Einde inhoudsopgave
Besluit kwaliteit leefomgeving
Artikel 5.104 (begripsbepalingen)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
26-04-2022, Stb. 2022, 172 (uitgifte: 05-05-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
16-09-2020, Stb. 2020, 400 (uitgifte: 28-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
03-07-2018, Stb. 2018, 292 (uitgifte: 31-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
Voor de toepassing van deze subparagraaf wordt verstaan onder:
houden van landbouwhuisdieren: exploiteren van een veehouderij, bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
landbouwhuisdieren met geuremissiefactor: landbouwhuisdieren waarvoor bij ministeriële regeling een emissiefactor voor geur is vastgesteld en die vallen binnen een van de volgende diercategorieën:
- a.
varkens, kippen, schapen of geiten;
- b.
als deze worden gehouden voor de vleesproductie:
- 1°
rundvee tot 24 maanden;
- 2°
kalkoenen;
- 3°
eenden; of
- 4°
parelhoenders;
landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor: landbouwhuisdieren waarvoor bij ministeriële regeling geen emissiefactor voor geur is vastgesteld.