Hoge Raad 6 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4672.
Rb. Overijssel, 19-11-2020, nr. 08-996015-12
ECLI:NL:RBOVE:2020:3849, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
19-11-2020
- Zaaknummer
08-996015-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2020:3849, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 19‑11‑2020; (Eerste aanleg - meervoudig)
ECLI:NL:RBOVE:2015:2930, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 19‑06‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2019:3523, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Wetingang
art. 23 Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
JBO 2015/216 met annotatie van D. van der Meijden
Uitspraak 19‑11‑2020
Inhoudsindicatie
Ontneming. De rechtbank Overijssel stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van 147.556,-- euro. De 50-jarige man is in 2019 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld voor faillissementsfraude.
Partij(en)
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-996015-12
Datum vonnis: 19 november 2020
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres] .
1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op 10 september 2013 een vordering ingediend, inhoudende dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 885.211,--.
2. De procedure
De vordering is – tegelijkertijd met de strafzaak – aangebracht op de openbare terechtzitting van 28 oktober 2013.
Het onderzoek is voortgezet op de openbare terechtzittingen van 6 en 10 oktober 2014. De rechtbank heeft toen beslist dat een drietal getuigen door de rechter-commissaris zal worden gehoord en dat de behandeling van de ontnemingsvordering zal worden voortgezet nadat de rechtbank vonnis heeft gewezen in de strafzaak.
Vervolgens is ter zitting op 18 mei 2015 door de rechtbank beslist dat de behandeling van de ontnemingsvordering, gelet op de beslissing van 10 oktober 2014, voor onbepaalde tijd zal worden aangehouden.
Op 19 juni 2015 heeft de rechtbank vonnis gewezen in de strafzaak. Vervolgens heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 april 2019 – na het door veroordeelde ingestelde hoger beroep – arrest gewezen in de strafzaak.
Nadat de officier van justitie de rechtbank had laten weten dat de conclusie van eis in de ontnemingszaak gereed was en de rechtbank had verzocht om termijnen te stellen voor de conclusies van antwoord, repliek en dupliek en een datum te bepalen voor de behandeling ter terechtzitting van de ontnemingsvordering, heeft de voorzitter van de rechtbank bij voorzitters-beslissing, gedateerd 21 april 2020, op grond van artikel 511d van het Wetboek van Strafvordering (Sv) deze termijnen gesteld en beslist dat vervolgens een datum voor de behandeling ter terechtzitting van de ontnemingsvordering zal worden vastgesteld.
In de schriftelijke procedure zijn de volgende processtukken overgelegd:
- een conclusie van eis van de officier van justitie van 2 december 2019;
- een conclusie van antwoord van de verdediging van 6 juli 2020;
- een conclusie van repliek van de officier van justitie van 6 augustus 2020;
- een conclusie van dupliek van de verdediging van 5 oktober 2020.
Het onderzoek is voortgezet op de terechtzitting van 8 oktober 2020. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht, is op die terechtzitting verschenen en op de vordering gehoord.
Bij conclusie van eis heeft de officier van justitie mr. C.V. van Overbeeke de vordering gewijzigd in die zin, dat het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden geschat op een bedrag van € 222.056,-- en de betalingsverplichting dient te worden vastgesteld op € 217.056,--.
3. De beoordeling van de vordering
3.1
Veroordeling
De veroordeelde is bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 april 2019 veroordeeld voor de – in verband met de ontnemingszaak relevante – strafbare feiten:
feit 1 primair:
bedrieglijke bankbreuk, terwijl het feit wordt begaan door een rechtspersoon en terwijl hij, verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
feit 2 primair:
medeplegen van bedrieglijke bankbreuk, terwijl het feit wordt begaan door een rechtspersoon;
feit 3 primair:
bedrieglijke bankbreuk, terwijl het feit wordt begaan door een rechtspersoon en terwijl hij, verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
feit 4 primair:
bedrieglijke bankbreuk, terwijl het feit wordt begaan door een rechtspersoon en terwijl hij, verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Inleiding
Bij de beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel neemt de rechtbank het onder 3.1 genoemde arrest als uitgangspunt. Uit de voor de bewezenverklaring door het hof gebruikte bewijsmiddelen is aannemelijk geworden dat de veroordeelde uit het bewezenverklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten.
De rechtbank is bij de beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel dan ook steeds uitgegaan van de feitenvaststelling en beslissingen van het hof uit voornoemd arrest. Voor de volledigheid worden de relevante overwegingen hierna steeds per onderdeel weergegeven.
Het arrest is op de datum van dit vonnis niet onherroepelijk.
Naast het arrest van het hof heeft de rechtbank het rapport Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden opsporingsambtenaar van de Belastingdienst/FIOD kantoor Zwolle, gedateerd 25 juni 2013 (hierna: het rapport WVV) in haar overwegingen betrokken.
Feit 1
Het hof heeft in zijn arrest met betrekking tot feit 1 onder meer het volgende overwogen en beslist.
“Ten aanzien van de betalingen van € 65.000,-- en € 10.000,-- wordt het volgende overwogen.
De betalingen zouden betrekking hebben op een lening van [verdachte] aan [bedrijf 1] BV. In de boekhouding van [bedrijf 1] BV is niet te herleiden waarop deze leningen betrekking zouden moeten hebben. Ten bewijze van deze lening is een kopie van een onderhandse akte overgelegd (bijlage C-K). Uit die akte blijkt dat als schuldenaren worden aangemerkt [bedrijf 1] BV en [bedrijf 2] BV. In de boekhouding van [bedrijf 1] zijn de betalingen verwerkt als “aflossing lening” en op de geconsolideerde balans van [bedrijf 1] zijn de betalingen opgenomen onder de overlopende activa. De lening ontbreekt vervolgens op overzichten met schuldeisers van [bedrijf 1] en komt ook niet voor in het draaiboek. Het hof hecht om die redenen geen waarde aan die onderhandse akte.”
“Uit deze feiten en omstandigheden leidt het hof af dat [medeverdachte] en [verdachte] een sterfhuisconstructie voor [bedrijf 1] BV hebben opgezet en uitgevoerd. De vestiging van de hypotheek door [bedrijf 3] BV heeft deel uitgemaakt van deze constructie. Een verklaring voor het vestigen van een hypotheekrecht voor alles wat [bedrijf 1] van [bedrijf 3] te vorderen heeft, heeft [verdachte] niet kunnen geven. Hij wist wel dat [bedrijf 1] niets van [bedrijf 3] te vorderen had. [verdachte] heeft als vergoeding voor zijn aandeel geldbedragen van € 65.000,-- (in privé) en € 10.000,-- (via [bedrijf 4] BV) ontvangen van [bedrijf 1] BV.”
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de bedragen ad € 65.000,-- en€ 10.000,-- een terugbetaling vormen van een bedrag van € 75.000,-- dat door veroordeelde in het betreffende project is ingebracht. Hij heeft dus geen daadwerkelijk voordeel genoten.
De verdediging heeft subsidiair gesteld dat het bedrag van € 10.000,-- dat op de bankrekening van [bedrijf 4] BV (de rechtbank begrijpt: [bedrijf 4] BV) is gestort, niet aan veroordeelde – als bestuurder/aandeelhouder ‘achter’ de rechtspersoon – kan worden toe-gerekend, omdat niet is voldaan aan de drie criteria die voor vereenzelviging gelden.
De rechtbank is gelet op de hiervoor aangehaalde bewezenverklaring en vastgestelde feiten en omstandigheden van het hof van oordeel dat de bedragen van € 65.000,-- en € 10.000,-- als door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel aangemerkt dienen te worden.
De stelling van de verdediging dat het zou gaan om een terugbetaling van een lening is niet onderbouwd. Uit de bewijsmiddelen blijkt ook niet dat het zou gaan om een lening. Het thans door de verdediging gevoerde verweer is bovendien ook al in de strafzaak gevoerd en door het hof Arnhem-Leeuwarden verworpen. Die beslissing van het hof geldt als uitgangspunt in deze ontnemingszaak. De rechtbank ziet geen aanleiding thans anders op het gevoerde verweer te beslissen en verwerpt dit verweer dan ook.
Met betrekking tot het toerekenen van het voordeel van € 10.000,-- aan de bestuurder of de aandeelhouder “achter” de rechtspersoon overweegt de rechtbank dat voor de vaststelling of een natuurlijk persoon wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit het handelen van een rechtspersoon vastgesteld dient te worden:
1. dat die natuurlijke persoon volledige dan wel in belangrijke mate zeggenschap heeft over die rechtspersoon;
2. dat hij over het vermogen van die rechtspersoon kon beschikken;
3. dat het verkregen voordeel heeft kunnen strekken tot voordeel van de natuurlijke persoon, welk voordeel de natuurlijke persoon kan worden toegerekend.1.
In aanvulling op de weergegeven vaststellingen door het hof overweegt de rechtbank dat uit het rapport WVV en de onderliggende stukken blijkt dat veroordeelde ten tijde van de overboeking van de € 10.000,-- naar [bedrijf 4] BV bestuurder was van de [stichting] . Deze stichting was de enige aandeelhouder/bestuurder van [bedrijf 4] BV. Hierdoor had veroordeelde – indirect – volledige zeggenschap over deze BV. Gesteld noch gebleken is dat een of meer anderen dan veroordeelde destijds zeggenschap over [bedrijf 4] BV hadden. Veroordeelde kon over het vermogen van [bedrijf 4] BV beschikken en het door die BV verkregen voordeel heeft tot voordeel van veroordeelde kunnen strekken.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman en is van oordeel dat het bedrag van € 10.000,-- als door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel is aan te merken.
De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel verkregen uit feit 1 dan ook vast op € 75.000,--.
Feit 2
Het hof heeft met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit bewezen verklaard dat verdachte een vrachtwagen (merk DAF, kenteken [kenteken] ), een Toyota Landcruiser,drie aanhangwagens, een minikraan, compressoren en luchthamers heeft onttrokken aan de boedel van [bedrijf 5] BV (voorheen genaamd [bedrijf 6] BV).
Op 12 september 2017 heeft de rechtbank Almelo een civiel vonnis gewezen in een zaak die speelde tussen de curator van [bedrijf 6] BV, [bedrijf 5] BV en [bedrijf 7] BV enerzijds en (onder andere) veroordeelde anderzijds. In deze procedure heeft de curator namens [bedrijf 6] BV, [bedrijf 5] BV en [bedrijf 7] BV activalijsten overgelegd. Op basis van deze lijsten heeft de rechtbank de waarde van de goederen waarop de bewezenverklaring van het hof Arnhem-Leeuwarden betrekking heeft, geschat op in totaal€ 75.000,--. De rechtbank Almelo heeft veroordeelde veroordeeld tot het restitueren aan de boedel van de goederen zoals die vermeld staan in de bewezenverklaring van het arrest van het hof. De rechtbank heeft verder bepaald dat indien deze goederen niet gerestitueerd worden, verdachte jegens de boedel aansprakelijk is tot vergoeding van de geschatte waarde van deze goederen, door de rechtbank begroot op in totaal € 75.000,--.
De verdediging heeft gesteld dat omdat verdachte in de civiele zaak is veroordeeld tot betaling van € 75.000,-- aan de curator, deze vordering op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering dient te worden gebracht en het wederrechtelijk verkregen voordeel op nihil moet worden gesteld.
Nu de verplichting tot betaling aan de faillissementsboedel reeds is ontstaan in 2012 is de rechtbank van oordeel dat het oude artikel 36e lid 8 Sr, zoals dat gold ten tijde van het ontstaan van de betalingsverplichting, in deze van toepassing is. Dit artikellid luidde als volgt:
“Bij de bepaling van de omvang van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, worden aan benadeelde derden in rechte toegekende vorderingen in mindering gebracht.”
Gezien deze destijds geldende bepaling dient – bij achterwege blijven van restitutie van de goederen – de in rechte toegekende vordering van de curator op veroordeelde ad € 75.000,-- in mindering gebracht te worden bij de bepaling van de omvang van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat.
De rechtbank stelt het wederechtelijk verkregen voordeel uit feit 2 vast op nihil.
Feit 3
Het hof heeft in zijn arrest met betrekking tot feit 3 onder meer het volgende overwogen en beslist.
“Na de overname van de aandelen door [getuige 1] zijn door verschillende bedrijven gelden overgemaakt naar de bankrekening 97.87.72.687 van [bedrijf 8] BV. Op 28 december 2009 is van die bankrekening een bedrag van € 10.115,-- naar de bankrekening van [bedrijf 9] BV overgemaakt. Vervolgens is op 31 december 2009 een bedrag van € 12.750,--, op 3 februari 2010 een bedrag van € 2.296,-- en op 12 februari 2010 een bedrag van € 935,-- overgemaakt naar de bankrekening [bedrijf 10] BV. Beide ondernemingen zijn bedrijven van [verdachte] . Daarnaast is op 12 januari 2010 een bedrag van € 4.300,— naar de bankrekening van [getuige 1] overgeboekt, welk bedrag vervolgens door [getuige 1] is overgemaakt naar [bedrijf 10] .”
“Het hof leidt met betrekking tot de overboekingen van voornoemde bedragen uit het dossier
af dat tegenover deze overboekingen geen betalingsverplichting van de BV stonden. Deze overboekingen vanuit [bedrijf 8] BV dienen naar het oordeel van het hof dan ook als onttrekkingen in het zicht van het faillissement te worden aangemerkt. Door zo kort voor de datum van het faillissement onverplicht betalingen te doen, heeft de BV bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat schuldeisers benadeeld worden.”
De rechtbank is gelet op de hiervoor aangehaalde bewezenverklaring en vastgestelde feiten en omstandigheden van het hof van oordeel dat in totaal:
€ 10.115,-- +
€ 12.750,-- +
€ 2.296,-- +
€ 935,-- +
€ 4.300,-- +
€ 30.396,--
als door verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel is aan te merken.
De verdediging heeft gesteld dat het totaalbedrag van € 30.396,-- niet aan veroordeelde – als bestuurder/aandeelhouder ‘achter’ de rechtspersoon – kan worden toegerekend, omdat niet aan de drie criteria die voor vereenzelviging gelden, wordt voldaan. Voor het geval de rechtbank het verweer van de raadsman zou verwerpen, heeft hij een voorwaardelijk aanhoudingsverzoek gedaan, teneinde [getuige 2] , diens ex-partner [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 1] als getuigen te horen.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor omtrent het juridisch kader van vereenzelviging is overwogen, overweegt de rechtbank voorts als volgt.
Het thans door de verdediging gevoerde verweer is ook al in de strafzaak gevoerd en daarop is door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden als volgt beslist:
“De katvanger [getuige 1] heeft verklaard hoe [verdachte] in het algemeen te werk ging. Hij heeft daarover het volgende verklaard:
Als een ondernemer failliet dreigde te gaan en zich bij [verdachte] meldde met zijn problemen dan zorgde [verdachte] ervoor dat er een nieuwe bestuurder en aandeelhouder kwam voor de onderneming die failliet dreigde te gaan. Een katvanger. Deze nieuwe eigenaar krijgt dus het
faillissement aan zijn broek. [verdachte] regelde voor de oude eigenaar een nieuwe BV en deze kon daarmee dan gewoon zijn bedrijfsvoering voortzetten. [verdachte] haalde zijn winst uit de inboedel van de failliet gaande onderneming en uit de nog op de bankrekening binnenkomende gelden van de failliet gaande onderneming. De oude eigenaar betaalde [verdachte] ook veel geld voor de activiteiten die [verdachte] voor hem uitvoerde. Voor het ronselen van katvangers en allerlei administratieve klussen gebruikte hij [naam 1] . Het hof overweegt dat in casu [verdachte] door [getuige 2] is benaderd om de aandelen van het bedrijf te verkopen. [verdachte] heeft daarop via [naam 1] geregeld dat de aandelen verkocht werden aan [getuige 1] , zijnde een katvanger. [getuige 1] heeft verklaard dat hij na de aandelenoverdracht van [getuige 2] een pakketje kreeg waarin een bankpas zat met nog allerlei documenten. [getuige 1] was van te voren al door [naam 1] verteld dat hij het pakketje aan [verdachte] moest geven op het moment dat zij bij de notaris buiten waren. Eenmaal buiten heeft [getuige 1] het pakketje aan [verdachte] gegeven en kreeg hij van [verdachte] € 500,--. Vrijwel direct nadat katvanger [getuige 1] de aandelen van [bedrijf 8] B.V. had overgenomen hebben er geen dagelijkse bedrijfsactiviteiten meer plaats gevonden. Wel zou [getuige 1] in opdracht van de verdachte [verdachte] een gesprek gehad hebben met de FNV en het personeel van [bedrijf 8] BV. Op verzoek van [verdachte] heeft [naam 1] ontslagbrieven gemaakt voor het personeel. Deze ontslagbrieven zijn getekend door [getuige 1] . Ook zijn er gelden van de bankrekening van [bedrijf 8] BV geboekt
naar de rekening van [verdachte] ( [bedrijf 9] BV) en naar [bedrijf 10] , ook een onderneming van [verdachte] . Ook via de rekening van [getuige 1] is een bedrag geboekt naar de rekening van [bedrijf 10] . [getuige 1] heeft in dit verband verklaard dat hem was verteld dat er geen geld op de rekening mocht blijven staan en dat wat er binnen zou komen zo snel mogelijk van de rekening af moest. Ook moest [getuige 1] rechtstreeks geld overmaken van de rekening van [bedrijf 8] BV naar een bedrijf van [verdachte] , te weten [bedrijf 10] , en naar een andere onderneming van [verdachte] , volgens hem genoemd “ [bedrijf 9] ”. Het hof begrijpt dat hiermee [bedrijf 9] BV wordt bedoeld.
Naar het oordeel van het hof had [verdachte] , gelet op bovenstaande omstandigheden feitelijke zeggenschap over de gedraging van de rechtspersoon, [bedrijf 8] BV. In die hoedanigheid was hij bevoegd en gehouden maatregelen te treffen ter voorkoming dat de geldbedragen uit de boedel zouden worden onttrokken. Daarmee heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de schuldeisers benadeeld zouden worden.”
De beslissing van het hof op het gevoerde verweer van de raadsman in de strafzaak geldt als uitgangspunt in deze ontnemingszaak. De rechtbank ziet geen aanleiding thans anders op het gevoerde verweer te beslissen en verwerpt dit verweer dan ook. Veroordeelde heeft volledige dan wel in belangrijke mate zeggenschap gehad over de rechtspersonen [bedrijf 8] BV, [bedrijf 9] BV en [bedrijf 10] BV. Hij kon over het vermogen van die rechtspersonen beschikken en het door [bedrijf 9] BV en [bedrijf 10] BV verkregen voordeel heeft tot zijn voordeel kunnen strekken.
De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel verkregen uit feit 3 dan ook vast op € 30.396,--.
De rechtbank acht zich voldoende ingelicht en acht het niet noodzakelijk de zaak aan te houden, teneinde de door de raadsman verzochte getuigen te horen. De rechtbank wijst het voorwaardelijk verzoek van de raadsman dan ook af.
Feit 4
Het hof heeft in zijn arrest met betrekking tot feit 4 onder meer het volgende overwogen en beslist.
“Op het moment van de aandelenoverdracht heeft de BV een kredietruimte van € 125.000,-- op een ING-bankrekening met nummer [nummer] . Kort na de aandelenoverdracht wordt het krediet volledig opgebruikt. Zo wordt van de kredietrekening op 16 september 2009 in vier porties van € 5.000,-- een bedrag van € 20.000,- overgeboekt naar [bedrijf 11] & Adviseurs. [bedrijf 11] is de accountant van zowel [verdachte] als [medeverdachte 3] . Van het bedrag van € 20.000,-- worden een aantal facturen van [bedrijf 9] BV voldaan en het restant ad € 14.498,05 wordt door [bedrijf 11] door geboekt naar een bankrekening van [bedrijf 4] BV, een onderneming van [verdachte] .
Verder is op de rekeningafschriften van de ING-bankrekening met nummer [nummer] te zien dat er in de periode van 14 augustus 2009 tot en met datum faillissement, 30 maart 2010, diverse geldopnames zijn geweest. Dit betreft een totaalbedrag van ongeveer € 22.160,--. Op
de rekeningafschriften is te zien dat er meerdere geldopnames hebben plaatsgevonden in Hoogeveen. Hier is de winkel van medeverdachte [medeverdachte 3] en/of diens echtgenote [naam 2] , genaamd ‘ [winkel] ’ gevestigd geweest.”
“ [bedrijf 11] heeft de ontvangen betalingen van in totaal € 20.000,-- verrekend met een viertal facturen voor [bedrijf 9] BV, wegens voor [bedrijf 9] BV verrichte werkzaamheden. Het hof leidt uit het dossier echter af dat tegenover de vier overboekingen van € 5.000,-- naar [bedrijf 11] geen tegenprestaties van [bedrijf 11] jegens [bedrijf 12] BV stonden. Twee van de facturen van [bedrijf 11] aan [bedrijf 9] BV dateren zelfs van na de datum van overboeking van de vier bedragen van € 5.000,--.
Ten aanzien van de geldopnames van ongeveer € 22.160,-- volgt het hof de verklaring van [medeverdachte 3] dat deze door hem zijn gepind en aan [verdachte] zijn afgedragen. Het hof is van enige samenhangende zakelijke grond niet gebleken.”
“Uit het krediet dat nog in het bedrijf aanwezig was is € 20.000,-- betaald aan [bedrijf 11] . [bedrijf 11] heeft daarmee een viertal facturen van [bedrijf 9] BV, zijnde een bedrijf van [verdachte] , verrekend. Het restant van € 14.498,05 wordt door [bedrijf 11] door geboekt naar [bedrijf 4] BV, een onderneming van [verdachte] . Hierdoor is € 20.000,-- aan de boedel onttrokken die (in)direct aan [verdachte] toevallen.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij geldbedragen heeft gepind met een bankpas die hij van [verdachte] kreeg en ook direct na het pinnen samen met het gepinde geldbedrag weer aan [verdachte] moest afdragen. Daarnaast zijn bij een doorzoeking in de woning van [verdachte] bankafschriften en facturen aangetroffen ten name van [bedrijf 12] BV.”
De rechtbank is gelet op de hiervoor aangehaalde vastgestelde feiten en omstandigheden en conclusies van het hof van oordeel dat de bedragen € 20.000,-- en € 22.160,-- als door verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel zijn aan te merken.
