegaan dat behandeling en uitspraak niet in het openbaar hebben plaatsgevonden.
4.
Ik ben dit met de raadsman eens. Anders dan bijvoorbeeld de stellige en gedetailleerde reactie in HR 15 december 2009, LJN BJ7246, NJ 2010, 24 kan naar mijn oordeel de inhoud van de brief van 28 juni 2010 onvoldoende grond opleveren om aan te nemen dat sprake is van een kennelijke misslag in het proces-verbaal. Eigenlijk voegt deze brief niets toe aan hetgeen veronderstellenderwijs uit de aan de Hoge Raad toegezonden stukken van het geding kan worden afgeleid. Ik zie daarin dan ook geen reden om terug te komen op mijn in mijn eerdere conclusie ingenomen standpunt.
5.
Ook deze aanvullende conclusie strekt derhalve tot vernietiging van de bestreden beschikking van de (Raadkamer van de) Rechtbank te Amsterdam van 21 augustus 2008 en tot terugwijzing naar de Rechtbank opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw kan worden behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Conclusie 16‑03‑2010
Mr. Knigge
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Klaagster]
1.
De (Raadkamer van de) Rechtbank te Amsterdam heeft bij beschikking van 21 augustus 2008 het namens klaagster ingediende beklag, strekkende tot teruggave van een geldbedrag van EUR 17.250,--, een geldbedrag van USD 2.200,-- en een computer ongegrond verklaard.
2.
Namens verdachte heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt dat de behandeling van het klaagschrift en het uitspreken van de beschikking niet in het openbaar hebben plaatsgevonden, terwijl niet kan blijken dat toepassing is gegeven aan artikel 22, tweede of derde lid, Sv.
4.
Voor zover voor de beoordeling van het middel relevant, houdt proces-verbaal van de behandeling in raadkamer in:
‘Proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer van bovengenoemde rechtbank, TWAALFDE enkelvoudige kamer, op 21 augustus 2008.
Tegenwoordig:
mr. G.M. van Dijk, rechter
mr. M.H. Ettema, griffier.
Aanwezig is officier van justitie mr. M.A. Boheur teneinde te worden gehoord op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen Sv), ingekomen op 1 april 2008 ter griffie van deze rechtbank.
Klaagster, opgeroepen als:
[klaagster],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1943,
wonende te [woonplaats]
te dezen woonplaats kiezende ten kantore van haar raadsman, mr. G.P. Hamer, Postbus 51143, 1007 EC Amsterdam.
is niet in raadkamer verschenen.
Ook de raadsman van klaagster mr. G.P. Hamer, advocaat te Amsterdam, is niet in raadkamer verschenen. (…)
De rechter sluit de behandeling van het onderzoek en deelt mee dat de beslissing op het klaagschrift gelijk zal worden uitgesproken en dat de schriftelijke beschikking zo snel mogelijk zal volgen.’
5.
Artikel 552a, zesde lid, Sv bepaalt dat de behandeling van het klaagschrift door de Raadkamer plaatsvindt in het openbaar. Ingevolge artikel 24, eerste lid, Sv moet dan de beschikking in het openbaar worden uitgesproken. Het middel klaagt terecht dat uit het proces-verbaal niet kan worden afgeleid dat de behandeling in Raadkamer, tijdens welke behandeling gelijk de beschikking is uitgesproken, in het openbaar heeft plaatsgevonden. Niet-naleving van de artikelen 552a, zesde lid, Sv jo. 24, eerste lid, Sv dient tot nietigheid van de behandeling van het klaagschrift en van de gegeven beschikking te leiden.1.
6.
Het proces-verbaal is ‘in beginsel’ de enige kenbron voor de ter zitting in acht te nemen vormen.2. De vraag rijst of dat ruimte biedt voor het maken van uitzonderingen, in het bijzonder in gevallen waarin uit de rechterlijke beslissing wél blijkt dat de voorgeschreven vorm is nageleefd.3. Jurisprudentie waarin die vraag beantwoording vindt, is mij niet bekend.4.
7.
In casu vermeldt de bestreden beschikking dat de Rechtbank de Officier van Justitie — klaagster noch haar raadsman zijn bij de behandeling verschenen — in openbare raadkamer heeft gehoord. Die beschikking is echter niet mede door de griffier — die daartoe buiten staat was —ondertekend. Daarom zie ik geen reden om in dit geval af te wijken van de regel dat het proces-verbaal beslissend is.5.
8.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing naar de Rechtbank opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw kan worden behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 16‑03‑2010
HR 22 november 2005, LJN AU1993, NJ 2006, 219.
In die zin A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, Kluwer 2006, zesde druk, p. 163.
Zaken waarin geen reden is gevonden om ambtshalve te casseren, reken ik daarbij niet mee.
Ik laat de vraag of er in deze zaak aanleiding is het Hof om een nadere toelichting te verzoeken ten aanzien van de discrepantie tussen de vermeldingen in het proces-verbaal en de beschikking, over aan de wijsheid van de Hoge Raad.