Einde inhoudsopgave
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/7.2.2.2
7.2.2.2 Transacties tussen rationele partijen
Mr. dr. J.M. Meindertsma, datum 01-06-2020
- Datum
01-06-2020
- Auteur
Mr. dr. J.M. Meindertsma
- JCDI
JCDI:ADS210094:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Van een vaste definitie lijkt overigens geen sprake. Treffend is het volgende citaat uit Mercuro & Medema 2006, p. 269: ‘opportunistic behavior, which Williamson (..) defines as ‘‘self-interest seeking with guile’’ – in essence taking advantage, perhaps due to having a temporary monopoly or superior information.’
Kanning & Kerkmeester 2008, p. 159.
Beide leerstukken komen later in dit hoofdstuk terug.
Akerlof 1970.
Averechtse selectie kan zich, zoals later zal blijken, ook voordoen op de kredietmarkt.
Akerlof 1970 en Kanning & Kerkmeester 2008, p. 162.
Jensen & Meckling 1976 en Mercuro & Medema 2006, p. 264.
In de literatuur is dit probleem onder meer gelinkt aan de relatie werkgever/werknemer, zorgverlener/patiënt, advocaat/cliënt en aandeelhouder/management. Zie Eisenhardt 1989.
Kanning & Kerkmeester 2008, p. 302 – 303.
Zie in deze zin Jensen & Meckling 1976 en Kanning & Kerkmeester 2008, p. 303.
Als twee rationele partijen een transactie met elkaar willen aangaan, kan het handelen uit eigenbelang ten koste gaan van de andere partij. In dat geval wordt ook wel gesproken van opportunistisch gedrag.1 Dat laatste kan zich voordoen als de ene partij over meer informatie beschikt dan de ander. Er is dan sprake van een informatieasymmetrie.2 Denk bijvoorbeeld aan informatie over de kwaliteit van een product. De niet-wetende partij kan in dat geval de prijs van dat product minder goed op waarde schatten dan de wel-wetende partij. Als tussen deze partijen vervolgens ook sprake is van uiteenlopende belangen is er ruimte voor opportunistisch gedrag. In dat geval kan de ene partij de ander misleiden met de bedoeling daar zelf op vooruit te gaan. In het vervolg worden twee leerstukken beschreven die op het voorgaande voortborduren, te weten (i) averechtse selectie en (ii) het principaal-agentprobleem.3
(i) Averechtse selectie
Het samenspel van informatieasymmetrie en uiteenlopende belangen kan er uiteindelijk voor zorgen dat er geen transacties (meer) worden aangegaan. Dit laatste is door Akerlof aan de hand van de tweedehandsauto-markt beschreven.4 Hij start met de aanname dat de verkoper van een auto meer weet over de kwaliteit daarvan dan de potentiële koper. De verkoper heeft de auto immers al een langere tijd in bezit en is gaandeweg meer over de kwaliteit daarvan te weten gekomen. De koper ziet echter alleen de prijs van de auto en weet niet in hoeverre deze overeenstemt met de kwaliteit daarvan. Aangezien de koper de kwaliteit van de betreffende auto niet goed kan inschatten, is hij bereid de gemiddelde prijs voor een auto te betalen. Dit laatste gegeven maakt het voor de verkoper echter minder aantrekkelijk om auto’s met een beter dan gemiddelde kwaliteit te verkopen. Het is in deze omstandigheden immers meer winstgevend om tegen een gemiddelde prijs een auto van minder dan de gemiddelde kwaliteit te verkopen. Deze prikkel om kwalitatief slechtere auto’s te verkopen heeft tot gevolg dat de gemiddelde kwaliteit van verkochte auto’s daalt. Aangezien de koper zijn prijsbereidheid juist daarop afstemt, zorgt een daling van de gemiddelde kwaliteit ervoor dat de koper voortaan een nog lagere prijs voor een auto zal willen betalen. In dit scenario zullen uiteindelijk de goede auto’s niet meer worden aangeboden en blijven enkel de slechte auto’s over. Na verloop van tijd is het zelfs mogelijk dat er helemaal geen transacties meer plaatsvinden.5
De oplossingen van dit probleem zijn terug te voeren op de genoemde bestanddelen van opportunistisch gedrag.6 Zo kan door middel van certificering door derden informatie omtrent de kwaliteit inzichtelijk worden gemaakt. Daarnaast kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een (garantie)afspraak waaruit volgt dat de auto na contractsluiting, indien nodig, naar de beloofde kwaliteit wordt gebracht. Aangezien de verkoper in dit geval kosten moet maken als de auto van onvoldoende kwaliteit is, lopen de belangen van partijen, meer dan voorheen, met elkaar in pas. In dat laatste verband kan voorts worden gewezen op de verkoper die waarde hecht aan een goede reputatie. Omdat een koper doorgaans geen zaken wil doen met iemand die hem eerder een slechte auto heeft verkocht, kan een verkoper er zelf ook belang bij hebben om goede auto’s te verkopen.
(ii) Principaal-agentprobleem
Het samenspel van informatieasymmetrie en uiteenlopende belangen is voorts gekoppeld aan het principaal-agentprobleem.7 Dit probleem ziet specifiek op de relatie tussen de principaal en de agent waarbij eerstgenoemde de agent een bepaalde taak geeft en daarvoor bepaalde bevoegdheden krijgt gedelegeerd. Denk bijvoorbeeld aan de bezorger die waardevolle goederen van de juwelier bij een klant moet bezorgen. Opportunistisch gedrag van de agent ligt voor de hand als de belangen van partijen uit elkaar lopen en de principaal niet goed kan controleren of de agent in diens belang handelt. Er wordt dan aangenomen dat de agent bij het maken van keuzes zijn eigenbelang voorop zal stellen. Zo kan de bezorger, als agent, bijvoorbeeld besluiten de juwelen te verkopen en de opbrengst voor zichzelf te houden. De juwelier is dan, als principaal, het slachtoffer geworden van het opportunistische gedrag van de agent.8
Net als bij averechtse selectie, liggen de oplossingen van dit probleem besloten in de bestanddelen van opportunistisch gedrag.9 Zo kan de principaal kosten maken om de handelingen van de agent inzichtelijk en controleerbaar te maken. Bovendien kunnen er afspraken worden gemaakt om te waarborgen dat de agent in het belang van de principaal handelt. In dat laatste geval zal de agent de principaal bijvoorbeeld moeten compenseren als deze afspraken worden geschonden. Denk bijvoorbeeld aan een borgsom die de bezorger op voorhand moet betalen aan de juwelier. Voorts kunnen in dit verband beloningsafspraken worden gemaakt, bijvoorbeeld in de vorm van resultaatafhankelijke bonussen, om de belangen meer parallel te laten lopen. Overigens moet worden bedacht dat de principaal het belangenconflict niet volledig zal oplossen.10 Zo wegen bijvoorbeeld de kosten die de principaal moet maken om de agent te controleren niet altijd op tegen de baten daarvan. Bovendien kan worden afgevraagd in hoeverre de belangen van de principaal en de agent überhaupt op een lijn kunnen worden gebracht.