De verdediging heeft gesteld dat het bedrag van € 20.000,-- niet aan verdachte – als bestuurder/aandeelhouder ‘achter’ [bedrijf 9] BV – kan worden toegerekend, omdat niet aan de drie criteria die voor vereenzelviging gelden, wordt voldaan.
Met betrekking tot het bedrag van € 22.160,-- heeft de verdediging gesteld dat de verklaring van [medeverdachte 3] , inhoudende dat hij het bedrag aan verdachte heeft gegeven, niet klopt. Indien de rechtbank dit verweer zou verwerpen, doet de raadsman een voorwaardelijk aanhoudingsverzoek, teneinde [medeverdachte 3] en diens ex-partner mevrouw [naam 2] als getuigen te horen.
Met betrekking tot het toerekenen van het voordeel van € 20.000,-- aan de bestuurder of de aandeelhouder “achter” [bedrijf 9] BV verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor onder feit 3 hierover is overwogen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en is van oordeel dat de € 20.000,-- als door verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel is aan te merken.
Het thans door de verdediging gevoerde verweer met betrekking tot de verklaringen van [medeverdachte 3] is ook al in de strafzaak gevoerd en daarop is door het hof Arnhem-Leeuwarden als volgt beslist:
“Het hof acht navolgende verklaringen en bevindingen eveneens van belang. [medeverdachte 3] heeft bij de FIOD (V-007-0I) verklaard dat hij destijds veel contact had met [verdachte] en een klein poosje betrokken is geweest bij [bedrijf 12] . Hij was bedrijfsleider met volledige volmacht, maar dat stelde niet veel voor. Hij was eigenlijk een loopjongetje van [verdachte] . Die heeft het allemaal geregeld. Hij moest doen wat [verdachte] zei. Volgens [verdachte] moest [bedrijf 12] op zijn naam staan. Hij weet niet waarom de heer Tuin aandeelhouder is geworden. Zolang de vennootschap bestond had hij contact met [verdachte] . Verschillende keren moest hij geld opnemen van een krediet van de vennootschap. Hij moest dan naar de bank toe. Dit was de ING-bank. Hij moest dan de geldbedragen opnemen. Het geldbedrag werd door [verdachte] bepaald en nadat het was opgenomen, moest hij het afdragen aan [verdachte] . [verdachte] reed altijd mee in zijn auto.
Voorts heeft [medeverdachte 3] bij de FIOD (V-007-02) verklaard dat hij niet bij de tekening kon van [bedrijf 12] . Hij kon er alleen bij als [verdachte] hem het pasje gaf. Ook kon hij niet internetbankieren of andere overschrijvingen doen.”
De beslissing van het hof op het gevoerde verweer van de raadsman in de strafzaak geldt als uitgangspunt in deze ontnemingszaak. De rechtbank heeft thans geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van [medeverdachte 3] en ziet dan ook geen aanleiding anders op het gevoerde verweer te beslissen. De rechtbank verwerpt het verweer.
Op grond van het voren overwogene stelt de rechtbank stelt de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel verkregen uit feit 4 dan ook vast op een bedrag van:
€ 22.160,-- +
€ 20.000,-- +
€ 42.160,--.
De rechtbank acht zich voldoende ingelicht en acht het niet noodzakelijk de zaak aan te houden, teneinde getuigen te horen. De rechtbank wijst het voorwaardelijk verzoek van de raadsman dan ook af.
Resumerend
De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen de omvang van het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel vast op:
feit 1: € 75.000,-- +
feit 3: € 30.396,-- +
feit 4: € 42.160,-- +
totaal € 147.556,--.
3.3
De vaststelling van de betalingsverplichting
Draagkracht
De verdediging heeft bepleit om bij het vaststellen van de betalingsverplichting rekening te houden met de draagkracht van veroordeelde. Veroordeelde is sinds 11 november 2015 in staat van faillissement en het is niet te verwachten dat dat faillissement binnen afzienbare tijd zal worden opgeheven. Evenmin is te verwachten dat veroordeelde na het opheffen van zijn faillissement voldoende inkomsten zal verwerven om een aan hem op te leggen betalings-maatregel te voldoen.
De rechtbank overweegt dat niet aanstonds duidelijk is dat veroordeelde nu én in de toekomst (naar redelijke verwachting) geen draagkracht heeft of zal hebben. De rechtbank zal dan ook niet tot matiging van de betalingsverplichting overgaan.
Overschrijding van de redelijke termijn
De raadsman heeft gesteld dat bij het vaststellen van de betalingsverplichting rekening moet worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Als uitgangspunt geldt dat het geding – behoudens bijzondere omstandigheden die een dergelijke lange duur rechtvaardigen – met een einduitspraak dient te zijn afgerond binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is gaan lopen.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn is aangevangen op het moment waarop de ontnemingsvordering aan veroordeelde is betekend, voorafgaand aan de zitting op 28 oktober 2013. De rechtbank doet uitspraak op 19 november 2020. Dit betekent dat er meer dan zeven jaren zijn verstreken, waarvan de periode na 19 juni 2015 niet aan veroordeelde kan worden toegerekend. Er is aldus sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met meer dan vijf jaren. De procedure heeft daarmee langer geduurd dan ingevolge artikel 6 van het EVRM redelijk wordt geacht.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2008:BD2578) volgt dat bij een dergelijke overschrijding het ontnemingsbedrag dient te worden verminderd, waarbij bij een overschrijding van zes tot twaalf maanden een vermindering van in beginsel 10 % van het ontnemingsbedrag wordt voorgeschreven, met dien verstande dat de maximale vermindering € 5.000,-- mag bedragen. In de gevallen waarin de redelijke termijn met meer dan twaalf maanden is overschreden dient naar bevind van zaken te worden gehandeld. De rechtbank acht in dit geval een vermindering van de betalingsverplichting met € 5.000,-- op zijn plaats.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat aan de veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 142.556,--.
4. De wettelijke voorschriften
De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.
5. De beslissing
De rechtbank:
- wijst het aanhoudingsverzoek af;
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 147.556,--;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 142.556,-- aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 Sv ten hoogste kan worden gevorderd op drie (3) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2020.
De rechter mr. P.M.F. Schreurs en de griffier mr. H.J. Seuters zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 19‑11‑2020
Uitspraak 19‑06‑2015
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft op berekenende en geraffineerde wijze in het zicht van faillissement goederen en geldbedragen voor meer dan € 550.000,-- buiten de boedel van een vijftal bedrijven gehouden. Tevens heeft verdachte, terwijl hij als bestuurder dan wel feitelijk leidinggevende daartoe wettelijk verplicht was, niet de administratie van de gefailleerde ondernemingen aan de curator overhandigd. Daarnaast heeft verdachte in het kader van de faillissementsfraudes meerdere malen valse opgaves in notariële aktes laten opnemen. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van drie jaren.
Partij(en)
Rechtbank Overijssel
Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/996015-12
Datum vonnis: 19 juni 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1970 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres 1].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 21 mei 2015 en 5 juni 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.W. Bollen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman
mr. D. Nieuwenhuis, advocaat te Maastricht, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
feitelijk leiding of opdracht heeft gegeven aan Fulham Financieringen BV bij het samen met Euro Projects Ontwikkeling BV plegen van faillissementsfraude, door het onttrekken van een bedrag van € 422.750,-- aan de boedel van Euro Projects Ontwikkeling BV,
dan wel
dat hij feitelijk leiding of opdracht heeft gegeven aan Fulham Financieringen BV bij het samen met Euro Projects Ontwikkeling BV, in het vooruitzicht van het faillissement van die BV, plegen van faillissementsfraude voor een bedrag van € 422.750,--;
feit 2:
samen met Aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] BV, [medeverdachte 1] Beheer BV en met [medeverdachte 1] faillissementsfraude heeft gepleegd, door een DAF vrachtwagen, een Toyota Landcruiser, drie aanhangwagens, een minikraan, compressoren en luchthamers aan de boedels van Aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] BV en [medeverdachte 1] Beheer BV te onttrekken,
dan wel
dat hij in het vooruitzicht van en/of na het faillissement van Aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] BV en [medeverdachte 1] Beheer BV die goederen aan die BV’s heeft onttrokken;
feit 3
feitelijk leiding of opdracht heeft gegeven aan IJk Totaal Onderhoud BV bij het plegen van faillissementsfraude, door geldbedragen te onttrekken aan die BV en geen administratie van die BV aan de curator over te leggen,
dan wel
dat hij in het vooruitzicht van het faillissement van IJk Totaal Onderhoud BV geldbedragen aan de boedel van die BV heeft onttrokken;
feit 4
feitelijk leiding of opdracht geven aan [bedrijf] BV bij het plegen van faillissementsfraude, door geldbedragen te onttrekken aan die BV en geen administratie van die BV aan de curator over te leggen,
dan wel
dat hij feitelijk leiding of opdracht heeft gegeven aan Lamat BV en Wiebo Vastgoed BV bij het plegen van faillissementsfraude, door in het vooruitzicht van het faillissement van [bedrijf] BV geldbedragen aan de boedel van die BV te onttrekken,
dan wel
dat hij zelf faillissementsfraude heeft gepleegd, door in het vooruitzicht van het faillissement van [bedrijf] BV geldbedragen aan de boedel van die BV te onttrekken;
feit 5
samen met notaris [medeverdachte 2] een notariële akte van levering van aandelen valselijk heeft opgemaakt,
dan wel
dat hij in een notariële akte van levering van aandelen een valse opgave heeft doen opnemen;
feit 6
feitelijk leiding of opdracht heeft gegeven aan Pica BV bij het plegen van faillissementsfraude, door geen administratie van die BV aan de curator over te leggen;
feit 7
een factuur van House of Capital NV valselijk heeft opgemaakt,
dan wel
dat hij feitelijk leiding of opdracht heeft gegeven aan House of Capital NV bij het gebruik maken van die valse factuur;
feit 8
samen met notaris [medeverdachte 2] een hypotheekakte valselijk heeft opgemaakt,
dan wel
dat hij in een notariële hypotheekakte een valse opgave heeft doen opnemen;
feit 9
dat hij in een notariële akte van levering van registergoederen een valse opgave heeft doen opnemen;
feit 10
samen met anderen een taxatierapport van [makelaardij] valselijk heeft opgemaakt,
dan wel
dat hij makelaar [naam 2] heeft uitgelokt tot het opmaken van een vals taxatierapport of daaraan medeplichtig is geweest.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
Fullham Financieringen BV tezamen en in vereniging met Euro Projects
Ontwikkeling BV (voorheen tot 18 april 2011 genaamd Innové Vastgoed BV), in
ieder geval de besloten vennootschap ingeschreven in het Handelsregister Kamer
van Koophandel onder nummer 08107717, op een of meer verschillende tijdstippen
in de periode december 2010 tot en met 01 mei 2012 of tot en met 28 februari
2013, in gemeente(n) Tubbergen, Hengelo (Ov) en/of Berkelland en/of (elders)
in Nederland,
tezamen en in vereninging met een of meer natuurlijke personen en/of met met
een of meer andere rechtspersonen, althans alleen,
terwijl Euro Projects Ontwikkeling BV bij vonnis van de
Arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 20 december 2011 in staat van
faillissement is/was verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van Euro
Projects Ontwikkeling BV (tot 18 april 2011 genaamd Innové Vastgoed BV),
een goed, althans een vermogensbestanddeel, tot een bedrag van (ongeveer) Euro
422.750,- aan de boedel van zijn mededader, de rechtspersoon
Innové Vastgoed BV (vanaf 18 april 2011 genaamd Euro Projects Ontwikkeling BV)
had en/of heeft onttrokken.
hierin bestaande dat:
-genoemde rechtspersoon, Fulham Financieringen BV, de appartementsrechten, het
appartementsrecht, omvattende het uitsluitend gebruik van de commerciële
ruimte met parkeerplaats op de begane grond aan de [adres 2] te [plaats 1]
en het appartementsrecht, omvattende het uitsluitend gebruik
van de commerciële ruimte met parkeerplaats op de begane grond aan de
[adres 3] te [plaats 1], op 29 december 2010 kocht en/of
geleverd kreeg van [naam 3] voor een bedrag van Euro 200.000,-,
welke [naam 3] op zijn beurt die appartementsrechten op 21 december 2010 had
gekocht en/of geleverd had gekregen voor een bedrag van Euro 200.000,- van
Innové Vastgoed BV;
en/of
-genoemde rechtspersoon, Fulham Financieringen BV, op 31 januari 2011 op die
appartementsrechten bij notariële akte dd. 31 januari 2011 opgemaakt door
notaris mr. [medeverdachte 2] het recht van eerste hypotheek voor bedrag van Euro
422.750,- verleende ten gunste van Innové Immo BV,
zonder dat daar reële geldleningen of financieringen tegenover stonden of
tegenover zouden komen te staan;
en/of
-genoemde rechtspersoon, Fulham Financieringen BV, die appartementsrechten op
31 januari 2011 verkocht en/of leverde voor Euro 200.000,- aan Innové Vastgoed
BV (vanaf 18 april 2011 genaamd Euro Projects Ontwikkeling BV)
waarna op 1 februari 2011 die appartementsrechten door Innové Vastgoed BV
(vanaf 18 april 2011 genaamd Euro Projects Ontwikkeling BV) werden verkocht
en/of geleverd voor een bedrag van Euro 625.000,- en op diezelfde dag nogmaals
werden verkocht en/of geleverd voor Euro 750.000,-
(vindplaats documenten: D-509, D-5l0, D-511, D-512, D-320)
en/of
een last van (ongeveer) Euro 422.750,- had en/of heeft verdicht, hierin
bestaande dat genoemde rechtspersoon, Fullham Financieringen BV in deze in het
bijzonder tezamen en in vereniging met [medeverdachte 3] en/of Innové Immo
BV en/of met een of meer andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen,
althans alleen,
in een hypotheekakte dd.31 januari 2011 opgemaakt door notaris mr. [medeverdachte 2]
had en/of heeft doen opnemen (zakelijk weergegeven) dat door Fullham
Financiering BV het recht van hypotheek tot een bedrag van Euro 422.750,- was
verleend aan Innové Imino BV, op het appartementsrecht, omvattende het
uitsluitend gebruik van de commerciële ruimte met parkeerplaats op de begane
grond aan de [adres 2] te [plaats 1] en het
appartementsrecht, omvattende het uitsluitend gebruik van de commerciële
ruimte met parkeerplaats op de begane grond aan de [adres 3] te [plaats 1]
,
terwijl daar geen reële geldleningen en/of financieringen tegenover stonden
en/of zouden komen te staand tot genoemd bedrag;
(vindplaats document: D-511)
zulks terwijl hij, verdachte, toen al dan niet via een of meer rechtspersonen
en/of al dan niet in vereniging met een of meer natuurlijke personen en/of
rechtspersonen tot bovenomschreven strafbare feiten/strafbaar feit opdracht
heeft gegeven dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven
verboden gedraging(en);
art 341 ahf/ond a ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zo
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
Fullham Financieringen BV tezamen en in vereninging met Euro Projects
Ontwikkeling BV (voorheen tot 18 april 2011 genaamd Innové Vastgoed BV), op
een of meer verschillende tijdstippen in de periode december 2010 tot en met
februari 2011 , in gemeente(n) Tubbergen, Hengelo (Cv) en/of Berkelland en/of
(elders) in Nederland,
tezamen en in vereninging met een of meer natuurlijke personen en/of met met
een of meer andere rechtspersonen, althans alleen,
in het vooruitzicht van het faillissement van Innové Vastgoed BV (vanaf 18
april 2011 genaamd Euro Projects BV), welke faillissement van die
rechtspersoon (toen genaamd Euro Projects BV) bij vonnis van de
Arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 20 december 2011 is gevolgd,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van Euro
Projects Ontwikkeling BV (tot 18 april 2011 genaamd Innové Vastgoed BV),
een goed, althans een vermogensbestanddeel, tot een bedrag van (ongeveer) Euro
422.750,- aan de boedel van zijn mededader, de rechtspersoon
Innové Vastgoed BV (vanaf 18 april 2011 genaamd Euro Projects Ontwikkeling BV)
had en/of heeft onttrokken.
hierin bestaande dat:
-genoemde rechtspersoon, Fulham Financieringen BV, de appartementsrechten, het
appartementsrecht, omvattende het uitsluitend gebruik van de commerciële
ruimte met parkeerplaats op de begane grond aan de [adres 2] te [plaats 1]
en het appartementsrecht, omvattende het uitsluitend gebruik
van de commerciële ruimte met parkeerplaats op de begane grond aan de
[adres 3] te [plaats 1], op 29 december 2010 kocht en/of
geleverd kreeg van [naam 3] voor een bedrag van Euro 200.000,-,
welke [naam 3] op zijn beurt die appartementsrechten op 21 december 2010 had
gekocht en/of geleverd had gekregen voor een bedrag van Euro 200.000, - van
Innové Vastgoed BV;
en/of
-genoemde rechtspersoon, Fulham Financieringen BV, op 31 januari 2011 op die
appartementsrechten bij notariële akte dd. 31 januari 2011 opgemaakt door
notaris mr. [medeverdachte 2] het recht van eerste hypotheek voor bedrag van Euro
422.750,- verleende ten gunste van Innové Immo BV,
zonder dat daar reële geldleningen of financieringen tegenover stonden of
tegenover zouden komen te staan;
en/of
-genoemde rechtspersoon, Fulham Financieringen BV, die appartementsrechten op
31 januari 2011 verkocht en/of leverde voor Euro 200.000,- aan Innové Vastgoed
BV (vanaf 18 april 2011 genaamd Euro Projects Ontwikkeling BV)
waarna op 1 februari 2011 die appartementsrechten door Innové Vastgoed BV
(vanaf 18 april 2011 genaamd Euro Projects Ontwikkeling BV) werden verkocht
en/of geleverd voor een bedrag van Euro 625.000,- en op diezelfde dag nogmaals
werden verkocht en/of geleverd voor Euro 750.000,-
(vindplaats documenten: D-509, D-510, D-511, D-512, D-320)
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer andere
rechtspersonen en/of met een of meer natuurlijke personen en/of al dan niet
via een of meer andere rechtpersonen tot bovenomschreven strafbaar feit
opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan
bovenomschreven verboden gedraging(en)
art 344 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij tezamen en in vereniging met Aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] BV en/of met [medeverdachte 1]
Beheer BV (vanaf 16 april 2010 genaamd J.G.E. Vastgoed BV (ingeschreven
KvK-nummer 06065655) en/of met [medeverdachte 1], op een of meer verschillende
tijdstippen in de periode van 26 februari 2010 tot 9 februari 2012 of 14
februari 2013, te Geesteren en/of in de gemeente Hengelo (0v) en/of (elders)
in Nederland,
tezamen en in vereniging en in vereniging met een of meer andere
rechtspersonen en/of met een of meer andere natuurlijke personen, althans
alleen,
terwijl Aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] BV bij vonnis van de rechtbank Almelo dd.
