Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002
Artikel 8
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Redactionele toelichting
Deze wijziging is niet van toepassing op naturalisatieverzoeken of verzoeken tot bevestiging van een optie die voor de inwerkingtreding van deze wijziging zijn ingediend. Op de bedragen genoemd in dit artikel worden voor het jaar 2011 de wijzigingen, als bedoeld in art. 9 van dit besluit, niet toegepast.
- Bronpublicatie:
13-12-2010, Stb. 2010, 854 (uitgifte: 28-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2010, Stb. 2010, 854 (uitgifte: 28-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De burgemeester en de Gouverneur van Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten, dragen de wegens de verzoeken tot naturalisatie ontvangen gelden onder aftrek van het bedrag, genoemd in het tweede lid, op de door Onze Minister daartoe bepaalde wijze en tijdstippen aan Onze Minister af. Het hoofd van de diplomatieke of consulaire post draagt de gelden, bedoeld in de eerste zin, op de door Onze Minister daartoe bepaalde wijze en tijdstippen af aan Onze Minister door tussenkomst van Onze Minister van Buitenlandse Zaken.
2.
De afdrachtplichtige ontvangt voor verzoeken tot naturalisatie als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, een vergoeding van 168 euro, 373 Nederlands-Antilliaanse gulden, 207 USD dan wel 373 Arubaanse florin. Voor verzoeken tot naturalisatie als bedoeld in artikel 3, derde lid, ontvangt de afdrachtplichtige een vergoeding van 286 euro, 634 Nederlands-Antilliaanse gulden, 353 USD dan wel 634 Arubaanse florin. Met betrekking tot de verzoeken, bedoeld in artikel 4, eerste lid, vindt geen vergoeding plaats. Met betrekking tot de verzoeken, bedoeld in artikel 4, tweede lid, kan Onze Minister de afdrachtplichtige op zijn verzoek een vergoeding toekennen. Het hoofd van de diplomatieke of consulaire post dient een verzoek om een vergoeding in door tussenkomst van Onze Minister van Buitenlandse Zaken.
3.
Ingeval van een behandeling van een verzoek tot medeverlening als bedoeld in artikel 3, vierde lid, worden de ontvangsten voor de afdrachtplichtige vermeerderd met een bedrag van 20 euro, 44 Nederlands-Antilliaanse gulden, 25 USD dan wel 44 Arubaanse florin per kind.
4.
De afdracht, bedoeld in het eerste lid, geschiedt onder overlegging van een lijst met de namen van de personen, die een verzoek tot naturalisatie hebben ingediend.
5.
Onze Minister regelt bij ministeriële regeling de wijze waarop de juistheid van de afgedragen bedragen wordt vastgesteld.