Einde inhoudsopgave
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/3.3.2
3.3.2 Het naklassieke cognitieproces: voorloper van de huidige civiele procedure
G. de Groot, datum 20-10-2008
- Datum
20-10-2008
- Auteur
G. de Groot
- JCDI
JCDI:ADS449908:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Augustus, de adoptiefzoon van Caesar, heette eigenlijk Octavianus en bleef als enige over van het tweede, machtige driemanschap nadat Lepidus al in 36 v.Chr. opzij was geschoven en Marcus Aurelius zichzelf samen met Cleopatra had gedood. Zijn regeerperiode vanaf 27 v.Chr. markeert het begin van het Principaat, de staatsvorm na de Republiek, dat duurde tot 284 n.Chr. Zie Spruit 1994, nr. 101 e.v.
Zie over het cognitieproces bijv. Feenstra 1994, nr. 434; Kaser/Hackl 1996, § 66-76; Kaser/Wubbe 1971, p. 381; Spruit 1994, nr. 120; Spruit 2003, nr. 795-797.
Kaser/Hackl 1996, p. 163, 168-171.
Kaser/Hackl 1996, p. 46; Nagel 1967, p. 144.
Kaser/Hackl 1996, p. 448-491.
Justinianus was keizer van het Oostromeinse Rijk van 527-565 n.Chr. Zie over de codificatie van het klassieke Romeinse recht onder Justinianus bijv. Lokin & Zwalve 2006, p. 73-89; Spruit 2003, p. 76-90.
Zie over het naklassieke cognitieproces bijv. Kaser/Hackl 1996, § 77-100.
Van Caenegem 1973, p. 3; Feenstra 1994, nr. 434; Kaser/Hackl 1996, p. 524.
Sinds de regeerperiode van Augustus1 heeft het cognitieproces2 zich ontwikkeld, dat het legisactieproces en het formulaproces geleidelijk heeft verdrongen.3 Het cognitieproces werd gevoerd bij een rechter die optrad namens de Staat en eveneens iudex werd genoemd.4 Hij behandelde de rechtsvragen, verrichtte het nodige feitenonderzoek en deed uitspraak. Ook deze rechter kon zich laten adviseren door juristen. In de keuze van de persoon van deze iudex hadden partijen geen stem meer.
De structuur van het cognitieproces is herkenbaar bezien vanuit het huidige procesrecht. Het kende naar hedendaags begrip fundamentele beginselen van rechtspraak, zoals het beginsel van hoor en wederhoor, het beginsel van openbaarheid en het onmiddellijkheidsbeginsel. Partijen hadden aanspraak op een mondelinge behandeling en mochten bewijs leveren ten overstaan van de rechter die vervolgens de beslissing nam. Het proces werd ingeleid door een schriftelijk stuk. Er waren regels voor de rechtsmacht van de rechter en voor het gezag van gewijsde. De partijen werden uitgenodigd voor een terechtzitting en waren verplicht te verschijnen op straffe van verlies van het proces. Van het verhandelde ter zitting werd een proces-verbaal opgemaakt. De gedaagde kon een vordering in reconventie instellen. Partijen konden zich laten vertegenwoordigen. Tijdens de procedure konden de procespartijen hun stellingen uiteenzetten en bewijsmiddelen produceren. De eis en de gronden daarvan konden in de loop van de procedure nader worden omlijnd. In elk stadium van het geding kon bewijs worden opgedragen. De rechterlijke ambtenaar kon zich laten adviseren door deskundigen en hij deed tot slot zelf uitspraak.5
Vooral ten tijde van Justinianus6 heeft het cognitieproces zich verder ontwikkeld en is het zogenoemde naklassieke cognitieproces ontstaan.7 Het cognitieproces in zijn naklassieke vorm ligt ten grondslag aan de middeleeuwse romeins-canonieke procedure in Europa, die weer van grote invloed is geweest op het hedendaagse civiele procesrecht van veel Europese landen.8