24 maart 2010 in staat van faillissement is/was verklaard en/of
terwijl J.G.E. Vastgoed BV (v66r 16 april 2010 genaamd [medeverdachte 1] Beheer BV)
bij vonnis van de rechtbank Leeuwarden dd. 08 juni 2010 in staat van
faillissement is/was verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van
Aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] BV en/of van J.G.E Vastgoed BV (voorheen genaamd
[medeverdachte 1] Beheer BV),
een of meer van de navolgende goederen aan de boedel(s) van genoemde besloten
venootschap(en) had en/of heeft onttrokken,
te weten:
een vrachtwagen, merk DAF, kenteken [kenteken], een Toyota Landcruiser, 3,
althans een of meer aanhangwagens, een minikraan, compressoren en/of
luchthamers, althans een of meer vervoersmiddelen en/of machines en/of
gereedschappen;
art 341 ahf/ond a ahf/sub 1o Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meer verschillende tijdstippen in de periode van 26 februari
2010 tot 24 maart 2010 en/of 08 juni 2010, te Geesteren en/of in de gemeente
Hengelo (Ov) en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging en in vereniging met een of meer rechtspersonen en/of
met een of meer natuurlijke personen, althans alleen,
in het vooruitzicht van de/het faillissement(en) van Aannemingsbedrijf [medeverdachte 1]
BV, welk faillissement bij vonnis van de rechtbank Almelo dd. 24 maart
2010 is gevolgd en/of van J.G.E. Vastgoed BV (véôr 16 april 2010 genaamd [medeverdachte 1]
Beheer BV) , welk faillissement hij vonnis van de rechtbank Leeuwarden
dd. 08 juni 2010 is gevolgd,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van
Aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] BV en/of van J.G.E Vastgoed BV (voorheen genaamd
[medeverdachte 1] Beheer BV),
een of neer van de navolgende goederen aan de boedel(s) van genoemde besloten
venootschap(en) heeft onttrokken,
te weten:
een vrachtwagen, merk DAF, kenteken [kenteken], een Toyota Landcruiser, 3,
althans een of meer aanhangwagens, een minikraan, compressoren en/of
luchthamers, althans een of meer vervoersmiddelen en/of machines en/of
gereedschappen;
en/of
hij op een of meer verschillende tijdstippen in de periode van 24 maart 2010
en/of 08 juni 2010 tot 9 februari 2012 of 14 februari 2013, te Geesteren en/of
in de gemeente Hengelo (Ov) en/of elders in Nederlandtezamen en in vereniging
en in vereniging met een of meer rechtspersonen en/of met een of meer
natuurlijke personen, althans alleen,
in het geval van het/de faillissement(en) van Aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] BV
uitgesproken bij vonnis van de rechtbank Almelo dd. 24 maart 2010 en/of van
J.G.E. Vastgoed BV (vóór 16 april 2010 genaamd [medeverdachte 1] Beheer BV)
uitgesproken bij vonnis van de rechtbank Leeuwarden dd. 08 juni 2010,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van
Aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] BV en/of van J.G.E Vastgoed BV (voorheen genaamd
[medeverdachte 1] Beheer BV),
een of meer van de navolgende goederen aan de boedel(s) van genoemde besloten
venootschap(en) heeft onttrokken,
te weten:
een vrachtwagen, merk DAF, kenteken [kenteken], een Toyoya Landcruiser, 3,
althans een of meer aanhangwagens, een minikraan, compressoren en/of
luchthamers, althans een of meer vervoersmiddelen en/of machines en/of
gereedschappen;
art 344 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
IJk Totaal Onderhoud BV op een of meer verschillende tijdstippen in de periode
28 december 2009 tot en met 1 november 2011 of 25 februari 2013, te Geesteren,
gemeente Tubbergen, en/of te Vriezenveen en/of te Emmen en/of (elders) in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtspersonen en/of met een
of neer natuurlijke personen, althans alleen,
terwijl genoemde rechtspersoon bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te
Almelo van 17 maart 2010, in staat van faillissement is/was verklaard,
A)
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeiser(s) een of meer
van de navolgende goederen aan de boedel had en/of heeft onttrokken,
te weten:
-een geldbedrag van (ongeveer) Euro 10.115,-;
en/of
-een geldbedrag van (ongeveer) Euro 12.750,-;
en/of
een geldbedrag van (ongeveer) Euro 2.296,-;
en/of
een geldbedrag van (ongeveer) Euro 935,-;
en/of
een geldbedrag van (ongeveer) Euro 4.300,-;
en/of
een geldbedrag van (ongeveer) Euro 5.502,-,
althans een of meer van genoemde goederen/geldbedragen;
(vindplaats documenten: D-798, D-799, D-795, D-805, D-806 en 0-807)
en/of
B)
op (ongeveer) 28 december 2009 zijnde een tijdstip waarop genoemde
rechtspersoon wist dat het faillissement niet kon worden voorkomen, een van
haar schuldeisers, te weten Huzbo BV, had bevoordeeld door (ongeveer) op dat
tijdstip een bedrag van (ongeveer) Euro 10.115,- over te maken naar een
bankrekening van Huzbo BV;
(vindplaats document: D-798)
en/of
C)
niet had en/of niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichtigen ten
opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i van Boek
3 van het Burgelijk Wetboek en/of het bewaren en/of het tevoorschijn brengen
van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
hierin bestaande dat op 1 november 2011 en/of op 25 februari 2013 nog steeds
geen of nagenoeg geen administratie was overgelegd aan curator mr. P. Lettinga
dan wel te voorschijn was gebracht;
zulks terwijl, hij verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer
rechtspersonen en/of met een of meer andere natuurlijke personen en/of al
dan niet via een of meer rechtspersonen tot bovenomschreven strafbare
feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft
gegeven aan bovenomschreven gedraging(en)
art 341 ahf/ond a ahf/sub 1o Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meer verschillende tijdstippen in de periode 28 december 2009
tot en met 17 maart 2010, te Geesteren, gemeente Tubbergen, en/of te
Vriezenveen en/of te Emmen en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer rechtspersonen en/of met een of meer
anderen, althans alleen,
in het vooruitzicht van het faillissement van IJK Totaal Onderhoud BV, welk
faillissement is gevolgd bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Almelo
van 17 maart 2010,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van schuldeiser(s) IJK Totaal
Onderhoud BV,
een of meer van de navolgende goederen aan de boedel heeft onttrokken,
te weten:
-een geldbedrag van (ongeveer) Euro 10.115,-;
en/of
-een geldbedrag van (ongeveer) Euro 12.750,-;
en/of
een geldbedrag van (ongeveer) Euro 2.296,-;
en/of
een geldbedrag van (ongeveer) Euro 935,-;
en/of
een geldbedrag van (ongeveer) Euro 4.300,-;
en/of
een geldbedrag van (ongeveer) Euro 5.502,-,
althans een of meer van genoemde goederen/geldedragen;
(vindplaats documenten: D-798, D-799, D-795, D-805, D-806 en D-807)
art 344 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
[bedrijf] BV op een of meer verschillende tijdstippen in de periode
16 augustus 2009 tot en met 03 mei 2011 te De Krim, gemeente Hardenberg,en/of
te Geesteren en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtspersonen en/of met een
of meer natuurlijke personen, althans alleen,
terwijl genoemde rechtspersoon bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te
Amsterdam van 30 maart 2010 in staat van faillissement is/was verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeiser(s)
A)
een of meer van de navolgende goederen, althans vermogensbestanddelen aan de
boedel heeft en/of had onttrokken, te weten;
vier, althans een of meer (girale) geldbedragen van telkens (ongeveer) Euro
5.000, -;
en/of
geldbedragen (geldopnames) tot een totaalbedrag van (ongeveer) 22.160,-;
althans, een of meer goederen of vermogensbestandelen;
(vindplaats documenten: D-347, D-429a, D-438, D-439 en D-441)
B)
niet had en/of niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichtingen ten
opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i van Boek
3 van het Burgerlijk Wetboek en/of het bewaren en/of het te voorschijn
brengen van boeken, bescheiden en gegegvensdragers in dat artikel bedoeld,
hierin bestaande dat op 22 februari 2011 en/of op 3 mei 2011 nog steeds geen
administratie was overgelegd aan curator mr. D.J.M. Lange;
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer
rechtspersonen en/of met een of meer natuurlijke personen en/of al dan niet
via een of meer rechtspersonen tot bovenomschreven strafbare feiten/strafbaar
feit opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan
bovenomschreven gedraging(en);
art 341 ahf/ond a ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
Lamat BV (handelsnaam Huzbo BV) en/of Wiebo Vastgoed Holding BV op een of meer
verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode 10 september 2009 tot en
met 2 november 2009 of tot 30 maart 2010, te Geesteren en/of te Rijssen en/of
elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met elkaar en/of met een of meer andere
rechtspersonen en/of met een of meer natuurlijke personen, althans ieder voor
zich,
in het vooruitzicht van het faillissement van [bedrijf] BV,welke
faillissement bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 maart 2010 is
gevolgd,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van [bedrijf]
BV,
een of meer geldbedragen, te weten viermaal een bedrag van (ongeveer) Euro
5.000,- dan wel Lamat BV een bedrag, althans een vermogensbestanddeel tot een
van (ongeveer) Euro 5.501,95 en/of Wiebo Vastgoed Holding BV een bedrag van
(ongeveer) Euro 14.498,05, althans een of meer vermogensbestanddelen, aan de
boedel van [bedrijf] hebben/heeft onttrokken.
zulks terwijl hij, verdachte, (telkens) al dan niet in vereniging met een of
meer anderen en/of met een of meer rechtspersonen en/of al dan niet via een
of meer rechtspersonen tot bovenomschreven strafbare feiten/strafbaar feit
opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan
bovenomschreven verboden gedraging(en)
(vindplaats documenten: D-347, D-429a, D-438, 0-439 en D-441)
art 344 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou\
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode 10
september 2009 tot en met 2 november 2009 of tot 30 maart 2010, te Geesteren
en/of te Rijssen en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer rechtspersonen en/of met een of meer
natuurlijke personen, althans alleen,
in het vooruitzicht van het faillissement van [bedrijf] BV,welke
faillissement bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 maart 2010 is
gevolgd,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van [bedrijf]
BV,
een of meer goederen, te weten viermaal, althans een of meermaal een bedrag
van (ongeveer) Euro 5.000,- , althans een of meer vermogensbestanddelen, aan
de boedel an [bedrijf] BV heeft onttrokken;
(vindplaats documenten: 0-347, D-429a, 0-438, 0-439 en D-441)
art 344 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
5.
hij te Neede, in de gemeente Berkelland, en/of te Geesteren en/of elders in
Nederland, op of omstreeks 10 september 2009,
tezamen en in vereniging met mr. [medeverdachte 2], (toen) notaris in de gemeente
Berkelland, standplaats Neede,
een authentieke akte, te weten een akte van levering aandelen van de aandelen
van de vennootschap Wiebo Vastgoed BV, waarbij verkoper was Wiebo Vastgoed
Holding BV en waarbij koper was [medeverdachte 4],
zijnde een geschrift bestemd om te dienen tot bewijs van het daaringestelde,
althans van enig feit,
valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die authentieke akte als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken hierin bestaan, dat in die authentieke akte
werd vermeld dat de koopsom van die aandelen Euro 20.000,- bedroeg, terwijl
in werkelijkheid de koopsom (ongeveer) Euro 3.000,- bedroeg, althans een
bedrag lager dan Euro 20.000,-
(vindplaats document: D-429a)
art 226 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 226 lid 1 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 226 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 226 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 226 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 5 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 10 september 2009 te Neede, gemeente Berkelland, en/of te
Geesteren en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of met een of meer
rechtspersonen, althans alleen,
in een authentieke akte, te weten een akte van levering van aandelen van de
vennootschap Wiebo Vastgoed BV, waarbij verkoper was Wiebo Vastgoed Holding BV
en waarbij koper was [medeverdachte 4],
opgemaakt door mr. [medeverdachte 2], (toen) notaris in de gemeente Berkelland,
standplaats Neede,
een valse opgave, aangaande een feit van welks waarheid die akte moest doen
blijken, heeft doen opnemen, te weten dat de koopsom van die aandelen Euro
20.000,- bedroeg, met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken als ware die opgave van hem, verdachte, en/of van zijn
mededader(s) in overeenstemming van de waarheid,
hebbende dat valse hierin bestaan, dat de koopsom in werkelijkheid (ongeveer)
Euro 3.000,- bedroeg, althans dat de koopsom lager was dan Euro 20.000,-
(vindplaats document: D-429a)
art 227 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
6.
Pica BV op een of meer verschillende tijdstippen in de periode 15 december
2009 tot en met 17 april 2012 Of 11 februari 2013 te Geesteren, in de
gemeente Tubbergen en/of te Epe en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtspersonen en/of met een
of meer natuurlijke personen, althans alleen,
terwijl genoemde rechtspersoon bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te
Zutphen van 15 december 2009 in staat van faillissement is/was verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeiser(s)
niet had en/of niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichtingen ten
opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i van Boek
3 van het Burgerlijk Wetboek en/of het bewaren en/of het te voorschijn
brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
hierin bestaande dat op 17 april 2012 of op 11 februari 2013 nog steeds geen
administratie was overgelegd aan curator mevrouw mr. A.M. Jongerman,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer
rechtspersonen en/of met een of meer natuurlijke personen en/of al dan niet
via een of meer rechtspersonen tot bovenomschreven strafbare feiten/strafbaar
feit opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan
bovenomschreven gedraging(en);
art 341 ahf/ond a ahf/sub 40 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op of omstreeks 1 november 2011, althans in of omstreeks de maand november
2011 te Almelo en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of met een of meer
rechtspersonen, althans alleen,
een factuur, gedateerd 1 november 2011, afkomstig van House of Capital NV,
geadresseerd aan TNB Service BV, met een factuurbedrag van Euro 112.500,- en
een omschrijving (zakelijke weergegeven) een partij aandelen volgens afspraak,
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om dat geschrift als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken hierin bestaan, dat in werkelijkheid door House
of Capital NV (i.o) en/of hem, verdachte, geen partij aandelen was verkocht
en/of geleverd aan TNB Service BV;
(vindplaats document: D-57l)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 7 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
House of Captital NV op of omstreeks 11 juli 2012, althans in de periode 22
december 2011 tot en met 11 ju1i 2012 te Almelo,
tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtspersonen en/of met een
of meer natuurlijke personen, althans alleen,
opzettelijk heeft voorhanden gehad een vals(e) of vervalst(e)
(kopie-)factuur, gedateerd 1 november 2011, afkomstig van House of Capital
NV, geadresseerd aan TNB Service BV, met een factuur bedrag van Euro
112.500,- en met een omschrijving (zakelijk weergegeven) een partij aandelen
volgens afspraak,
-zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -,
terwijl genoemde verdachte rechtspersoon wist of redelijkerwijs moest
vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en
onvervalst,
en hebbende dat valselijk of vervalste hierin bestaan, dat House of Capital NV
(i.o.) in werkelijkheid geen partij aandelen heeft geleverd en/of verkocht aan
TNB Service BV,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer
anderen en/of al dan niet via een of meer rechtspersonen tot bovenomschreven
strafbaar feit opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven
aan bovenomschreven verboden gedraging;
(vindplaats document: D-57l)
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
8.
hij te Neede, in de gemeente Berkelland, op 31 januari 2011,
tezamen en in vereniging met notaris mr. [medeverdachte 2], (toen) notaris in de
gemeente Berkelland, standplaats Neede, en/of met een of meer andere
natuurlijke personen en/of met een of meer rechtspersonen, althans alleen
een authentieke akte, te weten een hypotheekakte, inhoudende (zakelijk
weergegeven) dat de hypotheekgever (Fullham Financiering BV) had verklaard dat
het recht van eerste van hypotheek en eerste pand was verleend tot een bedrag
van Euro 422.750,- op de appartementsrechten, omvattende het uitsluitend
gebruik van de commerciële ruimte met parkeerplaats op de begane grond aan de
[adres 2] te [plaats 1] en het appartementsrecht, omvattende
het uitsluitend gebruik van de commerciële ruimte met parkeerplaats op de
begane grond aan de [adres 3] te [plaats 1],
tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de schuldeiser (Innové Immo BV)
blijkens haar administrate van schuldenaar te vorderen heeft of mocht hebben,
uit hoofde van verstrekte en/of alsnog te verstrekken geldleningen, verleende
en/of alsnog te verlenen kredieten in rekening-courant, tegenwoordige en/of
toekomstige borgstellingen dan wel uit welken anderden hoofde ook,
en dat bij het verlijden van genoemde hypotheekakte aanwezig waren hij,
verdachte, (zakelijk weergegeven) handelend als bestuur van Stichting
Administratiekantoor Fulham Groep, welke stichting handelde als bestuur van
Fulham Groep Holding BV, welke vennootschap handelde als bestuur van Fulham
Televisie Groep BV en welke vennootschap op haar beurt handelde als bestuur
van de schuldenaar/hypotheekgever, Fulham Financieringen BV, en
[medeverdachte 3] handelend als zelfstandig
bevoegd bestuurder van Innové Beheer BV, welke vennootschap handelde als
zelfstandig bevoegd bestuurder van de schuldeiser, Innové Immo BV,
zijnde een geschrift bestemd om te dienen tot bewijs van het daaringestelde,
althans van enig feit,
valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die authentieke akte als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken hierin bestaan, dat die authentieke akte
inhoudelijk als bovenomschreven werd verleden, terwijl genoemde notaris mr.
[medeverdachte 2] en/of hij,verdachte, en/of genoemde [medeverdachte 3] wist(en)
(zakelijk weergegeven) dat tegenover het verlenen van dat hypotheekrecht er
geen reële geldleningen of financieringen stonden of zouden komen te staan,
immers was genoemde notaris en/of hem, verdachte, en/of genoemde [medeverdachte 3]
op 28 januari 2011 bekend, op een tijdstip gelegen vóór het passeren van die
hypotheekakte, dat genoemde appartementsrechten voor een bedrag van Euro
750.000,- (exclusief BTW) waren verkocht aan [naam 4], althans al waren
verkocht, van welke koop, verkoop en/of levering de (beoogde) passeerdatum van
de akte 01 februari 2011 was/zou zijn;
(vindplaats documenten: D-5ll en D-397)
art 226 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 226 lid 1 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 226 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 226 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 226 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 8 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op 31 januari 2011 te Neede, gemeente Berkelland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
in een authentieke akte, te weten een hypotheekakte, opgemaakt door notaris
mr. [medeverdachte 2], (toen) notaris in de gemeente Berkelland, standplaats
Neede,
een valse opgave aangaande na te noemen feit/feiten van welks waarheid die
akte moest doen blijken,
te weten (zakelijk weergegeven) dat de hypotheekgever (Fullham Financiering
het recht van eerste van hypotheek en eerste pand verleende tot een bedrag van
Euro 422.750,- aan Innové Immo BV op de appartementsrechten, omvattende het
uitsluitend gebruik van de commerciële ruimte met parkeerplaats op de begane
grond aan de [adres 2] te [plaats 1] en het
appartementsrecht, omvattende het uitsluitend gebruik van de commerciële
ruimte met parkeerplaats op de begane grond aan de [adres 3] te [plaats 1]
,
tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de schuldeiser (Innové Immo BV)
blijkens haar administrate van schuldenaar te vorderen heeft of mocht hebben,
uit hoofde van verstrekte en/of alsnog te verstrekken geldleningen, verleende
en/of alsnog te verlenen kredieten in rekening-courant, tegenwoordige en/of
toekomstige borgstellingen dan wel uit welken anderden hoofde ook,
heeft doen opnemen met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken als ware die opgave in overeenstemming met de waarheid,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) (zakelijk weergegeven) dat
tegenover het verlenen van dat hypotheekrecht er geen reële geldleningen of
financieringen stonden of zouden komen te staan,
zulks met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken als ware die opgave in overeenstemming met de waarheid;
art 227 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
9.
hij op 30 augustus 2010 te Neede, gemeente Berkelland, en/of te Geesteren
en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een [medeverdachte 5],
althans alleen,
in een authentieke akte, te weten een akte van levering van registergoed,
waarbij hij, verdachte, verkoper was en waarbij koper was [medeverdachte 5]
, (toen) gehuwd onder huwelijkse voorwaarden met hem,
verdachte,
opgemaakt door mr. [medeverdachte 2], (toen) notaris in de gemeente Berkelland,
standplaats Neede,
(een) valse opgave (n), aangaande (een) feit (en) van welks waarheid die akte
moest doen blijken, heeft doen opnemen, te weten dat hij, verdachte, na te
noemen registergoederen had verkocht aan genoemde [medeverdachte 5] en genoemde
[medeverdachte 5] deze registergoederen had gekocht van hem, verdachte, en/of dat de
koopprijs van de Euro 233.900,- bedroeg en/of die koopprijs
tot stand was gekomen op basis van een door de heer [naam 2], kantoorhoudend
te Almelo, opgesteld taxatierapport, waarvan een kopie aan die akte zou worden
gehecht, in welk taxatierapport was opgenomen, (zakelijk weergegeven) dat op
basis van de aanwezige (grond)vervuiling, zijnde sloopafval met aanzienlijke
hoeveelheid asbestmateriaal, rekening moest worden gehouden met een
aanzienlijke waarde vermindering inzake de vervuilde percelen en/of dat bij de
taxatie rekening is gehouden met vorengenoemde vervuiling,
bestaande die registergoederen uit:
(zakelijk weergegeven)
1) de onverdeelde helft van een perceel agrarische cultuurgrond gelegen te
[plaats 2] (Overijssel) aan de [adres 4], kadastraal bekend gemeente Tubbergen
[sectie en nummer], groot vijfennegentig are en vijfentachtig centiare;
en
2) de onverdeelde helft van een perceel grond met een daarop gestichte woning
met erf en [naam 19], agrarische cultuurgrond en verder aanbehoren, bestaande en
gelegen te [plaats 2] (Overijssel), [adres 5], kadastraal
bekend als gemeente Tubbergen [sectie en nummer], groot zeven hectare,
vijfenzestig are en negenveertig centiare;
en
3) een perceel grond met een daarop gestichte woning met erf en [naam 19] en verder
aanbehoren, staande en gelegen te [plaats 2] (Overijssel)
[adres 1], kadastraal bekend als gemeente Tubbergen [sectie en nummer]
, groot elf are en zeventig centiare;
en
4) de overdeelde helft van een perceel grond met een daarop gestichte woning,
met erf en [naam 19], argrarische cultuurgrond en verder aanbehoren,staande en
gelegen te [plaats 3], [adres 6], kadastraal bekend als gemeente
Ambt-Hardenberg [sectie en nummer], groot vijf hectare, eenentwintig are en
vijf centiare,
met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als
ware die opgave(n) van hem, verdachte, en/of van zijn mededader in
overeenstemming van de waarheid,
hebbende dat valse in die opgave(n) hierin bestaan:
-dat genoemde verkoop en koop in werkelijkheid een (schijn-)constructie betrof
teneinde civiel- en/of strafrechtelijk aansprakelijkheidstellingen en/of
verhaalsmogelijkheden jegens hem, verdachte, te verijdelen, te bemoeilijken,
te belemmeren en/of te voorkomen,
en/of
-dat genoemd taxatierapport, althans de vermelding met betrekking tot die
aanwezige (grond) vervuiling van de betreffende de percelen, vals of onjuist
was in die zin dat de vervuiling niet aanwezig was en/of niet was aangetroffen
of vastgesteld;
en/of
-dat genoemde koopprijs niet reëel of marktconform was, althans lager dan de
werkelijke waarde en/of dat in de genoemde koopprijs in werkelijkheid tevens
een (onbenoemde) schenking was opgenomen;
(vindplaats document: D-0l8 en D-006 van dossiernummer 51937)
art 227 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
10.
hij in de maand juli 2010, althans in de periode maart 2010 tot en met
augustus 2010 te Almelo en/of te Geesteren, in de gemeente Tubbergen en/of
(elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met [naam 2] en/of met [medeverdachte 5] en/of met
een of meer anderen, althans alleen,
een taxatierapport van [makelaardij], gedateerd juli 2010, met als
opdrachtgever mevrouw [medeverdachte 5], betreffende (zakelijk weergegeven)
de onroerende zaak/zaken:
a. a) woonhuis met erf, [naam 19] en ondergrond, staande een gelegen te [plaats 2]
(0v), plaatselijk bekend [adres 1], kadastraal bekend gemeente
Tubbergen, [sectie en nummer], groot 11 aren en 70 ca;
b) woonhuis met bedrijfsopstal, erf, [naam 19], ondergrond en verdere
aanhorigheden, staande en gelegen te [plaats 2] (Ov), plaatselijk bekend
[adres 5], kadastraal bekend gemeente Tubbergen, [sectie en nummer]
, ongeveer groot 50 are;
c) cultuurgrond gelegen aan, rond en achter [adres 1] en [adres 5],
kadastraal bekend gemeente Tubbergen, [sectie en nummer], ongeveer
groot 7 ha, 15 are en 49 ca;
d) cultuurgrond gelegen aan een zandweg, welke uitkomt op de [adres 4],
kadastraal bekend gemeente Tubbergen, [sectie en nummer], ongeveer groot 95
are en 85 ca;
e) woonhuis met 2e woongedeelte, bedrijfsopstallen, erf, [naam 19], ondergrond,
cultuurgrond en verdere aangehorigheden, staande en gelegen te [plaats 3],
plaatselijk bekend [adres 6], [plaats 3], kadastraal bekend
gemeente Ambt-Hardenberg [sectie en nummer], groot 05 hectare, 21 are en 05
centiare,
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
valselijk heeft opgemaakt of genoemde [naam 2] heeft doen opmaken met het
oogmerk om dat geschrift als echt en onvervaist te gebruiken of door anderen
te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken hierin bestaan, dat in dat taxatierapport werd
vermeld (zakelijk weergegeven) dat op basis van de aanwezige (grond)
vervuiling, zijnde sloopafval met aanzienlijke hoeveelheid asbesthoudend
materiaal, bleek dat er rekening moest worden gehouden met een aanzienlijke
waardevermindering inzake de vervuilde percelen, dat die vervuiling de onder
sub a, b en c genoemde percelen betrof en/of dat bij die taxatie rekening was
gehouden met vorengenoemde vervuiling, zulks terwijl in werkelijkheid die
(grond) vervuiling niet aanwezig was en/of niet was aangetroffen of
vastgesteld;
(vindplaatsdocument: D-006)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 10 geen veroordeling mocht of
zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[naam 2] in de maand juli 2010, althans in de periode maart 2010 tot en met
augustus 2010 te Almelo en/of te Geesteren, in de gemeente Tubbergen en/of
(elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een taxatierapport van [makelaardij], gedateerd juli 2010, met als
opdrachtgever mevrouw [medeverdachte 5], betreffende (zakelijk weergegeven)
de onroerende zaak/zaken:
a. a) woonhuis met erf, [naam 19] en ondergrond, staande een gelegen te [plaats 2]
(Ov), plaatselijk bekend [adres 1], kadastraal bekend gemeente
Tubbergen, [sectie en nummer], groot 11 aren en 70 ca;
b) woonhuis met bedrijfsopstal, erf, [naam 19], ondergrond en verdere
aanhorigheden, staande en gelegen te [plaats 2] (Ov) , plaatselijk bekend
[adres 5], kadastraal bekend gemeente Tubbergen, [sectie en nummer]
, ongeveer groot 50 are;
c) cultuurgrond gelegen aan, rond en achter [adres 1] en [adres 5],
kadastraal bekend gemeente Tubbergen, [sectie en nummer] , ongeveer
groot 7 ha, 15 are en 49 ca;
d) cultuurgrond gelegen aan een zandweg, welke uitkomt op de [adres 4],
kadastraal bekend gemeente Tubbergen, [sectie en nummer], ongeveer groot 95
are en 85 ca;
e) woonhuis met 2e woongedeelte, bedrijfsopstallen, erf, [naam 19], ondergrond,
cultuurgrond en verdere aangehorigheden, staande en gelegen te Heemserveen,
plaatselijk bekend [adres 6], [plaats 3], kadastraal bekend
gemeente Ambt-Hardenberg [sectie en nummer], groot 05 hectare, 21 are en 05
centiare,
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om dat geschrift als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken hierin bestaan, dat in dat taxatierapport werd
vermeld (zakelijk weergegeven) dat op basis van de aanwezige (grond)
vervuiling, zijnde sloopafval met aanzienlijke hoeveelheid asbesthoudend
materiaal, bleek dat er rekening moest worden gehouden met een aanzienlijke
waardevermindering inzake de vervuilde percelen, dat die vervuiling de onder
sub a, b en c genoemde percelen betrof en/of dat bij die taxatie rekening was
gehouden met vorengenoemde vervuiling, zulks terwijl in werkelijkheid die
(grond) vervuiling niet aanwezig was en/of niet was aangetroffen of
vastgesteld,
welke strafbaar feit hij, verdachte, in of omstreeks de maand juli 2010,
althans in de periode van 30 maart 2010 tot en met 30 augustus 2010, te Almelo
en/of te Geesteren, in de gemeente Tubbergen en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met [medeverdachte 5],
althans alleen,
opzettelijk heeft uitgelokt door misleiding en/of het verschaffen van
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen door die genoemde [naam 2] opdracht te
geven die onroerende zaken/zaak zo laag mogelijk te taxeren met in ogenschouw
de gegevens over de vervuiling en/of door (daarbij) genoemde [naam 2] gegevens
betreffende de aard en/of omvang van die vervuiling mee te delen of deze
daarvan in kennis te stellen en/of door een “offerte indicatie van kosten
grondsanering [weg] te [plaats 2]” van [naam 5] Vriezenveen dd. 18
juni 2007 te doen toekomen en/of te laten gebruiken;
althans, bij het plegen van welk bovenomschreven misdrijf van valsheid in
geschrifte hij, verdachte, tezamen en in vereniging met genoemde [medeverdachte 5]
, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
tot liet plegen van welk bovenomschreven misdrijf van valsheid in geschrifte
hij, verdachte, in of omstreeks de maand juli 2010, althans in de periode van
30 maart 2010 tot en met 30 augustus 2010, te Almelo en/of te [plaats 2], in de
gemeente Tubbergen en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met [medeverdachte 5],
althans alleen,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door die
genoemde [naam 2] opdracht te geven die onroerende zaken/zaak zo laag mogelijk te
taxeren met in ogenschouw de gegevens over de vervuiling en/of door (daarbij)
genoemde [naam 2] gegevens betreffende de aard en/of omvang van die vervuiling mee
te delen of deze daarvan in kennis te stellen en/of door een “offerte
indicatie van kosten grondsanering [weg] te [plaats 2]” van [naam 5]
Vriezenveen dd. 18 juni 2007 te doen toekomen en/of te laten gebruiken;
(vindplaatsdocument: 13-006 en 13-012)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1 tot en met 10 wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaren en dat hij wordt ontzet van het recht tot uitoefening van het beroep van het zijn van statutair bestuurder van rechtspersonen voor een periode van vijf jaren ingaande nadat verdachte zijn gevangenisstraf heeft uitgezeten. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat het onderhavige vonnis conform artikel 349 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) openbaar wordt gemaakt, met vermelding van de personalia van verdachte.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5. 1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het onder feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 primair, feit 4 primair, feit 5 primair, feit 6, feit 7 subsidiair, feit 8 primair, feit 9 en feit 10 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat verdachte van alle aan hem ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken en heeft daartoe – kort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
Feit 1 primair is niet bewezen omdat er geen sprake is van het verdichten van een last. Daarnaast heeft verdachte geen opzet op benadeling van de schuldeisers gehad en kan hij niet als medepleger van bedrieglijke bankbreuk worden aangemerkt. Ook het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde is niet bewezen, omdat op het moment van vestigen van de hypotheek het faillissement van Innové Vastgoed BV niet in het vooruitzicht lag.
Feit 2 kan evenmin bewezen worden omdat verdachte niet heeft gehandeld ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers.
Met betrekking tot feit 3 primair heeft de raadsman gesteld dat verdachte niet als feitelijk leidinggevende kan worden gezien. Voor het onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde geldt dat verdachte niet heeft gehandeld ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers en dat hij niet als pleger en niet als medepleger van de gedraging kan worden gezien.
Ook voor feit 4 primair geldt dat verdachte niet als feitelijk leidinggever of opdrachtgever kan worden gezien. Voor feit 4 subsidiair en meer subsidiair geldt dat een faillissement van [bedrijf] BV niet in het vooruitzicht lag.
Feit 5 primair en subsidiair kan niet bewezen worden omdat er geen sprake is van medeplegen van het valselijk opmaken van een authentieke akte of het doen van een valse opgave in een dergelijke akte.
Voor feit 6 geldt dat verdachte niet als feitelijk leidinggever of opdrachtgever gezien kan worden, zodat ook voor dit feit vrijspraak moet volgen.
Feit 7 primair en subsidiair kan niet bewezen worden omdat geen sprake is van een valse of vervalste factuur.
Onder verwijzing naar hetgeen met betrekking tot feit 1 is gesteld heeft de raadsman ook voor feit 8 vrijspraak bepleit.
Feit 9 kan niet bewezen worden omdat in de leveringsakte geen sprake is van valse opgaven.
Met betrekking tot feit 10 primair heeft de raadsman tenslotte vrijspraak bepleit omdat doen plegen en medeplegen niet bewezen kunnen worden en voor wat betreft feit 10 subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
5.2.1
De feiten 1 en 8
De rechtbank overweegt met betrekking tot de feiten 1 en 8, die beiden samenhangen met zaaksdossier 1 van het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD, het volgende.
Betrokken rechtspersonen
Fulham Financieringen BV
Fulham Financieringen BV is opgericht op 6 juli 2010 met als bestuurder/aandeelhouder Hanze Telecom BV.
Hanze Telecom BV is eveneens opgericht op 6 juli 2010, met als bestuurder/aandeelhouder Fulham Groep Holding BV.
Fulham Groep Holding BV is opgericht op 5 februari 2010 met als bestuurder/aandeelhouder de Stichting Administratiekantoor Fulham Groep.
De Stichting Administratiekantoor Fulham Groep is opgericht op 30 september 2008 met verdachte [verdachte] als bestuurder.
Innové Vastgoed BV / Euro Projects Ontwikkeling BV
Innové Vastgoed BV is op 13 juni 2002 opgericht door medeverdachte [medeverdachte 3]. Innové Vastgoed BV ontwikkelde projecten op het gebied van woning- en utiliteitsbouw.
Vanaf de oprichting op 13 juni 2002 tot 24 januari 2011 is [medeverdachte 3] (on)middellijk bestuurder van Innové Vastgoed BV geweest (in de periode van 13 juni 2002 tot 31 december 2010 onmiddellijk bestuurder en in de periode van 31 december 2010 tot 24 januari 2011 middellijk bestuurder, middels Innové Beheer BV).
De Stichting Administratiekantoor Innové Vastgoed is gedurende de periode van 18 september 2003 tot 31 december 2010 aandeelhouder van Innové Vastgoed BV geweest. Bestuurders van deze stichting waren medeverdachte [medeverdachte 3], zijn vader [naam 6] en zijn zuster [naam 7].
Op 31 december 2010 zijn de aandelen van Innové Vastgoed BV ondergebracht in Innové Beheer BV.
Vervolgens is op 24 januari 2011 [getuige 1], middels de Stichting Administratiekantoor PlusWin, bestuurder en enig aandeelhouder van Innové Vastgoed BV geworden.
De naam van Innové Vastgoed BV is daarna op 18 april 2011 in Euro Projects Ontwikkeling BV gewijzigd.
Euro Projects Ontwikkeling BV is op 20 december 2011 in staat van faillissement verklaard.
Innové Beheer BV
Innové Beheer BV is opgericht op 7 december 2010. Medeverdachte [medeverdachte 3] is vanaf de datum van oprichting bestuurder van Innové Beheer BV.
De Stichting Administratiekantoor Innové Vastgoed, later genoemd Stichting Administratiekantoor Innové Beheer, was vanaf 31 december 2010 de aandeelhouder van Innové Beheer BV.
In januari 2011 zijn de navolgende nieuwe Innové vennootschappen opgericht:
- Innové Woningbouw BV;
- Innové Herontwikkeling BV;
- Innové Ontwikkelingsgroep BV;
- Innové Immo BV;
- Innové Projecten BV;
- Innové Bouwontwikkeling BV;
- Innové Beleggingen BV;
- Innové Exploitatie BV;
- Innové Participaties BV.
De aandelen van deze rechtspersonen zijn ondergebracht in Innové Beheer BV.
5.2.1.1 Feit 1
Aan verdachte is onder feit 1 primair ten laste gelegd dat hij feitelijk leiding danwel opdracht heeft gegeven aan Fulham Financieringen BV terzake het samen met Innové Vastgoed BV (vanaf 18 april 2011 Euro Projects Ontwikkeling BV) onttrekken van een bedrag van € 422.750,-- aan de boedel van Innové Vastgoed BV en/of het verdichten van een last van € 422.750,--, terwijl die BV op 20 december 2011 in staat van faillissement is verklaard.
Onder feit 1 is subsidiair aan verdachte ten laste gelegd dat hij feitelijk leiding danwel opdracht heeft gegeven aan Fulham Financieringen BV terzake het samen met Innové Vastgoed BV (vanaf 18 april 2011 Euro Projects Ontwikkeling BV) onttrekken van een bedrag van € 422.750,-- aan de boedel van Innové Vastgoed BV, in het vooruitzicht van het faillissement van Innové Vastgoed BV, welk faillissement op 20 december 2011 is gevolgd.
Feitelijke gang van zaken
De rechtbank leidt uit het dossier de navolgende feitelijke gang van zaken af.
Op 21 december 2010 heeft medeverdachte [medeverdachte 3] de appartementsrechten, omvattende het uitsluitend gebruik van de commerciële ruimten aan de [adres 3] en [adres 2] te Haaksbergen, namens Innové Vastgoed BV voor € 200.000,-- ex BTW geleverd aan [naam 3] (een medewerker van [medeverdachte 3]).
Deze appartementsrechten zijn vervolgens door voornoemde [naam 3] op 29 december 2010 verkocht aan Fulham Financieringen BV, vertegenwoordigd door verdachte [verdachte], eveneens voor de prijs van € 200.000,-- ex BTW.
Op 31 januari 2011 is een akte ondertekend door verdachte, namens Fulham Financieringen BV als hypotheekgever, en medeverdachte [medeverdachte 3], namens Innové Immo BV, ten behoeve van het recht van eerste hypotheek en eerste pand op het onderpand [adres 3] en [adres 2] te Haaksbergen. Het hypotheekbedrag bedroeg € 422.750,--.
Eveneens op 31 januari 2011 (15 minuten later) zijn de appartementsrechten door verdachte namens Fulham Financieringen BV verkocht aan Innové Vastgoed BV, vertegenwoordigd door [getuige 1] (die op 24 januari 2011 de middellijk bestuurder van Innové Vastgoed BV was geworden), eveneens voor € 200.000,-- ex BTW.
Een dag later, op 1 februari 2011, heeft medeverdachte [medeverdachte 3] als schriftelijk gevolmachtigde van Innové Beheer BV, te deze handelend als zelfstandig bevoegd bestuurder van Innové Vastgoed BV, de appartementsrechten van [adres 3] en [adres 2] te Haaksbergen verkocht en geleverd aan [naam 8], namens [naam 8] Vastgoed BV, voor de prijs van € 625.000,-- ex BTW. Eveneens op 1 februari 2011 heeft [naam 8] de appartementsrechten voor de prijs van € 750.000,-- ex BTW doorverkocht aan
[naam 4].
Uit bankafschriften van Innové Immo BV is gebleken dat [naam 9] Notarissen op
3 februari 2011 een bedrag van € 427.932,65 naar Innové Immo BV heeft overgemaakt, met de mededeling ‘Spoedopdracht afl. comm. ruimte H bergen’.
Op de dag waarop [naam 9] Notarissen het bedrag van € 427.933,-- heeft overgemaakt aan Innové Immo BV zijn bedragen van € 150.000,--, € 150.000,-- en € 128.000,-- door geboekt naar een bankrekening van Innové Beheer BV. Daarnaast is op 21 februari 2011 een bedrag van € 65.000,-- gestort op een bankrekening op naam van verdachte en een bedrag van
€ 10.000,-- op een bankrekening op naam van Wiebo Werkholding BV (waarvan verdachte middellijk aandeelhouder was), telkens onder de vermelding ‘afbetaling lening’. Uit de audit files van de boekhoudingen van Innové Beheer BV en Innové Immo BV blijkt echter niet dat deze vennootschappen gelden hebben geleend van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank merkt in de eerste plaats op dat ‘het onttrekken van een goed aan de boedel’ alle handelingen omvat van de in staat van faillissement verklaarde of van een derde waardoor hetgeen rechtens onder bereik en beheer van de curator in het faillissement behoorde te komen, buiten diens bereik en beheer wordt gehouden1..
Onder het verdichten van een last wordt verstaan: (i) het doen alsof men schuldenaar is van een niet bestaande of te hoge schuld, (ii) het vóór faillissement onverplicht een echte schuld aangaan of (iii) het in de administratie dan wel aan de curator ter zake van een vóór het faillissement voldane schuld een hoger bedrag opgeven dan is betaald.
De feitelijkheden in de tenlastelegging die onttrekking van een goed aan de boedel van Innové Vastgoed BV zouden opleveren zijn achtereenvolgens:
( a) dat Fulham Financieringen BV op 29 december 2010 de appartementsrechten van [adres 3] en [adres 2] te Haaksbergen voor € 200.000,-- heeft gekocht van [naam 3];
( b) dat Fulham Financieringen BV op 31 januari 2011 voor een bedrag van € 422.750,-- het recht van eerste hypotheek op die appartementsrechten heeft verleend ten gunste van Innové Immo BV, terwijl daar geen reële geldleningen en financieringen tegenover stonden of zouden komen te staan;
( c) dat Fulham Financieringen BV op 31 januari 2011 de appartementsrechten voor
€ 200.000,-- heeft verkocht aan Innové Vastgoed BV, waarna deze BV de rechten op 1 februari 2011 voor € 625.000,-- heeft doorverkocht en deze rechten diezelfde dag nogmaals werden doorverkocht voor € 750.000,--.
De rechtbank is van oordeel dat de vestiging van een hypotheek op zich nog geen onttrekking van een goed aan de boedel tot gevolg heeft, zodat verdachte van dit onderdeel van feit 1 vrijgesproken wordt.
Met betrekking tot het verwijt dat door het vestigen van een hypotheek tot een bedrag van
€ 422.750,-, zonder dat daar reële geldleningen en/of financieringen tegenover stonden of zouden komen te staan, een last is verdicht, overweegt de rechtbank het volgende.
In de hypotheekakte d.d. 31 januari 2011, waarin Fulham Financieringen BV ten behoeve van Innové Immo BV voor een bedrag van € 422.750,-- een recht van hypotheek heeft gevestigd op het onderpand [adres 3] en [adres 2] te Haaksbergen, is niet expliciet omschreven terzake van welke schulden (aard en omvang) de hypotheek gevestigd is.
Volgens de hypotheekakte verklaart de schuldenaar Fulham Financieringen BV (vertegenwoordigd door verdachte) dat zij het hypotheekrecht aan de schuldeiser Innové Immo BV (vertegenwoordigd door medeverdachte [medeverdachte 3]) verleent, “tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de schuldeiser blijkens haar administratie van schuldenaar te vorderen heeft of mocht hebben, uit hoofde van verstrekte en/of alsnog te verstrekken geldleningen, verleende en/of alsnog te verlenen kredieten in rekening-courant, tegenwoordige en/of toekomstige borgstellingen, dan wel uit welken anderen hoofde ook”.
Uit het dossier blijkt echter niet van bestaande schulden van Fulham Financieringen BV aan Innové Immo BV. Verder zijn de appartementsrechten met betrekking tot de [adres 3] en 8 te Haaksbergen op 1 februari 2011 voor € 625.000,-- verkocht en geleverd aan [naam 8] Vastgoed BV. Hieruit volgt dat tegenover het recht van hypotheek evenmin in de toekomst reële geldleningen en financieringen zouden komen te staan.
De rechtbank acht op grond van het hiervoor overwogene bewezen dat door de vestiging van een hypotheek van € 422.750,-- voor dat bedrag een last is verdicht.
Mate van betrokkenheid van verdachte
Met betrekking tot de mate van betrokkenheid van verdachte bij de bewezen onderdelen van feit 1 overweegt de rechtbank het volgende.
Tijdens de doorzoeking van het bedrijfspand van Innové in Reutum is een aantal stukken in beslag genomen die door de Belastingdienst/FIOD aangeduid zijn als ‘draaiboek terzake uittocht’. Deze stukken zaten volgens [projectleider], projectleider van het Komodo-onderzoek, bij elkaar in één map of ordner. De rechtbank zal deze stukken hierna duiden als ‘draaiboek’. Bovenaan de eerste bladzijde van dit ‘draaiboek’ staat de naam Innové Vastgoed BV. In de overige bladzijden zijn onder meer de volgende zinsneden opgenomen:
- Overdracht notaris → [medeverdachte 2]. Regelt [verdachte] en regelt dit.
- BV zolang mogelijk in de lucht laten. Tenminste 1 jr proberen.
- Verplichte naamswijziging. Veranderen zetel - Rotterdam, [adres 7].
- Vaststellen overnamesom voor Innové Vastgoed BV → opbrengst Cl + C2 H'bergen incl. BTW → Fullham → Hypotheek op dit vastgoed vestigen voor de overnamesom
- immo → Fullham vestigd € 422750 hypotheek.
Uit het dossier blijkt voorts dat de aandelen van Innové Vastgoed BV op 24 januari 2011 zijn overgedragen aan de Stichting Administratiekantoor PlusWin, vertegenwoordigd door getuige [getuige 1]. Deze [getuige 1] heeft verklaard dat de Stichting Administratiekantoor PlusWin op initiatief van verdachte op zijn naam is gezet. Volgens [getuige 1] heeft verdachte hem verteld dat er een stichting opgericht moest worden omdat Innové Vastgoed BV een jaar geparkeerd moest worden. Verdachte zou dat regelen. Op papier was [getuige 1] bestuurder, hij had een papieren functie maar hij heeft niets voor de Stichting Administratiekantoor PlusWin gedaan. Het enige wat hij gedaan heeft is het op naam zetten van Innové Vastgoed BV, aldus [getuige 1]. De rechtbank leidt uit de verklaring van [getuige 1] af dat hij in dit verband als katvanger is opgetreden.
Verder heeft de eigenaar van de ruimte aan de [adres 7] te Ridderkerk, getuige
[getuige 2], verklaard dat hij deze ruimte vanaf 24 januari 2011 heeft verhuurd aan verdachte [verdachte]. Op dit adres stonden vanaf die datum de Stichting Administratiekantoor PlusWin en Innové Vastgoed BV geregistreerd. [getuige 2] heeft echter geen activiteiten gezien, alleen hooguit tien keer post zien binnenkomen.
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat medeverdachte [medeverdachte 3] en verdachte een sterfhuisconstructie voor Innové Vastgoed BV hebben opgezet en uitgevoerd. De vestiging van de hypotheek door Fulham Financieringen BV heeft deel uitgemaakt van deze constructie. Verdachte heeft als vergoeding voor zijn aandeel geldbedragen van
€ 65.000,-- (in privé) en € 10.000,-- (via Wiebo Holding BV) ontvangen van Innové Immo BV.
De rechtbank acht op grond van het hiervoor overwogene bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte 3] feitelijk leiding heeft gegeven aan Fulham Financieringen BV terzake van het tezamen met Innové Vastgoed BV verdichten van een last van € 422.750,--.
5.2.1.2 Feit 8.
Onder feit 8 primair is aan verdachte ten laste gelegd dat hij tezamen en in vereniging met notaris [medeverdachte 2] een hypotheekakte valselijk heeft opgemaakt en feit 8 subsidiair behelst het verwijt dat verdachte een valse opgave heeft gedaan in een hypotheekakte.
Oordeel van de rechtbank
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor met betrekking tot feit 1 is weergegeven overweegt de rechtbank als volgt.
Voor het tezamen met notaris [medeverdachte 2] valselijk opmaken van een notariële akte bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs.
De rechtbank acht echter wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen met medeverdachte [medeverdachte 3] een valse opgave heeft gedaan in een door notaris [medeverdachte 2] opgemaakte hypotheekakte. Verdachte heeft in die akte doen opnemen dat hypotheekgever Fulham Financieringen BV tot zekerheid voor de betaling van – zakelijk weergegeven – alle bestaande en toekomstige geldleningen en financieringen van Innové Immo BV het recht van eerste hypotheek op de appartementsrechten met betrekking tot de [adres 3] en [adres 2] te Haaksbergen heeft verleend aan Innové Immo BV. Deze opgave is vals omdat verdachte wist dat tegenover het verlenen van het hypotheekrecht geen reële geldleningen en financieringen stonden of zouden komen te staan.
5.2.2
Feit 2
Onder feit 2 primair is aan verdachte ten laste gelegd dat hij tezamen met Aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] BV, [medeverdachte 1] Beheer BV en medeverdachte [medeverdachte 1], terwijl genoemde vennootschappen op 24 maart 2010 en 8 juni 2010 in staat van faillissement zijn verklaard, een aantal goederen aan de boedels van die vennootschappen heeft onttrokken.
Onder feit 2 is subsidiair aan verdachte ten laste gelegd dat hij, in het vooruitzicht van het faillissement van Aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] BV en [medeverdachte 1] Beheer BV en/of in geval van faillissement van genoemde vennootschappen, goederen aan de boedels van de vennootschappen heeft onttrokken.
Feitelijke gang van zaken
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft op 24 februari 2010, als (middellijk) bestuurder/100% aandeelhouder van [medeverdachte 1] Holding BV, [medeverdachte 1] Beheer BV en Aannemingsbedrijf
[medeverdachte 1] BV, de aandelen van [medeverdachte 1] Holding BV en daarmee de aandelen van de daarmee verbonden vennootschappen overgedragen aan de Stichting Administratiekantoor Lavatel. Deze stichting is opgericht door verdachte en had als bestuurder [naam 10]. [medeverdachte 1] wilde van zijn bedrijf en zijn vennootschappen af en heeft de aandelen van [medeverdachte 1] Holding BV voor één euro verkocht aan de Stichting Administratiekantoor Lavatel.
Verdachte heeft de verkoop tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en [naam 10] geregeld. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verdachte toegezegd dat hij hem als vergoeding voor zijn hulp als “bedrijvendokter” een deel van de activa in de vorm van een aantal bedrijfsmiddelen zou geven.
De aandelenoverdracht heeft plaatsgevonden op woensdag 24 februari 2010 bij de notaris. Daarbij waren aanwezig verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en [naam 10]. Ook daar heeft verdachte alles geregeld. De euro is niet betaald, een sleutel is niet overhandigd en de administratie is niet overgedragen. Als reden voor de uitgestelde overdracht is daarbij opgegeven dat medeverdachte [medeverdachte 1] nog spullen uit het pand moest halen en dat de administratie de maandag daarop op het bedrijf kon worden ingezien.
Op het moment van de overdacht exploiteerde het vennootschapsconcern een aannemingsbedrijf. Er waren meerdere werknemers in dienst en de bedrijfsmiddelen, die in eigendom toebehoorden aan de beheersmaatschappij [medeverdachte 1] Beheer BV, waren ten behoeve van de exploitatie ter beschikking gesteld aan werkmaatschappij Aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] BV. De boekwaarde van die bedrijfsmiddelen was ongeveer € 1.100.000,-- (boekwaarde ultimo 2008). Ten tijde van de overdracht was er sprake van een “going concern” met een schuldenlast van bijna € 1.200.000,--. Tot en met vrijdag 26 februari 2010 is er nog gewerkt door de werknemers, die niet eerder dan de daaropvolgende zondag door medeverdachte [medeverdachte 1] op de hoogte zijn gesteld van de overdracht. Op de vrijdag 26 februari 2010 waren de bedrijfsmiddelen en administratie nog op het bedrijf aanwezig.
In het weekend van 27 en 28 februari 2010 zijn alle aanwezige bedrijfsmiddelen en de administratie weggehaald van het bedrijfsterrein van Aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] BV. Op zondag 28 februari 2010 hebben verontruste werknemers contact opgenomen met [naam 10]. [naam 10] deelde hen mee dat hij dacht dat hij een BV zonder personeel op zijn naam had genomen en sprak zijn ongenoegen uit in de richting van verdachte, waarna verdachte ervoor zorgde dat [naam 10] werd vervangen door een nieuwe bestuurder, [naam 11]. Deze [naam 11] is via [naam 12] door verdachte gevraagd om de vennootschappen op zijn naam te zetten. [naam 11] kon met dat enkel op naam zetten € 500,-- verdienen en heeft daarmee ingestemd. Verdachte heeft vervolgens geregeld dat [naam 11] de vennootschappen op zijn naam kreeg.
Een groot deel van de bedrijfsmiddelen is kort na het weekend van 27 en 28 februari 2010 aangetroffen op het terrein van verdachte.
Op respectievelijk 24 maart 2010 en 8 juni 2010 zijn Aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] BV en J.G.E. Vastgoed BV, voorheen genaamd [medeverdachte 1] Beheer BV, in staat van faillissement verklaard. De curator heeft lege boedels aangetroffen en is nimmer in het bezit gesteld van de administratie.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in het kader van de faillissementsprocedure verklaard dat hij na de aandelenoverdracht een deel van de bedrijfsmiddelen, waaronder de goederen die hij als vergoeding aan verdachte zou geven, bij verdachte op het bedrijf heeft zien staan. Verdachte heeft in het kader van die procedure toegegeven dat hij een deel van de bedrijfsmiddelen, die hem door medeverdachte [medeverdachte 1] als vergoeding voor zijn bemiddeling waren toegezegd, heeft overgenomen. Verdachte is ter terechtzitting bij deze verklaring gebleven.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat, vorenstaande omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, sprake is van een onvoltooide bedrijfsoverdracht door medeverdachte [medeverdachte 1]. Medeverdachte [medeverdachte 1] wist dat hij een “going concern” verhandelde. Door in die wetenschap enkel de aandelen op papier over te dragen voor slechts één euro, de betaling niet plaats te laten vinden en de sleutel- en administratieoverdracht uit te stellen, heeft slechts een papieren bestuursoverdracht plaatsgevonden en is de feitelijke leiding nimmer overgedragen. Temeer nu na de papieren “overdracht” op woensdag 24 februari 2010 gewoon is doorgewerkt onder de feitelijke leiding van medeverdachte [medeverdachte 1], dient medeverdachte [medeverdachte 1] naar het oordeel van de rechtbank ook in de periode daarna nog als feitelijk leidinggever te worden aangemerkt.
De rechtbank laat in het midden wie de bedrijfsmiddelen fysiek heeft weggehaald en heeft overgebracht naar het terrein van verdachte. Vast staat dat bedrijfsmiddelen ter uitvoering van een afspraak tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte naar laatstgenoemde zijn gegaan en dat deze die bedrijfsmiddelen als zodanig in ontvangst heeft genomen. Nog daargelaten dat hierbij een schuld van medeverdachte [medeverdachte 1] in privé door de vennootschap(pen) is betaald, stond het medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte niet vrij deze overdracht te doen plaatsvinden. Medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte waren op de hoogte van de slechte financiële positie van [medeverdachte 1]’s bedrijven en voor [medeverdachte 1] was het concern niet meer waard dan één euro. Tegen zijn werknemer [naam 13] heeft medeverdachte [medeverdachte 1] op zondag 28 februari 2010 gezegd dat hij het bedrijf heeft overgedaan aan een katvanger. Voor verdachte was duidelijk dat het bedrijf niet voortgezet zou worden door [naam 10], aangezien verdachte hem in de veronderstelling heeft laten verkeren dat hij een BV zonder personeel kocht. Verdachte heeft er vervolgens, nadat [naam 10] uit de droom was geholpen, (nog) een katvanger, [naam 11], op gezet. Door in deze wetenschap de bedrijfsmiddelen, die als middelen van bestaan voor het bedrijf hebben te gelden, uit het bedrijf te halen, heeft een en ander plaatsgevonden in het zicht van het faillissement van de vennootschappen.
De rechtbank leidt uit het vorenstaande af dat verdachte op zijn minst willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de rechten van de crediteuren van het bedrijf daardoor verkort zouden worden. Het verweer van de verdediging op dit punt wordt verworpen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte], zoals onder feit 2 primair ten laste is gelegd, tezamen en in vereniging met de vennootschappen, waarvan medeverdachte [medeverdachte 1] feitelijk leidinggever was, bedrijfsmiddelen in het zicht van het faillissement aan die vennootschappen heeft onttrokken.
5.2.3
Feit 3
Verdachte wordt onder feit 3 primair verweten dat hij feitelijk leiding/opdracht heeft gegeven aan IJk Totaal Onderhoud BV terzake van:
- het onttrekken van een zestal geldbedragen aan de boedel van IJk Totaal Onderhoud BV,
- het bevoordelen van Huzbo BV voor een bedrag van € 10.115,-- en
- het niet aan de curator overleggen van administratie.
Onder feit 3 subsidiair wordt hem verweten dat hij, al dan niet in vereniging, in het vooruitzicht van het faillissement van IJk Totaal Onderhoud BV een zestal geldbedragen aan de boedel van die BV heeft onttrokken.
Feitelijke gang van zaken
IJk Totaal Onderhoud BV is een onderhoudsbedrijf in schilderwerken. Bestuurder en enig aandeelhouder van IJk Totaal Onderhoud is [naam 14]. De zoon, [naam 15], heeft de dagelijkse leiding over het bedrijf. De overlevingskansen voor de BV zien er eind 2009 slecht uit en om de verliezen voor [naam 14]. niet verder te laten oplopen geeft hij zijn zoon toestemming om de aandelen van het bedrijf te verkopen. [naam 15]. heeft daarop verdachte benaderd. Door verdachte is [naam 16] benaderd en die heeft, op verzoek van verdachte, katvanger [naam 13] gebeld. [naam 16] heeft hem gevraagd of hij voor verdachte, tegen betaling van € 1500,-- , de aandelen van IJk Totaal Onderhoud wil overnemen. [naam 11] is daarmee akkoord gegaan.
Op 28 december 2009 is de akte aandelenoverdracht bij notaris mr. [medeverdachte 2] gepasseerd. De aandelen zijn voor één euro overgenomen door Logistiek Centrum Wijster BV waarvan [naam 11] enig bestuurder en aandeelhouder is. Na het passeren van de akte heeft [naam 11] buiten bij de notaris voor de deur € 500,-- van verdachte gekregen.
In opdracht van [naam 16] moet [naam 11] de bankrekeningen van IJk Totaal Onderhoud BV op zijn naam laten zetten en het personeel dat nog in IJk Totaal Onderhoud BV zit krijgt in opdracht van verdachte ontslag aangezegd. De brieven daarvoor worden, in opdracht van verdachte, door [naam 16] opgemaakt en door [naam 11] ondertekend.
Na de overname van de aandelen door [naam 11] zijn door verschillende bedrijven gelden overgemaakt naar de bankrekening [bankrekening 1] van IJk Totaal Onderhoud BV. Op
28 december 2009 is van die bankrekening een bedrag van € 10.115,-- naar de bankrekening van Huzbo BV overgemaakt. Vervolgens is op 31 december 2009 een bedrag van
€ 12.750,--, op 3 februari 2010 een bedrag van € 2.296,-- en op 12 februari 2010 een bedrag van € 935,-- overgemaakt naar de bankrekening Bouwbedrijf Pos BV. Beide ondernemingen zijn bedrijven van verdachte.
Daarnaast is op 12 januari 2010 een bedrag van € 4.300,-- naar de bankrekening van [naam 11] overgeboekt, welk bedrag vervolgens door [naam 11] is overgemaakt naar Bouwbedrijf Pos.
Op 17 maart 2010 is IJk Totaal Onderhoud BV door de rechtbank te Almelo failliet verklaard en is mr. P. Lettinga als curator benoemd. De volledige administratie van IJk Totaal Onderhoud BV is bij het faillissementsonderzoek niet te voorschijn gebracht en aan de curator overhandigd. Hierdoor is en blijft het voor de curator onduidelijk hoe het faillissement is ontstaan.
Oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de overboekingen van voornoemde bedragen leidt de rechtbank uit het dossier af dat tegenover deze overboekingen geen betalingsverplichting van de BV bestond. Deze overboekingen vanuit IJk Totaal Onderhoud BV dienen naar het oordeel van de rechtbank dan ook als onttrekkingen in het zicht van het faillissement te worden aangemerkt. Door zo kort voor de datum van het faillissement onverplicht betalingen te doen, heeft de BV bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat schuldeisers benadeeld worden.
Met betrekking tot het niet tevoorschijn brengen van de administratie door IJk Totaal Onderhoud BV is de rechtbank van oordeel dat dit moet worden bezien in het licht van de wettelijke verplichting van iedere ondernemer om de administratie van zijn onderneming te bewaren en zo nodig te voorschijn te brengen. Zonder deugdelijke administratie kan de curator zich immers geen beeld vormen van de rechten en verplichtingen van de gefailleerde onderneming en van de gang van zaken binnen die onderneming voorafgaand aan het faillissement. Door niet aan deze verplichting te voldoen, heeft IJk Totaal Onderhoud BV bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de schuldeisers zouden worden benadeeld.
Feitelijk leiding geven / opdracht geven door verdachte
De vraag is evenwel of verdachte aan de gedragingen van IJK Totaal Onderhoud BV feitelijk leiding heeft gegeven of dat hij opdracht heeft gegeven tot die gedragingen.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Naar vaste jurisprudentie is van feitelijk leiding geven aan een verboden gedraging sprake indien:
1. de verdachte maatregelen ter voorkoming van de verboden gedraging achterwege laat, hoewel hij daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden is en
2. hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de verboden gedraging zich zal voordoen, zodat hij die gedraging opzettelijk bevordert.
Hieruit volgt dat niet alleen statutaire bestuurders van een rechtspersoon feitelijk leiding kunnen geven aan een door die rechtspersoon begaan strafbaar feit, maar ook organisatorisch ondergeschikte personen en dat dat leiding geven ook kan bestaan uit een nalaten.
Voornoemd nalaten is alleen strafbaar indien de verdachte bevoegd was maatregelen te nemen en hij ook redelijkerwijs daartoe gehouden was. Deze bevoegdheid tot ingrijpen bestaat indien de verdachte feitelijke zeggenschap heeft over de gedraging die de rechtspersoon wordt geacht te hebben verricht en het tevens tot de taak van de verdachte behoorde in te grijpen.
Uit het dossier volgt dat verdachte heeft bemiddeld bij de totstandkoming van de aandelenoverdracht van IJk Totaal Onderhoud BV door [naam 14]. aan [naam 11]. Voorafgaand aan de aandelenoverdracht was verdachte bestuurder noch feitelijk leidinggever van IJk Totaal Onderhoud BV. Na de aandelenoverdracht op 28 december 2009 was verdachte evenmin bestuurder van de BV. Nu op basis van het dossier ook niet kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken was bij de bedrijfsvoering van de BV danwel op andere wijze binnen de BV zeggenschap had, is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat sprake was van feitelijk leiding / opdracht geven door verdachte, zodat verdachte van het primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Wat betreft het subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
De hiervoor genoemde bedragen zijn, behoudens het bedrag van € 5.502,--, naar het oordeel van de rechtbank ten goede gekomen aan verdachte.
Na de aandelenoverdracht zijn de bedrijfsactiviteiten van IJk Totaal Onderhoud BV gestaakt en zijn gelden van de bankrekening van IJk Totaal Onderhoud BV geboekt naar de rekening van verdachte (Huzbo BV) en naar Bouwbedrijf Pos, ook een onderneming van verdachte. Ook via de rekening van [naam 11] is een bedrag geboekt naar de rekening van Bouwbedrijf Pos. [naam 11] heeft in dit verband verklaard dat hem was verteld dat er geen geld op de rekening mocht blijven staan en dat wat er binnen zou komen en zo snel mogelijk vanaf moest, het gemakkelijkst via [naam 11]’s rekening. [naam 11] was katvanger. Post heeft hij nooit gezien en dat moest hij maar doorsturen naar verdachte. Ook moest [naam 11] rechtstreeks geld overmaken van de rekening van IJk Totaal Onderhoud BV naar een bedrijf van verdachte, te weten Bouwbedrijf Pos, en naar een andere onderneming van verdachte, volgens hem genoemd “Hubo”. De rechtbank begrijpt dat hiermee Huzbo BV wordt bedoeld.
Door de verdediging is gesteld dat aan de betaling van € 10.115,-- aan Huzbo BV de bemiddelingsovereenkomst terzake de aandelenoverdracht ten grondslag heeft gelegen. Dit verweer treft naar het oordeel van de rechtbank geen doel. Deze overeenkomst is immers niet tussen IJk Totaal Onderhoud BV en Huzbo BV, maar tussen [naam 15]. en Huzbo BV tot stand gekomen. Betaling van de factuur had derhalve door [naam 15]. in privé moeten plaatsvinden. Nu dit bedrag aan bemiddelingskosten via de BV aan verdachte is betaald, dient deze betaling te worden gekwalificeerd als een onttrekking in het zicht van het faillissement.
De rechtbank is op grond van het hiervoor overwogene van oordeel dat de genoemde bedragen ten goede zijn gekomen aan verdachte en dat verdachte deze bedragen tezamen en in vereniging met IJk Totaal Onderhoud BV heeft onttrokken aan de boedel. Door opdracht te geven dat het geld zo snel mogelijk van de rekening van IJk Totaal Onderhoud BV te halen en via de privérekening van [naam 11] op rekeningen van eigen ondernemingen te laten boeken, heeft verdachte met IJk Totaal Onderhoud BV gelden onttrokken aan de boedel van IJk Totaal Onderhoud BV en daarmee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat schuldeisers zouden worden benadeeld.
De rechtbank acht het onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde bewezen.
5.2.4
Feit 4
Verdachte wordt onder feit 4 primair verweten dat hij feitelijk leiding / opdracht heeft gegeven aan [bedrijf] BV terzake van het onttrekken van vier geldbedragen van € 5.000,-- en een totaalbedrag van € 22.160,-- aan de boedel van [bedrijf] BV en het niet overleggen van de administratie van de BV aan de curator.
Onder feit 4 subsidiair wordt hem verweten dat hij feitelijk leiding / opdracht heeft gegeven aan Lamat BV en/of Wiebo Vastgoed BV terzake van het in het zicht van het faillissement van [bedrijf] BV onttrekken van geldbedragen aan de boedel van die BV.
Meer subsidiair wordt hem verweten dat hij in het vooruitzicht van het faillissement van [bedrijf] BV viermaal een bedrag van € 5.000,-- aan de boedel van die BV heeft onttrokken.
Feitelijke gang van zaken
Op 28 november 2007 is [bedrijf] BV opgericht. Vanaf die datum tot 14 augustus 2009 zijn [naam 17] en [naam 18] beiden directeur van de vennootschap. Op 14 augustus 2009 verkopen [naam 17] en [naam 18] de aandelen van de vennootschap aan [naam 19], die enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf] BV wordt. De overdracht van de aandelen vindt plaats via Huzbo BV, een onderneming van verdachte.
Huzbo BV is gedurende de periode van 15 december 2005 tot 22 januari 2010 is de handelsnaam van Lamat BV. Op 16 augustus 2009 wordt medeverdachte [medeverdachte 4] bedrijfsleider met beperkte volmacht van [bedrijf] BV.
Op het moment van de aandelenoverdracht heeft de BV een kredietruimte van € 125.000,-- op een ING-bankrekening met nummer [bankrekening 2]. Kort na de aandelenoverdracht wordt het krediet volledig opgebruikt. Zo wordt van de kredietrekening op 16 september 2009 in vier porties van € 5.000,-- een bedrag van € 20.000,-- overgeboekt naar [naam 20] Accountants & Adviseurs. [naam 20] is de accountant van zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 4]. Van het bedrag van € 20.000,-- worden een aantal facturen van Huzbo BV voldaan en het restant ad € 14.498,05 wordt door [naam 20] door geboekt naar een bankrekening van Wiebo Vastgoed Holding BV, een onderneming van verdachte.
Verder is op de rekeningafschriften van de ING-bankrekening met nummer [bankrekening 2] te zien dat er in de periode van 14 augustus 2009 tot en met datum faillissement, 30 maart 2010, diverse geldopnames zijn geweest. Dit betreft een totaalbedrag van ongeveer € 22.160,--. Op de rekeningafschriften is te zien dat er meerdere geldopnames hebben plaatsgevonden in Hoogeveen. Hier is de winkel van medeverdachte [medeverdachte 4] en/of diens echtgenote
[naam 21], genaamd ‘[winkel]’ gevestigd geweest.
Op 30 maart 2010 is [bedrijf] BV failliet verklaard. Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 14 mei 2010 is mr. D.J.G. Lange benoemd tot curator. De curator heeft op 22 februari 2011 aangifte van faillissementsfraude gedaan tegen de BV. De curator schrijft onder meer dat er geen administratie is aangetroffen en dat hij ondanks verzoeken daartoe geen administratie van medeverdachte [medeverdachte 4] en [naam 19] heeft ontvangen, waardoor hij op geen enkele manier heeft kunnen controleren wat in de periode voor het faillissement heeft plaatsgevonden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met betrekking tot de geldbedragen van oordeel dat de door [bedrijf] BV kort na de aandelenoverdracht gedane boekingen onttrekkingen in het zicht van het faillissement zijn geweest, nu niet is gebleken dat [bedrijf] BV tot deze betalingen verplicht was.
[naam 20] heeft de ontvangen betalingen van in totaal € 20.000,-- verrekend met een viertal facturen voor Huzbo BV, wegens voor Huzbo BV verrichte werkzaamheden. De rechtbank leidt uit het dossier echter af dat tegenover de vier overboekingen van € 5.000,-- naar [naam 20] geen tegenprestaties van [naam 20] jegens [bedrijf] BV stonden. Twee van de facturen van [naam 20] aan Huzbo BV dateren zelfs van na de datum van overboeking van de vier bedragen van € 5.000,--.
Ook ten aanzien van de geldopnames van ongeveer € 22.160,-- is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van enige zakelijke, met [bedrijf] BV samenhangende grond.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor met betrekking tot feit 3 is opgemerkt over de administratieplicht van ondernemingen, acht de rechtbank bewezen dat [bedrijf] BV door het niet aan de curator overleggen van de administratie bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat schuldeisers zouden worden benadeeld.
Feitelijk leiding geven / opdracht geven door verdachte
Ook hier is de vraag evenwel of verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de strafbare gedraging of dat hij daartoe opdracht heeft gegeven. De rechtbank verwijst hier in de eerste plaats weer naar hetgeen met betrekking tot feit 3 is opgemerkt over het juridisch kader van feitelijk leiding/opdracht geven.
Uit het dossier blijkt dat verdachte [verdachte] noch voorafgaand noch na de aandelenoverdracht van [bedrijf] BV bestuurder was van die BV. De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen is dat verdachte feitelijk leiding dan wel opdracht heeft gegeven aan die BV.
Wat betreft de ondernemingen Lamat BV en Wiebo Vastgoed Holding BV is de rechtbank van oordeel dat vast staat dat verdachte in de ten laste gelegde periode geen bestuurder (meer) was van deze ondernemingen en dat uit het dossier onvoldoende blijkt van betrokkenheid van verdachte bij door de vennootschappen begane strafbare gedragingen in de ten laste gelegde periode.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat zowel het onder feit 4 primair als subsidiair ten laste gelegde niet bewezen kan worden verklaard.
Met betrekking tot het onder feit 4 meer subsidiair ten laste gelegde blijkt uit het dossier dat [bedrijf] BV – zonder zakelijke grond – in totaal € 20.000,-- heeft overgemaakt naar [naam 20] Accountants & Adviseurs. Van dit bedrag is een viertal facturen van [naam 20] gericht aan Huzbo BV voldaan en het resterende bedrag van € 14.498,05 is op verzoek van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] overgemaakt naar een rekening van Wiebo Vastgoed Holding BV.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte tezamen en in vereniging met [bedrijf] BV een bedrag van € 20.000,-- aan de boedel van die BV onttrokken en daarmee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hierdoor de schuldeisers zouden worden benadeeld.
Verweer van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat het faillissement van [bedrijf] BV ten tijde van de overboeking van de € 20.000,-- niet in het vooruitzicht lag. De rechtbank is overweegt met betrekking tot dit verweer het volgende.
De rechtbank leidt uit het dossier af dat verdachte als bemiddelaar bij de verkoop van [bedrijf] BV aan [medeverdachte 4] inzicht heeft gehad in de slechte financiële positie van die BV. Verdachte heeft vervolgens meegewerkt aan het leegtrekken van de kredietruimte van de BV, zonder dat daar bedrijfsinkomsten tegenover stonden.
De rechtbank is van oordeel dat onder die omstandigheden sprake is van onttrekken van gelden aan [bedrijf] BV in het zicht van het faillissement van de BV.
Het verweer wordt verworpen.
5.2.5
Feit 5
Onder feit 5 is aan verdachte primair ten laste gelegd dat hij tezamen en in vereniging met notaris [medeverdachte 2] een akte van levering van aandelen van Wiebo Vastgoed Holding BV valselijk heeft opgemaakt, door te vermelden dat de koopsom van de aandelen € 20.000,-- bedroeg terwijl die koopsom in werkelijkheid € 3.000,-- heeft bedragen.
Onder feit 5 subsidiair is verdachte ten laste gelegd dat hij in genoemde akte een valse opgave heeft gedaan.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor met betrekking tot feit 4 is weergegeven overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft, via zijn gevolmachtigde [naam 22], in een akte van levering van aandelen van de vennootschap Wiebo Vastgoed BV, waarbij Wiebo Vastgoed Holding BV verkoper was (rechtsgeldig vertegenwoordigd door verdachte) en [medeverdachte 4] koper was, doen opnemen dat de koopsom van de aandelen € 20.000,-- bedroeg.
In die akte van levering is vermeld dat de koper heeft verklaard gemelde koopsom te hebben voldaan door betaling aan [naam 20] Accountants. [medeverdachte 4] heeft verklaard dat via de ING-kredietrekening met nummer [bankrekening 2] van [bedrijf] BV – van welke BV [medeverdachte 4] ten tijde van het ten laste gelegde bedrijfsleider met volledige volmacht was – aan [naam 20] Accountants vier keer € 5.000,-- is betaald.
De rechtbank heeft uit de volgende bewijsmiddelen echter de overtuiging bekomen dat in werkelijkheid de koopsom € 3.000,-- bedroeg.
De koper van de aandelen van Wiebo Vastgoed BV, [medeverdachte 4], heeft verklaard dat hij
€ 3.000,-- heeft betaald voor de aandelen van die (lege) BV. De rechtbank leidt uit het dossier af dat een dergelijk bedrag gangbaar is voor een lege BV.
Op een afrekening van [naam 9] Notarissen van 7 september 2009, gericht aan [medeverdachte 4] betreffende de aankoop van aandelen Wiebo Vastgoed BV staat een koopsom vermeld van € 3.000,-- alsmede een aantekening met pen “betaald contant 10-09-09”. Deze afrekening is verwerkt in de administratie van de onderneming van de echtgenote van [medeverdachte 4], genaamd [winkel].
Bovendien is een kopie van het paspoort van [medeverdachte 4] aangetroffen met daarop met de pen geschreven “€ 3.000,--“ en heeft [medeverdachte 4] verklaard dat hij zijn handschrift op de eerder genoemde afrekening met de tekst “betaald contant 10-09-’09” herkent.
Door in plaats van € 3.000,-- een bedrag van € 20.000,-- als koopsom in de akte te doen opnemen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens een valse opgave in een authentieke akte gedaan, met het oogmerk om die akte te (doen) gebruiken als ware zijn opgave in overeenstemming met de waarheid. Een notariële akte dient immers bij uitstek tot bewijs van de daarin vermelde afspraken. Met het doen vermelden in de akte van de hoogte van de koopsom van € 20.000,-- worden verdachte (en [medeverdachte 4]) dan ook geacht de waarheid van die koopsom door middel van de akte te hebben willen doen blijken, zoals bedoeld in artikel 227, eerste lid, Sr2..
De rechtbank leidt uit het dossier af dat de koopsom van € 20.000,-- in de authentieke akte is gebruikt om de betaling van vier keer € 5.000,-- van [bedrijf] BV aan [naam 20] Accountants te verantwoorden. Tevens is de koopsom van deze akte gebruikt om de betaling van het restantbedrag van € 14.498,05 door [naam 20] Accountants aan Wiebo Vastgoed Holding BV te rechtvaardigen.
Op basis van het dossier acht de rechtbank niet bewezen dat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en notaris [medeverdachte 2] bij het valselijk opmaken van de akte van levering van aandelen. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het onder feit 5 primair ten laste gelegde.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte een valse opgave heeft gedaan in een akte van levering van aandelen, zoals onder feit 5 subsidiair is ten laste gelegd.
5.2.6
Feit 6
Onder feit 6 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij feitelijk leiding / opdracht heeft gegeven aan Pica BV terzake van het niet voldoen aan de op Pica BV rustende verplichting om de administratie aan de curator over te leggen.
Feitelijke gang van zaken
Pica BV heeft zich in de loop van het jaar 2009 gevestigd op het adres [adres 8] te Weerselo. Op dit adres zijn meerdere aan verdachte gelieerde bedrijven gevestigd waaronder Lamat BV, een onderneming met als handelsnaam Huzbo BV.
Op 20 januari 2009 zijn de aandelen van Pica BV in handen gekomen van Lamat BV.
Verdachte is vanaf die datum tot 11 maart 2009 indirect bestuurder van Pica BV geweest. Op 11 maart 2009 is [medeverdachte 4] bestuurder van Pica BV geworden.
Vanaf 22 september 2009 tot aan de datum van het faillissement van Pica BV op
15 december 2009 is verdachte wederom – via de Stichting BV Service – indirect bestuurder van Pica BV geweest.
Vanaf 22 september 2009 tot 8 februari 2010 is Wiebo Werkholding BV (handelsnaam Huzbo Bemiddeling) enig aandeelhouder en bestuurder van de Stichting BV Service. Verdachte is vanaf 17 april 2009 voorzitter, secretaris en penningmeester van Stichting Administratiekantoor (STAK) Wiebo, welke stichting enig aandeelhouder en bestuurder van Wiebo Werkholding BV is.
Vanaf de overname van de aandelen van Pica BV door Lamat BV in januari 2009 is er sprake van dat de aandelen over zullen gaan in handen van [naam 23], die volgens zijn eigen verklaring de financiële gang van zaken binnen Pica BV begeleidt.
Deze aandelenovername is volgens de gegevens in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel echter nooit een feit geworden en daarmee is verdachte tot en met het faillissement van Pica BV indirect enig aandeelhouder van deze BV gebleven.
Op 15 december 2009 is Pica BV failliet verklaard en is mr. A.M. Jongerman tot curator van de failliete vennootschap benoemd.
Op 17 april 2012 heeft de curator aangifte gedaan. Uit de aangifte volgt dat zij geen administratie van Pica BV heeft aangetroffen en dat haar mondelinge en schriftelijke verzoeken aan de drie volgens haar bij het besturen en beheren van Pica BV betrokken personen, te weten verdachte, [medeverdachte 4] en [naam 23], niet tot gevolg hebben gehad dat zij de beschikking kreeg over de administratie. Een verhoor van deze drie personen door de rechter-commissaris in het faillissement van Pica BV heeft dat evenmin tot gevolg gehad.
Oordeel van de rechtbank
Het ten laste gelegde moet worden bezien in het licht van de omstandigheid dat iedere ondernemer wettelijk verplicht is de administratie van zijn onderneming zeven jaren te bewaren en zo nodig te voorschijn te brengen. Het gaat dan in ieder geval om basisgegevens als:
- het grootboek;
- de debiteuren- en crediteurenadministratie;
- de voorraadadministratie;
- de in- en verkoopadministratie en
- de loonadministratie (bij personeel).
Degenen die aan deze administratieve verplichtingen zijn onderworpen worden geacht te weten dat de administratie een leidraad is voor financieel verantwoord handelen en dat als de curator in het faillissement niet kan beschikken over een deugdelijke administratie dit kan strekken tot benadeling van de faillissementsschuldeisers. Immers, zonder deugdelijke administratie kan de curator zich geen beeld vormen van de rechten en verplichtingen van de gefailleerde onderneming en van de gang van zaken binnen die onderneming voorafgaand aan het faillissement.
Deze verplichting vloeit voort uit de artikelen 105 en 106 van de Faillissementswet (Fw) in combinatie met de jurisprudentie van de Hoge Raad3.. Uit deze jurisprudentie volgt dat ook indien de curator tijdens zijn eerste contacten met (bestuurders en commissarissen van) de failliet niet expliciet zou hebben gevraagd naar de aanwezige administratie en daarbij behorende bewijsstukken de failliet uit eigen beweging de bestaande verplicht en onverplicht gehouden administratie aan de curator dient af te dragen.
De rechtbank is van oordeel dat Pica BV niet voldaan heeft aan de wettelijke plicht tot het tevoorschijn brengen en overdragen van de administratie van Pica BV aan curator.
De curator heeft daardoor geen volledige inzage kunnen krijgen in de toestand van de boedel waardoor de schuldeisers zijn benadeeld.
Feitelijk leiding / opdracht geven door verdachte
Ten aanzien van de vraag of verdachte, al dan niet samen met anderen, feitelijk leiding heeft gegeven aan de strafbare gedraging van Pica BV verwijst de rechtbank in de eerste plaats naar het juridisch kader dat onder 5.2.3 met betrekking tot feit 3 is weergegeven.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op het moment van faillietverklaring van Pica BV op 15 december 2009, via de Stichting BV Service, indirect bestuurder van Pica BV was. Verdachte was uit dien hoofde verantwoordelijk voor het voeren van een deugdelijke administratie en gehouden deze aan curator Jongerman af te geven. Indien en voor zover de administratie niet in het bezit van verdachte was is de rechtbank van oordeel dat verdachte bevoegd en redelijkerwijs gehouden was om maatregelen te nemen teneinde ervoor te zorgen dat de administratie aan de curator zou worden overhandigd. Anders dan de verdediging heeft gesteld is niet gebleken dat binnen Pica BV sprake was van een taakverdeling binnen de directie waardoor een ander dan verdachte aangewezen was om die maatregelen te nemen.
Verdachte heeft het nemen van maatregelen achterwege gelaten en dient daarom in dit verband als feitelijk leidinggever van Pica BV te worden aangemerkt.
Het onder feit 6 aan verdachte ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.2.7
Feit 7
Onder feit 7 primair is aan verdachte ten laste gelegd dat hij een factuur van House of Capital NV aan TNB Services BV valselijk heeft opgemaakt.
Feit 7 subsidiair behelst het verwijt dat verdachte feitelijk leiding/opdracht heeft gegeven aan House of Capital NV terzake van het gebruik maken van die vervalste factuur.
Verweer van de verdediging
Verdachte heeft betwist dat de factuur van 1 november 2011 van House of Capital NV, gericht aan TNB Service BV, ten bedrage van € 112.500,-- vals is en heeft ter terechtzitting een schriftelijke verklaring overgelegd van een persoon genaamd [naam 24]. Deze geeft in die verklaring aan dat hij de factuur heeft ontvangen en een deel van het factuurbedrag heeft voldaan. Daarnaast deelt hij in die verklaring mee dat de factuur betrekking heeft op de levering van aandelen van TNB Service BV en Stichting Administratiekantoor TNB. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat de aandelen van TNB Service BV zijn geleverd door [naam 24] als bestuurder in te schrijven van de Stichting Administratiekantoor TNB. Het was, zo heeft verdachte verklaard, de stichting die de aandelen van de vennootschap in bezit had en de aandelenoverdracht kon door bestuurswisseling in de stichting gerealiseerd worden zonder dat er een notaris nodig was. Volgens verdachte heeft die bestuurswisseling ook daadwerkelijk plaatsgevonden en hij heeft in dat verband verwezen naar een uittreksel van de Kamer van Koophandel. Dit uittreksel is in het dossier opgenomen onder bijlage D-643. In dit uittreksel is opgenomen dat [naam 24] op 25 november 2011 is ingeschreven als voorzitter/secretaris/penningmeester van de Stichting Administratiekantoor TNB, alleen/zelfstandig bevoegd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de kern van het verwijt aan verdachte, zowel primair als subsidiair, hierop neerkomt dat de factuur melding maakt van een aandelentransactie die niet zou hebben plaatsgevonden. In het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD wordt deze valsheid gebaseerd op het feit dat onderzoek heeft uitgewezen dat geen aandelentransactie via een notaris heeft plaatsgevonden en dat het handelsregister van de Kamer van Koophandel evenmin melding maakt van een wisseling in aandeelhouderschap die betrekking zou kunnen hebben op de in de factuur beschreven transactie. Nu deze constateringen de gang van zaken, zoals door verdachte ter terechtzitting uiteengezet, onverlet laten en er ook geen bewijsmiddelen uit het dossier naar voren komen waaruit blijkt dat de verklaring van verdachte onjuist is, kan de valsheid van de factuur niet worden vastgesteld en moet verdachte, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs op dit essentiële onderdeel, van het onder feit 7 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
5.2.8
Feit 9
Onder feit 9 is aan verdachte ten laste gelegde dat hij tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte 5] een valse opgave heeft gedaan in een akte van levering van registergoed.
Oordeel van de rechtbank
Volgens de notariële akte van levering van registergoed, waarbij verdachte de verkoper was en zijn toenmalige echtgenote [medeverdachte 5] de koper, is de koopprijs tot stand gekomen op basis van een door de heer [naam 2], makelaar en taxateur, opgesteld taxatierapport.
Hoewel dit taxatierapport ten grondslag heeft gelegen aan de koopprijs zoals vermeld in de akte van levering van de percelen die in de tenlastelegging genoemd worden, is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat de notariële akte zélf enige valsheid met betrekking tot al dan niet aangetroffen grondvervuiling bevat. Dat sprake zou zijn van vastgestelde vervuiling in de geleverde percelen, is immers niet terug te vinden in de notariële akte.
Evenmin volgt uit het dossier dat verdachte, al dan niet in nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte 5], door middel van enige valse opgave in de notariële akte heeft willen doen blijken van een (schijn)constructie als ware die constructie in overeenstemming met de waarheid.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat ook met betrekking tot de in de notariële akte vermelde koopprijs op basis van het dossier niet bewezen kan worden dat verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte 5], enige valse opgave daaromtrent heeft gedaan. Of een koopprijs al dan niet marktconform is, althans niet overeenkomt met de werkelijke waarde, is voor de geldigheid van de akte waarin die prijs wordt vermeld in beginsel niet van belang.
Voor zover de tenlastelegging het verwijt behelst dat verdachte valselijk niet heeft doen vermelden dat in de koopprijs tevens een (onbenoemde) schenking was opgenomen, bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank – wat er ook zij van de juistheid van de kwalificatie van de transactie – onvoldoende bewijs dat verdachte opzettelijk in strijd met de werkelijkheid de titel ‘koop’ in de notariële akte heeft opgegeven, waar wellicht ook een schenking had moeten worden vermeld.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
5.2.9
Feit 10
Onder feit 10 is primair aan verdachte ten laste gelegd dat hij tezamen en in vereniging met onder meer [naam 2] een taxatierapport van [makelaardij] valselijk heeft opgemaakt. Subsidiair is verdachte ten laste gelegd dat hij het valselijk opmaken van dat taxatierapport door [naam 2] heeft uitgelokt dan wel dat hij daaraan medeplichtig is.
Feitelijke gang van zaken
Op 30 augustus 2010 heeft verdachte aan zijn toenmalige echtgenote en thans medeverdachte [medeverdachte 5] een viertal registergoederen geleverd, zoals omschreven in de tenlastelegging.
De koopprijs voor het geleverde bedroeg volgens de akte van levering € 233.900,--. In de akte van levering is tevens opgenomen dat de waarde van de overgedragen onroerende zaken is gebaseerd op een door [naam 2] opgesteld taxatierapport van juli 2010.
[naam 2] heeft verklaard dat hij het betreffende onroerend goed heeft getaxeerd met inachtneming van vervuiling van gronden aan de [adres 1] en [adres 5] te [plaats 2] en daarmee samenhangende saneringskosten. [naam 2] heeft deze vervuiling aangenomen op basis van een door Aannemersbedrijf [naam 5] BV uitgebrachte offerte met een “indicatie van kosten grondsanering” uit 2007, welke offerte door verdachte aan [naam 2] was aangeleverd met daarbij de opdracht van verdachte aan [naam 2] om zo laag mogelijk te taxeren. Zonder nader onderzoek in te stellen met betrekking tot de eventuele vervuiling en saneringskosten, heeft [naam 2] de waarde van de betreffende percelen daarop bepaald op
€ 371.000,--. Wanneer de saneringskosten buiten beschouwing zouden zijn gelaten, zou de waarde zijn bepaald op € 573.000,--.
De heer [naam 5] van [naam 5] BV heeft verklaard dat verdachte hem in 2007 heeft benaderd met het verzoek om een prijsopgaaf tot bodemsanering van de percelen aan de [adres 1] en [adres 5] te [plaats 2] en de achter die percelen gelegen cultuurgrond. Verdachte heeft daarbij een Uittreksel Kadastrale Kaart aangeleverd waarop handgeschreven was aangegeven waar welke vervuiling aanwezig zou zijn. Volgens [naam 5] wordt normaliter een bodemonderzoek gedaan door een gespecialiseerd bedrijf. Dat bedrijf stelt op basis van zijn bevindingen een saneringsplan op, op basis waarvan [naam 5] vervolgens een offerte uitbrengt en (na gunning) de sanering uitvoert. In dit geval heeft [naam 5] geen saneringsplan ontvangen en heeft hij op basis van de door verdachte aangeleverde gegevens een offerte uitgebracht. Omdat het saneringsplan ontbrak, heeft [naam 5] op de offerte aangegeven dat het een “indicatie van kosten grondsanering” betrof. Of de grond ook daadwerkelijk vervuild is (geweest) en zo ja, in welke mate weet [naam 5] niet. Wel weet hij dat [naam 5] BV in ieder geval geen bodemsanering aan de [adres 1] en [adres 5] te [plaats 2] heeft uitgevoerd.
Verweer van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat niet vaststaat dat géén sprake was van vervuilde grond en dat derhalve niet kan worden bewezen dat verdachte het taxatierapport van juli 2010 valselijk heeft opgemaakt of doen opmaken.
De rechtbank overweegt met betrekking tot dit verweer echter dat evenmin is komen vast te staan dat ten tijde van het opmaken van het betreffende taxatierapport sprake is geweest van vervuilde grond in de mate waarvan in het taxatierapport wordt uitgegaan. Uit het dossier en ter terechtzitting is immers gebleken dat voor de informatie inzake de aanwezigheid van grondvervuiling niet een objectieve en deskundige onderbouwing voorhanden was.
De rechtbank concludeert dat met het niettemin in het taxatierapport (doen) opnemen van de grondvervuiling als vastgesteld gegeven en uitgangspunt voor de waardebepaling, sprake is geweest van een valsheid in het taxatierapport ter zake van de vaststelling van (de omvang van) de grondvervuiling in de betreffende percelen.
Oordeel van de rechtbank met betrekking tot het primair ten laste gelegde
De rechtbank overweegt dat verificatie van een substantiële factor in een taxatie tot de taak en daarmee verantwoordelijkheid van een taxateur moet worden gerekend ingeval hij die factor tot uitgangspunt neemt in zijn waardebepaling. Door deze verificatie achterwege te laten en de grondvervuiling als vaststaand gegeven op te nemen in zijn taxatierapport, wetende dat een objectieve vaststelling niet heeft plaatsgevonden en er slechts een indicatie van de kosten van grondsanering voorhanden was, heeft makelaar [naam 2] naar het oordeel van de rechtbank zijn rapport valselijk opgemaakt.
Op basis van het dossier acht de rechtbank echter niet bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [naam 2] zoals primair is ten laste gelegd. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde
Verdachte heeft [naam 2] opgedragen een zo laag mogelijke waarde te bepalen met inachtneming van door verdachte hierboven omschreven aangeleverde informatie inzake grondvervuiling.
Door geen dan wel onvoldoende objectieve, door een deskundige gefundeerde informatie met betrekking tot vermeende grondvervuiling aan makelaar [naam 2] te verschaffen met daarbij een opdracht tot – zo laag mogelijke – taxatie, heeft verdachte makelaar [naam 2] naar het oordeel van de rechtbank opzettelijk door middel van inlichtingen uitgelokt tot het valselijk opnemen in het taxatierapport dat de aanwezigheid van grondvervuiling zou zijn vastgesteld.
De rechtbank acht daarmee het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 3 primair, feit 4 primair en subsidiair, feit 5 primair, feit 7 primair en subsidiair, feit 8 primair, feit 9 en feit 10 primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 subsidiair, feit 4 meer subsidiair, feit 5 subsidiair, feit 6, feit 8 subsidiair en feit 10 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
Fulham Financieringen BV tezamen en in vereniging met Euro Projects Ontwikkeling BV (voorheen tot 18 april 2011 genaamd Innové Vastgoed BV) in de periode december 2010 tot en met 01 mei 2012 in Nederland,
tezamen en in vereniging met natuurlijke personen en met andere rechtspersonen,
terwijl Euro Projects Ontwikkeling BV bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 20 december 2011 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van Euro Projects Ontwikkeling BV (tot 18 april 2011 genaamd Innové Vastgoed BV),
een last van Euro 422.750,-- had verdicht, hierin bestaande dat genoemde rechtspersoon, Fulham Financieringen BV, in deze in het bijzonder tezamen en in vereniging met [medeverdachte 3] en Innové Immo BV en met andere rechtspersonen,
in een hypotheekakte d.d. 31 januari 2011 opgemaakt door notaris mr. [medeverdachte 2] had doen opnemen (zakelijk weergegeven) dat door Fulham Financiering BV het recht van hypotheek tot een bedrag van Euro 422.750,-- was verleend aan Innové Immo BV, op het appartementsrecht, omvattende het uitsluitend gebruik van de commerciële ruimte met parkeerplaats op de begane grond aan de [adres 2] te [plaats 1] en het appartementsrecht, omvattende het uitsluitend gebruik van de commerciële ruimte met parkeerplaats op de begane grond aan de [adres 3] te [plaats 1],
terwijl daar geen geldleningen en/of financieringen tegenover stonden en/of zouden komen te staand tot genoemd bedrag,
zulks terwijl hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven
verboden gedraging;
2. primair
hij tezamen en in vereniging met Aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] BV en met [medeverdachte 1] Beheer BV (vanaf 16 april 2010 genaamd J.G.E. Vastgoed BV (ingeschreven KvK-nummer 06065655) en met [medeverdachte 1], in de periode van 26 februari 2010 tot 9 februari 2012 in Nederland,
terwijl Aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] BV bij vonnis van de rechtbank Almelo d.d.
24 maart 2010 in staat van faillissement is verklaard en terwijl J.G.E. Vastgoed BV (vóór 16 april 2010 genaamd [medeverdachte 1] Beheer BV) bij vonnis van de rechtbank Leeuwarden d.d. 08 juni 2010 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van Aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] BV en van J.G.E Vastgoed BV (voorheen genaamd
[medeverdachte 1] Beheer BV),
de navolgende goederen aan de boedels van genoemde besloten vennootschappen had onttrokken, te weten: een vrachtwagen, merk DAF, kenteken [kenteken], een Toyota Landcruiser, 3 aanhangwagens, een minikraan, compressoren en luchthamers;
3. subsidiair
hij in de periode 28 december 2009 tot en met 17 maart 2010 in Nederland,
tezamen en in vereniging met rechtspersonen en met anderen,
in het vooruitzicht van het faillissement van IJk Totaal Onderhoud BV, welk
faillissement is gevolgd bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Almelo
van 17 maart 2010, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van schuldeisers van IJk Totaal Onderhoud BV, de navolgende goederen aan de boedel heeft onttrokken,
te weten:
- een geldbedrag van (ongeveer) Euro 10.115,--;
en
- een geldbedrag van (ongeveer) Euro 12.750,--;
en
- een geldbedrag van (ongeveer) Euro 2.296,--;
en
- een geldbedrag van (ongeveer) Euro 935,--;
en
- een geldbedrag van (ongeveer) Euro 4.300,--;
4. meer subsidiair
hij in de periode 10 september 2009 tot en met 2 november 2009 in Nederland,
tezamen en in vereniging met rechtspersonen,
in het vooruitzicht van het faillissement van [bedrijf] BV, welk faillissement bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 maart 2010 is gevolgd,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van [bedrijf] BV, goederen, te weten viermaal een bedrag van Euro 5.000,-- aan de boedel van [bedrijf] BV heeft onttrokken;
5. subsidiair
hij op 10 september 2009 te Neede, gemeente Berkelland,
in een authentieke akte, te weten een akte van levering van aandelen van de vennootschap Wiebo Vastgoed BV, waarbij verkoper was Wiebo Vastgoed Holding BV
en waarbij koper was [medeverdachte 4], opgemaakt door mr. [medeverdachte 2], toen notaris in de gemeente Berkelland, standplaats Neede,
een valse opgave, aangaande een feit van welks waarheid die akte moest doen blijken heeft doen opnemen, te weten dat de koopsom van die aandelen Euro 20.000,-- bedroeg, met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware die opgave van hem, verdachte, in overeenstemming van de waarheid, hebbende dat valse hierin bestaan, dat de koopsom in werkelijkheid Euro 3.000,- bedroeg;
6.
Pica BV in de periode 15 december 2009 tot en met 17 april 2012 in Nederland,
terwijl genoemde rechtspersoon bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Zutphen van 15 december 2009 in staat van faillissement was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichtingen ten opzichte van het te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers als bedoeld in artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, hierin bestaande dat op 17 april 2012 nog steeds geen administratie was overgelegd aan curator mevrouw mr. A.M. Jongerman,
zulks terwijl hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven gedraging;
8. subsidiair
hij op 31 januari 2011 te Neede, gemeente Berkelland,
tezamen en in vereniging met een ander,
in een authentieke akte, te weten een hypotheekakte, opgemaakt door notaris
mr. [medeverdachte 2], (toen) notaris in de gemeente Berkelland, standplaats Neede,
een valse opgave aangaande na te noemen feit van welks waarheid die akte moest doen blijken, te weten (zakelijk weergegeven) dat de hypotheekgever (Fulham Financiering
het recht van eerste van hypotheek en eerste pand verleende tot een bedrag van Euro 422.750,-- aan Innové Immo BV op de appartementsrechten, omvattende het uitsluitend gebruik van de commerciële ruimte met parkeerplaats op de begane grond aan de [adres 2] te [plaats 1] en het appartementsrecht, omvattende het uitsluitend gebruik van de commerciële ruimte met parkeerplaats op de begane grond aan de [adres 3] te [plaats 1], tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de schuldeiser (Innové Immo BV) blijkens haar administratie van schuldenaar te vorderen heeft of mocht hebben, uit hoofde van verstrekte en/of alsnog te verstrekken geldleningen, verleende en/of alsnog te verlenen kredieten in rekening-courant, tegenwoordige en/of toekomstige borgstellingen dan wel uit welken anderen hoofde ook,
heeft doen opnemen met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken als ware die opgave in overeenstemming met de waarheid, terwijl verdachte en zijn mededader wisten (zakelijk weergegeven) dat tegenover het verlenen van dat hypotheekrecht geen geldleningen of financieringen stonden of zouden komen te staan;
10. subsidiair
[naam 2] in de maand juli 2010 in Nederland,
een taxatierapport van [makelaardij], gedateerd juli 2010, met als opdrachtgever mevrouw [medeverdachte 5], betreffende (zakelijk weergegeven) de onroerende zaken:
a. a) woonhuis met erf, [naam 19] en ondergrond, staande een gelegen te [plaats 2] (Ov), plaatselijk bekend [adres 1], kadastraal bekend gemeente Tubbergen, [sectie en nummer], groot 11 aren en 70 ca;
b) woonhuis met bedrijfsopstal, erf, [naam 19], ondergrond en verdere aanhorigheden, staande en gelegen te [plaats 2] (Ov), plaatselijk bekend [adres 5], kadastraal bekend gemeente Tubbergen, [sectie en nummer], ongeveer groot 50 are;
c) cultuurgrond gelegen aan, rond en achter [adres 1] en [adres 5], kadastraal bekend gemeente Tubbergen, [sectie en nummer], ongeveer groot 7 ha, 15 are en 49 ca;
d) cultuurgrond gelegen aan een zandweg, welke uitkomt op de [adres 4], kadastraal bekend gemeente Tubbergen, [sectie en nummer], ongeveer groot 95 are en 85 ca;
e) woonhuis met 2e woongedeelte, bedrijfsopstallen, erf, [naam 19], ondergrond, cultuurgrond en verdere aanhorigheden, staande en gelegen te Heemserveen, plaatselijk bekend [adres 6], [plaats 3], kadastraal bekend gemeente
Ambt-Hardenberg [sectie en nummer], groot 05 hectare, 21 are en 05 centiare,
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken hierin bestaan, dat in dat taxatierapport werd vermeld (zakelijk weergegeven) dat op basis van de aanwezige (grond)vervuiling, zijnde sloopafval met aanzienlijke hoeveelheid asbesthoudend materiaal, bleek dat er rekening moest worden gehouden met een aanzienlijke waardevermindering inzake de vervuilde percelen, dat die vervuiling de onder sub a, b en c genoemde percelen betrof en dat bij die taxatie rekening was gehouden met vorengenoemde vervuiling, zulks terwijl in werkelijkheid die (grond)vervuiling niet aanwezig was vastgesteld,
welke strafbaar feit hij, verdachte, in de periode van 30 maart 2010 tot en met 30 augustus 2010 in Nederland,
opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van middelen en inlichtingen door die genoemde [naam 2] opdracht te geven die onroerende zaken zo laag mogelijk te taxeren met in ogenschouw de gegevens over de vervuiling en door (daarbij) genoemde [naam 2] in kennis te stellen van gegevens betreffende de aard en omvang van die vervuiling en door een “offerte indicatie van kosten grondsanering [straat] te [plaats 2]” van [naam 5] Vriezenveen d.d. 18 juni 2007 te laten gebruiken.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaringen. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 subsidiair, feit 4 meer subsidiair, feit 5 subsidiair, feit 6, feit 8 subsidiair en feit 10 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 51, 225, 227, 341 ahf, onder a ahf, sub 1 en 344 ahf, onder 1º Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: feitelijk leiding geven aan het medeplegen van bedrieglijke bankbreuk, begaan door een rechtspersoon;
feit 2 primair
het misdrijf: medeplegen van bedrieglijke bankbreuk, begaan door een rechtspersoon;
ten aanzien van feit 3 subsidiair en feit 4 meer subsidiair:
telkens het misdrijf: medeplegen van in het vooruitzicht van het faillissement, terwijl faillissement is gevolgd, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers enig goed aan de boedel onttrekken;
feit 5 subsidiair
het misdrijf: in een authentieke akte een valse opgave doen opnemen aangaande een feit van welks waarheid die akte moet doen blijken met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als waren zijn opgave in overeenstemming met de waarheid;
feit 6
het misdrijf: feitelijk leiding geven aan bedrieglijke bankbreuk, begaan door een rechtspersoon;
feit 8 subsidiair
het misdrijf: medeplegen van het in een authentieke akte een valse opgave doen opnemen aangaande een feit van welks waarheid die akte moet doen blijken met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als waren zijn opgave in overeenstemming met de waarheid;
feit 10 subsidiair
het misdrijf: uitlokking van valsheid in geschrift.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich al dan niet samen met anderen en al dan niet via diverse BV’s meerdere malen schuldig gemaakt aan het plegen van faillissementsfraude. Daarnaast heeft hij valse opgaves gedaan ten behoeve van het opmaken van authentieke akten door een notaris en heeft hij valsheid in geschrifte in een taxatierapport uitgelokt.
Verdachte is werkzaam geweest als BV-handelaar en heeft zich opgeworpen als een bedrijvendokter. Via de website “Huzbo BV handel” werden bedrijven te koop gevraagd dan wel aangeboden. Verdachte hield zich niet enkel bezig met reguliere BV-handel, maar ook met de aan- en verkoop van BV’s voor frauduleuze activiteiten. Verdachte’s werkwijze hield in dat ondernemingen die in financieel zwaar weer verkeerden werden overgenomen, waarbij de oud-eigenaren veelal moesten betalen voor de overname van hun bedrijf. Vervolgens werd een katvanger op het bedrijf gezet en werden gelden en goederen aan het bedrijf onttrokken, met een faillissement tot onafwendbaar gevolg.
Verdachte heeft op berekenende en geraffineerde wijze in het zicht van faillissement goederen en geldbedragen voor meer dan € 550.000,-- buiten de boedel van een vijftal bedrijven gehouden. Hierdoor is het naderende faillissement van die ondernemingen bespoedigd, zijn schuldeisers in ernstige mate benadeeld en zijn hoge kosten gemaakt door civiele procedures.
Tevens heeft verdachte, terwijl hij als bestuurder dan wel feitelijk leidinggevende daartoe wettelijk verplicht was, niet de administratie van de gefailleerde ondernemingen aan de curator overhandigd. Door het niet ter beschikking stellen van die administratie kon de curator de redenen voor het ontstaan van het faillissement niet onderzoeken en vaststellen.
De curator is telkens niet in staat geweest om inzicht te verkrijgen in de vermogenspositie van de gefailleerde onderneming en van de rechten en plichten van de schuldeisers en schuldenaren. Verdachte heeft als bestuurder/feitelijk leidinggever hierin een grote rol gehad en de rechtbank neemt hem dat kwalijk. Niet alleen omdat schuldeisers door zijn handelen schade hebben geleden, maar ook omdat deze vorm van fraude het vertrouwen in de markt, welk vertrouwen van essentieel belang is voor een goed functionerend handelsverkeer, aantast.
Daarnaast heeft verdachte in het kader van de faillissementsfraudes meerdere malen valse opgaves in notariële aktes laten opnemen.
De rechtbank acht het handelen van verdachte verwerpelijk. Daar komt bij dat verdachte geen enkel inzicht heeft getoond in het laakbare van zijn handelen. Hij heeft zichzelf gepresenteerd als een ondernemer die bemiddelt bij de overdracht van bedrijven en die met name door de Belastingdienst daarin gedwarsboomd is. De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarmee volledig zijn eigen rol in het gebeuren miskent.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met:
- de ernst van de bewezen verklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de professionele opzet van het bewezenverklaarde;
- de grove wijze waarop het noodzakelijk vertrouwen in het handelsverkeer in het algemeen door verdachte is geschaad;
- het stelselmatige karakter van de bewezenverklaarde feiten;
- de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die in geval van een fraude met een benadelingsbedrag gelegen tussen € 500.000,-- en € 1.000.000,-- een gevangenisstraf van 18 tot 24 maanden vermelden.
Daarnaast houdt de rechtbank op de voet van artikel 63 Sr rekening met de straf die op 28 januari 2013 aan verdachte is opgelegd in verband met medeplegen van oplichting.
Alles overziend komt de rechtbank tot de conclusie dat, gelet op de ernst, de omvang en de duur van de bewezenverklaarde feiten aan verdachte een vrijheidsbenemende straf voor de duur van drie jaren dient te worden opgelegd.
De rechtbank ziet thans nog geen reden om de door de officier van justitie geëiste bijkomende straffen aan verdachte op te leggen. Weliswaar is verdachte – ook door deze rechtbank – eerder veroordeeld voor met name meerdere gevallen van oplichting, maar geen van deze veroordelingen was op het moment van sluiting van het onderzoek onherroepelijk.
9. De vordering van de benadeelde partij
Mr. A.M. Jongerman, in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van Pica BV, kantoorhoudende te Epe aan de St. Antoniusweg 10 (Postbus 232, 8160 AE Epe), heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van een bedrag van € 51.625,35.
De verdediging heeft de vordering betwist.
De rechtbank is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de vordering van de curator als één vordering namens de boedel aan de rechtbank wordt voorgelegd, de behandeling en beoordeling daarvan niet zonder meer eenvoudig maakt. Bij de beoordeling van de totale vordering moeten in verband met de hoogte van het eventueel toe te wijzen bedrag met betrekking tot vele afzonderlijk te beoordelen componenten van de vordering meerdere vragen door de rechtbank beantwoord worden.
Gelet op de betwisting door de verdachte en de complexiteit van het geheel levert het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om de vordering nader te onderbouwen naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 47, 51 en 57 Sr.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- -
verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 3 primair, feit 4 primair en subsidiair, feit 5 primair, feit 7 primair en subsidiair, feit 8 primair, feit 9 en feit 10 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- -
verklaart bewezen, dat verdachte het onder feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 subsidiair, feit 4 meer subsidiair, feit 5 subsidiair, feit 6, feit 8 subsidiair en feit 10 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- -
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 subsidiair, feit 4 meer subsidiair, feit 5 subsidiair, feit 6, feit 8 subsidiair en feit 10 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- -
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- -
verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
- het misdrijf: feitelijk leiding geven aan het medeplegen van bedrieglijke bankbreuk, begaan door een rechtspersoon;
- feit 2 primair
het misdrijf: medeplegen van bedrieglijke bankbreuk, begaan door een rechtspersoon;
- feit 3 subsidiair en feit 4 meer subsidiair:
telkens het misdrijf: medeplegen van in het vooruitzicht van het faillissement, terwijl faillissement is gevolgd, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers enig goed aan de boedel onttrekken;
- feit 5 subsidiair
het misdrijf: in een authentieke akte een valse opgave doen opnemen aangaande een feit van welks waarheid die akte moet doen blijken met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als waren zijn opgave in overeenstemming met de waarheid;
- feit 6
het misdrijf: feitelijk leiding geven aan bedrieglijke bankbreuk, begaan door een rechtspersoon;
- feit 8 subsidiair
het misdrijf: medeplegen van het in een authentieke akte een valse opgave doen opnemen aangaande een feit van welks waarheid die akte moet doen blijken met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als waren zijn opgave in overeenstemming met de waarheid;
- feit 10 subsidiair
het misdrijf: uitlokking van valsheid in geschrift.
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- -
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren;
- -
bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij mr. A.M. Jongerman, curator in het faillissement van Pica BV, kantoorhoudende te Epe aan de St. Antoniusweg 10 (Postbus 232, 8160 AE Epe), in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Veldhuis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op
19 juni 2015.
Mr. M. Aksu is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit bladzijden uit het dossier van de FIOD/ECD met het nummer 47791. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 28 mei 2015 ten aanzien van feit 1 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben wel betrokken bij Fulham.
2.
Een geschrift zijnde een vonnis (AG-02) van de rechtbank Rotterdam d.d. 20 december 2011 waaruit blijkt dat Euro Projects Ontwikkeling BV op 20 december 2011 in staat van faillissement is verklaard.
3.
Een geschrift (D-079) zijnde een uittreksel van de Kamer van Koophandel betreffende Euro Projects Ontwikkeling BV d.d. 10 mei 2012 waaruit blijkt dat:
- -
dat Euro Projects Ontwikkeling BV op 13 juni 2002 door verdachte [medeverdachte 3] is opgericht onder de naam Innové Vastgoed BV. Innové Vastgoed BV ontwikkelde projecten op het gebied van woning- en utiliteitsbouw.
- -
Verdachte [medeverdachte 3] is vanaf de oprichting op 13 juni 2002 tot 24 januari 2011 (on)middellijk bestuurder van Innové Vastgoed BV geweest (in de periode van 13 juni 2002 tot 31 december 2010 onmiddellijk bestuurder en in de periode van 31 december 2010 tot 24 januari 2011 middellijk bestuurder, middels Innové Beheer BV).
- -
De aandeelhouder van Innové Vastgoed BV was gedurende de periode 18 september 2003 tot 31 december 2010 de Stichting Administratiekantoor Innové Vastgoed. Bestuurders van deze stichting waren verdachte [medeverdachte 3], zijn vader [naam 6] en zijn zuster [naam 7].
- -
Op 31 december 2010 zijn de aandelen van Innové Vastgoed BV ondergebracht in Innové Beheer BV.
- -
De laatste statutenwijziging vond plaats op 18 april 2011 en betrof de naamswijziging van Innové Vastgoed BV in Euro Projects Ontwikkeling BV.
- -
[getuige 1] is vanaf 24 januari 2011, middels Stichting Administratiekantoor PlusWin, bestuurder van Innové Vastgoed BV, later genoemd Euro Projects Ontwikkeling BV.
- -
Euro Projects Ontwikkeling BV is op 20 december 2011 in staat van faillissement verklaard.
4.
Een geschrift (D-072) zijnde een uittreksel van de Kamer van Koophandel betreffende Euro Projects Ontwikkeling BV d.d. 8 mei 2012 waaruit blijkt dat:
- -
Innové Beheer BV is opgericht op 7 december 2010.
- -
De Stichting Administratiekantoor Innové Vastgoed, later genoemd Stichting Administratiekantoor Innové Beheer, is vanaf 31 december 2010 de aandeelhouder van Innové Beheer BV en wordt bestuurd door verdachte [medeverdachte 3], zijn vader [naam 6] en zijn zuster [naam 7].
- -
Vervolgens werden in januari 2010 de navolgende rechtspersonen opgericht:
- Innové Woningbouw BV
- Innové Herontwikkeling BV
- Innové Ontwikkelingsgroep BV
- Innové Immo BV
- Innové Projecten BV
- Innové Bouwontwikkeling BV
- Innové Beleggingen BV
- Innové Exploitatie BV
- Innové Participaties BV.
De aandelen van deze rechtspersonen zijn ondergebracht in Innové Beheer BV.
- Verdachte [medeverdachte 3] is sinds 7 december 2010 bestuurder van Innové Beheer BV.
5.
Een geschrift zijnde het zogenaamde “Draaiboek” (D-452) waarin onder meer staat dat:
Bovenaan de eerste bladzijde van dit ‘draaiboek’ staat de naam Innové Vastgoed BV. In de overige bladzijden zijn onder meer de volgende zinsneden opgenomen:
- Overdracht notaris → [medeverdachte 2]. Regelt [verdachte] en regelt dit.
- BV zolang mogelijk in de lucht laten. Tenminste 1 jr proberen.
- Verplichte naamswijziging. Veranderen zetel - Rotterdam, [adres 7].
- Vaststellen overnamesom voor Innové Vastgoed BV → opbrengst Cl + C2 H'bergen incl. BTW → Fullham → Hypotheek op dit vastgoed vestigen voor de overnamesom
- immo → Fullham vestigd € 422750 hypotheek.
- Boekhouding weg doen
- Facturen die voor Innové Vastgoed zijn en al op deze BV zijn ingeboekt maar nog niet betaald zijn opnieuw inboeken op een nieuwe BV en BTW terug vorderen.
6.
Een proces-verbaal van aangifte (AG-01) d.d. 1 mei 2012, voor zover inhoudende de verklaring van de aangever (curator) W.H.J.M. Haafkes, zakelijk weergegeven inhoudende:
In het zicht van het faillissement van bovengenoemde vennootschap zijn er vermoedelijk
onroerende zaken aan de boedel onttrokken althans is hiervoor geen reële koopprijs
betaald . Ook is vermoedelijk niet voldaan aan de op de bestuurder rustende verplichting
voor het voeren van een administratie zoals genoemd in art 2:10 BW dan wel 3:15 i BW.
Bovendien is door de bestuurder niet voldaan aan de op hem rustende verplichting om
administratie aan de curator over te leggen dan wel tevoorschijn te brengen . Voorts zijn er
vermoedelijk onjuiste inlichtingen verstrekt aan de curator c.q. zijn er geen inlichtingen
verstrekt op door de curator gestelde vragen.
7.
Een geschrift (D-509) zijnde een akte levering appartementsrecht d.d. 21 december 2010
opgemaakt door notaris [medeverdachte 2] waaruit blijkt dat:
De appartementsrechten m.b.t. de commerciële ruimten [adres 3]-[adres 2] te Haaksbergen worden door verdachte [medeverdachte 3], namens Innové Vastgoed BV, o.g.v. een koopovereenkomst d.d. 15 juni 2010 geleverd aan [naam 3] (een medewerker van verdachte [medeverdachte 3]) voor de prijs van € 200.000,-- ex BTW.
8.
Een geschrift (D-510) zijnde een akte levering appartementsrecht d.d. 29 december 2010 opgemaakt door notaris [medeverdachte 2] waaruit blijkt dat:
De appartementsrechten m.b.t. de commerciële ruimten [adres 3]-[adres 2] te Haaksbergen worden door [naam 3] verkocht aan medeverdachte [verdachte] namens Fulham Financieringen BV, eveneens voor de prijs van € 200.000,-- ex BTW.
9.
Een geschrift (D-511) zijnde een hypotheekakte d.d. 31 januari 2011 opgemaakt door notaris [medeverdachte 2] waaruit blijkt dat:
op deze datum wordt de akte ondertekend door medeverdachte [verdachte], namens Fulham Financieringen BV als hypotheekgever en verdachte [medeverdachte 3], namens Innové Immo BV ten behoeve van het recht van eerste hypotheek en eerste pand op het onderpand [adres 3] en [adres 2] te Haaksbergen. Het hypotheekbedrag is € 422.750,--.
10.
Een geschrift (D-512) zijnde een akte levering appartementsrecht d.d. 31 januari 2011 opgemaakt door notaris [medeverdachte 2] waaruit blijkt dat: De appartementsrechten m.b.t. de commerciële ruimten [adres 3]-[adres 2] te Haaksbergen eveneens op 31 januari 2011 (15 minuten later) door medeverdachte [verdachte] namens Fulham Financieringen BV worden verkocht aan Innové Vastgoed BV, vertegenwoordigd door [getuige 1] voor € 200.000,-- ex BTW.
11.
Een geschrift (D-321) zijnde een akte levering appartementsrecht d.d. 1 februari 2011 opgemaakt door notaris [medeverdachte 2] waaruit blijkt dat:
verdachte [medeverdachte 3] als schriftelijk gevolmachtigde van Innové Beheer BV, te deze handelend als zelfstandig bevoegd bestuurder van Innové Vastgoed BV de appartementsrechten van [adres 3] en [adres 2] te Haaksbergen op 1 februari 2011 aan [naam 8], namens [naam 8] Vastgoed BV, verkoopt voor de prijs van
€ 625.000,-- ex BTW.
12.
Een geschrift (D-320) zijnde een akte levering appartementsrecht d.d. 1 februari 2011 opgemaakt door notaris [medeverdachte 2] waaruit blijkt dat:
[naam 8] de appartementsrechten van [adres 3] en [adres 2] te Haaksbergen op 1 februari 2011 doorverkoopt aan [naam 4] voor de prijs van € 750.000,-- ex BTW.
13.
Een geschrift (D-531) zijnde een bankafschrift van de Rabobank ten name van Innové Immo BV blijkt dat [naam 9] Notarissen 3 februari 2011 een bedrag van € 427.932,65 naar Innové Immo BV heeft overgemaakt, met de mededeling ‘Spoedopdracht afl. comm. ruimte H’bergen.
14.
Een geschrift (D-546) zijnde een bankafschrift van de Rabobank ten name van
Innové Immo BV blijkt dat [naam 9] Notarissen op 7 april 2011 een bedrag van
€ 119.000,-- naar Innové Immo BV heeft overgemaakt, met de mededeling ‘bouwtermijn’.
15.
Een geschrift (D-547) zijnde een bankafschrift van de Rabobank ten name van
Innové Immo BV blijkt dat [naam 9] Notarissen op 17 juni 2011 een bedrag van
€ 119.000,-- naar Innové Immo BV heeft overgemaakt, met de mededeling ‘doorbetaling [naam 4] deb. 2039 / fact. 201110’.
16.
Een geschrift (D-475) zijnde een overzicht journaalpost d.d.28-09-2012 waaruit blijkt dat
de op de bankrekening van Innové Immo BV gestorte gelden zijn verwerkt als opbrengst van de verkoop van de aandelen Innové Vastgoed BV, met de omschrijving ‘Verkoop resultaat Innové Vastgoed BV’ (totaal € 646.933,--, nl. € 119.000,-- + € 100.000,-- + € 427.933,--).
17.
Een geschrift (D-410) zijnde de geconsolideerde cijfers van Innové Beheer BV op gemaakt door [naam 20] accountants en adviseurs blijkt dat:
over de periode 7 december 2010 tot en met 31 maart 2011 € 140.905,-- als resultaat van de verkoop van deelneming Innové Vastgoed BV is vermeld
Dit is het saldo van € 646.933,-- (opbrengsten via Innové Immo BV) en € 506.028,-- (inbrengwaarde Innové Vastgoed BV, dit blijkt uit geschrift (D-373) zijnde beschrijving van inbreng op gesteld door verdachte op 31 december 2010.
Feit 2
18.
De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 28 mei 2015 ten aanzien van feit 2 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ten aanzien van feit 2 zeg ik nogmaals dat ik blijf bij de verklaringen die ik heb afgelegd tijdens de faillissementsverhoren.
Ik heb hem ontmoet en hij wilde van zijn bedrijf af. Ik heb toen bemiddeld bij de verkoop van zijn bedrijf, dat wil zeggen dat ik een koper heb gezocht en heb gevonden. [naam 10] heeft toen het bedrijf overgenomen. Ik had in privé dus een vordering op [medeverdachte 1]. Hij had geen geld om mij te betalen en heeft deze vordering voldaan door goederen te leveren o.a. drie aanhangwagens, een DAF vrachtwagen en een Toyota Landcruiser. [naam 10] wilde niet verder. Ik heb toen contact gezocht met [naam 16] en die kende [naam 11]. [naam 11] heeft uiteindelijk het bedrijf voortgezet. [naam 10] heb ik papieren laten tekenen bij de Kamer van Koophandel, dat klopt. Natuurlijk wist ik dat ik met bedrijfsmiddelen ben betaald door [medeverdachte 1] en dat ze failliet zouden gaan. Het maakt me niet uit hoe ik betaald krijg als ik maar wordt betaald.
Ik wist dat [medeverdachte 1] een sloopbedrijf had. Hij moest me 10.000 euro betalen voor de bemiddeling. Het kan niet waar zijn dat de vrachtwagen als meer waard is geweest. Ik heb geen boekencontrole gedaan.
19.
Een proces-verbaal van aangifte van 9 februari 2012 ( AG-02), voor zover inhoudende de
verklaring van de aangever (curator) W.H.J.M. Haafkes, zakelijk weergegeven inhoudende:
Aangever is bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Almelo d .d. 24 maart 2010 benoemd tot curator in het faillissement van aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] B.V. en
bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Almelo d .d . 8 juni 2010 benoemd tot curator in het faillissement van J.G .E. Beheer B.V. (voorheen [medeverdachte 1] Beheer B.V.).
In mijn hoedanigheid van curator in bovenvermelde faillissementen doe ik hierbij met toestemming van de rechter-commissaris aangifte van het feit dat de feitelijk bestuurders zich vermoedelijk schuldig hebben gemaakt c .q. medepleger zijn dan wel medeplichtig zijn aan het plegen van bedrieglijke bankbreuk en/of het niet voldoen aan de inlichtingenplicht aan de curator en/of het verlenen van medewerking aan bedrieglijke bankbreuk.
Ter toelichting van de aangifte dient het volgende. De relatie tussen de gefailleerde vennootschappen is als volgt. JGE Beheer B.V. voorheen [medeverdachte 1] Beheer B.V. was bestuurder en enig aandeelhouder van JGE Vastgoed B.V., voorheen [medeverdachte 1] Holding B.V. die op haar beurt bestuurder en enig aandeelhouder was van Aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] B.V. De heer [medeverdachte 1] was tot 24 februari 2010 feitelijk bestuurder van de gefailleerde vennootschappen en enig aandeelhouder van JGE Beheer B.V. Op 24 februari 2010 is ten overstaan van notaris mr. [medeverdachte 2] te Neede de Stichting Administratie Kantoor (hierna STAK) Lavatel opgericht en heeft [medeverdachte 1] zijn aandelen in JGE Beheer B.V. aan de STAK Lavatel overgedragen. De koopsom voor de aandelen bedroeg € 1,00 doch betaling heeft nimmer plaatsgevonden zodat de aandelen om niet zijn overgedragen.
Bij de oprichting van STAK Lavatel is de heer [naam 10] als bestuurder in functie getreden.
Bij de aandelenoverdracht op 24 februari 2010 heeft geen sleuteloverdracht plaatsgevonden. [naam 10] heeft verklaard dat hij de sleutels van het bedrijfspand eerst op 1 maart 2010 zou ontvangen van de heer [verdachte], die bemiddeld had bij de verkoop van de aandelen en alle praktische zaken rond de aandelenoverdracht had geregeld . [naam 10] is, nadat hij erachter kwam dat STAK niet leeg was, op 10 maart 2010 afgetreden als bestuurder van STAK Lavatel.
De heer [naam 13] is als zijn opvolger als bestuurder in dienst getreden. Kort daarna, op 24 maart 2010, is Aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] B.V. in staat van faillissement verklaard.
Werknemers van Aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] B.V. hebben verklaard dat in het weekend van 27 en 28 februari 2010 de gehele onderneming is leeggehaald.
[verdachte] vertelde dat hij zijn bedrijf kwijt wilde, met [verdachte] overeen zou zijn gekomen dat [verdachte] de verkoop van de volledige onderneming van [medeverdachte 1], inclusief activa en personeel, zou regelen.
Deze overeenkomst is volgens [verdachte] gesloten door Ekkof Beheer BV, een vennootschap waarvan hij ([verdachte]) op dat moment bestuurder was. Nadat [verdachte] bij notaris [medeverdachte 2] de STAK Lavatel op liet richten en de aandelenoverdracht regelde werd de heer [naam 10] "eigenaar" van de aandelen. Hoewel zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] wisten dat het om een overdracht ging "going concern" en niet om een lege B.V., zijn hierover geen mededelingen gedaan aan de heer [naam 10].
Een werknemer verklaarde dat een collega op zaterdag 27 februari 2010 op het bedrijf was geweest en dat alle goederen nog aanwezig waren. Zondagochtend 28 februari 2010 was hij er weer geweest maar toen waren alle goederen weg. Daarmee bedoelde hij het handgereedschap, sloopgereedschap, machines, alles wat een sloopbedrijf nodig heeft. [medeverdachte 1] zou hem die zondag hebben gebeld en hebben gezegd dat hij het bedrijf had overgedragen aan een katvanger.
Werknemers van het aannemingsbedrijf troffen het bedrijfspand op maandagochtend 1 maart 2010 volledig leeggehaald aan. Alle activa en de volledige administratie van de gefailleerde vennootschappen zijn derhalve in het weekend van 27 en 28 februari 2010 weggehaald.
De sleuteloverdracht aan de heer [naam 10] zou eerst plaatsvinden op 1 maart 2010.
[medeverdachte 1] erkent dat hij na de aandelenoverdracht nog alleen in het bedrijfspand is geweest, waarbij niemand hem heeft gezien. Dit moet zijn geweest in het weekend van 27 en 28 februari 2010 omdat tot en met 26 februari 2010 de werknemers van de gefailleerde vennootschappen in het bedrijfspand aanwezig waren en hun werkzaamheden op normale wijze hebben uitgevoerd.
20.
Een, als bijlage bij het hiervoor genoemde aangifte, gevoegd geschrift (AG-02-03C), te weten een voorlopige getuigenverhoor van curator Haafkes voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[naam 10] en [medeverdachte 1] zijn in bewaring gesteld en bij verhoren tijdens die bewaring heeft [medeverdachte 1] verteld dat [verdachte] was ingeschakeld als bedrijvendokter en dat hij [verdachte] in ruil voor zijn hulp activa heeft gegeven, te weten vijf aanhangwagens.
[verdachte] heeft verklaard in dit gesprek dat hij zich de activa heeft toegeëigend omdat hij een vordering had op [medeverdachte 1]. Hij heeft daarbij niet duidelijk gemaakt of dit in privé was toegeëigend of namens een van zijn BV's. Hij zou mij binnen een paar dagen een lijst doen toekomen met welke activa hij in bezit had en of hij deze activa in privé in bezit had of namens een van zijn BV's. Hij heeft tevens verklaard dat hij deze activa verhuurde aan derden. Ik had van de Rabobank een lijst ontvangen met de activa die eind 2008 bij [medeverdachte 1] aanwezig waren. Wij hebben samen die lijst doorgelopen en [verdachte] heeft verklaard in ieder geval de volgende goederen in zijn bezit te hebben: een grote containervrachtwagen,
een Toyota landcruiser, een andere terreinwagen, vele aanhangwagens, een mini kraan, een mobiele doucheruimte en een asbestzeefmachine. Een aantal werknemers van [medeverdachte 1] en de heer [getuige 4] hebben mij verklaard dat zij bij [verdachte] een groot aantal activa hebben zien staan.
21.
Een, als bijlage bij het hiervoor genoemde aangifte, gevoegd geschrift (AG-02-03e), te weten een voorlopige getuigenverhoor van de heer [naam 10] voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De heer [naam 10] verklaart als volgt:
Stichting Administratiekantoor Lavatel is rond maart 2010 opgericht in opdracht van de heer [verdachte].
De heer [verdachte] belde mij dat hij een onderneming had die overgenomen kon worden.
Ik zou het bedrijf overnemen en zelf leiding geven. Ik kwam er na vier dagen achter dat dit echter niet het geval was. Op de zondag of maandag daarna werd is gebeld door een werknemer dat het hele pand leeg was. Ik had echter met [verdachte] afgesproken dat er geen werknemers in het bedrijf meer zouden zijn. Ik had van tevoren doorgenomen met [verdachte] wat voor soort bedrijf het was. Er zouden nog activa zijn, een pand en leaseauto's alsmede opdrachten, maar ook een schuld.
Ik dacht dat het om een volledig stil bedrijf ging. Ik heb [verdachte] gebeld en gezegd dat de dingen niet gingen zoals ze waren afgesproken en dat ik er klaar mee was. Een paar dagen later ben ik naar [verdachte] gegaan en heb gezegd dat ik me wilde terugtrekken. Hij zou alles regelen. Nog weer een paar dagen later ben ik naar hem toegegaan omdat hij de papieren klaar had om mijn functie te kunnen neerleggen. Ik heb toen papieren ondertekend voor de Kamer van Koophandel dat ik niet langer bestuurder was. Toen ik bij [verdachte] kwam, stond er allemaal materieel op het terrein, zoals een minikraan, vrachtwagens en aanhangers. Dat waren goederen van [medeverdachte 1], want dat zag ik daar op staan. De stickers van [medeverdachte 1] waren er afgehaald, maar dan nog kan je de naam zien staan. Ik ging er vanuit dat hij die spullen had, omdat hij de zaak aan het regelen was. Ik zou voor de overname 1 euro betalen, omdat er schulden waren. Ik weet niet hoeveel schuld, want ik zou maandag de boekhouding inzien. Door het telefoontje van de werknemer is het daar echter nooit van gekomen.
U vraagt mij wat voor eigendommen er zouden zijn . Dat betroffen auto's, vrachtwagens, aanhangwagens, groot materieel.
[verdachte] heeft alles geregeld. Ik heb [medeverdachte 1] niet gesproken. Bij de notaris gingen eerst [medeverdachte 1], zijn vrouw denk ik, een ouder man en nog iemand naar binnen. Later heb ik met [verdachte], [medeverdachte 1] en de notaris een gesprek gehad. De notaris vroeg of ik de boekhouding had ingezien. Dat was niet zo, want die zou ik maandag inzien. De sleutel is op dat moment niet overgedragen, want [medeverdachte 1] moest nog spullen uit het pand halen. Ik vermoed dat [verdachte] de sleutel had, want bij hem moest ik maandag de sleutel ophalen. Ik kreeg het telefoontje van de werknemers echter voordat ik de sleutel kon ophalen. Ik heb de sleutel dus nooit gehad, ik zou maandag ook die 1 euro betalen. Dat is ook nooit gebeurd. Verder is er niets besproken bij de notaris.
22.
Een, als bijlage bij het hiervoor genoemde aangifte, gevoegd geschrift (AG-02-03f), te weten een voorlopige getuigenverhoor van de heer [naam 13] voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[naam 16] kwam bij mij met de vraag of ik lege BV's op mijn naam wilde zetten. Daar kon ik
€ 500,00 mee verdienen. Ik ben akkoord gegaan en heb in de loop van de tijd 10 BV's op mijn naam gekregen. Een daarvan was [medeverdachte 1] B.V. Het gesprek met de notaris vond plaats na 18:00 uur. Bij het gesprek waren [verdachte], de notaris en ik aanwezig. Ik kreeg en kop koffie en zette een handtekening en het was geregeld. Het duurde hoogstens vijf minuten. Ik nam een lege BV over en verder niets. Ik heb me daar zelf niet over geïnformeerd. [medeverdachte 1] vertelde dat alle goederen veilig bij [verdachte] stonden en dat de zoon van [verdachte] de goederen verhuurde via zijn verhuurbedrijf.
23.
Een, als bijlage bij het hiervoor genoemde aangifte, gevoegd geschrift (AG-02-03g), te weten een voorlopige getuigenverhoor van de heer [naam 13] voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Mijn collega [naam 25] is door [medeverdachte 1] benaderd, dat [medeverdachte 1] op maandag een doorstart wilde maken. [naam 25] belde mij op zondag dat hij zaterdag op het bedrijf aanwezig was geweest en dat alle goederen nog aanwezig waren. Zondagochtend was hij weer geweest, maar toen waren alle goederen weg. Daarmee bedoel ik het handgereedschap, sloopgereedschap, machines alles wat een sloopbedrijf nodig heeft. [medeverdachte 1] had mij die zondag rond 13 :00 uur gebeld en gezegd dat hij het bedrijf had overgedaan aan een katvanger. Die had het bedrijf met personeel overgenomen. [medeverdachte 1] trok zijn handen van het bedrijf af. Deze katvanger was de directeur van Lavatel. Ik kom vaak in [plaats 2] en heb bij [verdachte] veel goederen, zoals vrachtwagens, een minikrans , een Toyota landcruiser gezien.
24.
Een, als bijlage bij het hiervoor genoemde aangifte, gevoegd geschrift (AG-02-03k), te weten een voorlopige getuigenverhoor van (verdachte) [verdachte] voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Dc heer [verdachte] verklaart als volgt :
Ik heb begin vorig jaar bemiddeld bij de verkoop van het bedrijf [medeverdachte 1] Holding. Ik heb de heer [medeverdachte 1] eens getroffen bij een eetgelegenheid. Hij vertelde mij dat hij zijn bedrijf kwijt wilde. We hebben afgesproken dat ik een koper zou zoeken. Ik zou daarvoor een bepaald bedrag krijgen. Ik weet niet meer hoeveel. Dat zou ik moeten opzoeken in de administratie. Ik wilde een bepaald geldbedrag, maar dat kon hij niet betalen. Dus hebben we afgesproken dat ik enkele bedrijfsmiddelen zou krijgen als betaling in natura. Daarbij moet u denken aan in ieder geval een auto, twee of drie aanhangers en een vrachtwagen. Dit was een mondelinge overeenkomst. In februari of maart 2010 zijn de heer [medeverdachte 1], de heer [naam 10] en ik naar notaris [naam 9] gegaan. Ik had voor die tijd de heer U.F. Zeilstra benadert. Hij kende de heer [naam 10] en zei dat de heer [naam 10] [medeverdachte 1] Holding wilde overnemen. De heer [naam 10] zou 1 euro aan de heer [medeverdachte 1] betalen om de aandelen over te nemen. De week daarop werd de heer [naam 10] door personeel gebeld met de vraag wat zij moesten doen. De heer [naam 10] heeft contact met mij opgenomen en zei dat hij de buik er van vol had.
De heer [naam 10] of ik hebben bij de notaris op naam van de heer [naam 10] de stichting opgericht om dc aandelen van [medeverdachte 1] Holding te kopen en de vennootschap te beheren. Uit eigen wetenschap weet ik niet wat er feitelijk gebeurd is met bedrijf [medeverdachte 1]. In februari/maart 2010 heb ik mijn betaling in de vorm van de overeengekomen spullen ontvangen. Ik heb inderdaad verklaard dat ik een Toyota Landcruiser als betaling heb ontvangen. Het is zo ' n auto die je veel in Afrika ziet, met zo' n leren bakje. De auto is zo'n 12/13 jaar oud. Een van de aanhangers was een asbestkeet met zo'n douchecabine erop. De vrachtwagen was rood.
25.
Een, als bijlage bij het hiervoor genoemde aangifte, gevoegd geschrift (AG-02-03m), te weten een voorlopige getuigenverhoor van de heer [medeverdachte 1] voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De heer [medeverdachte 1] verklaart als volgt:
In januari/februari 2010 sprak ik de heer [verdachte] en vertelde ik dat ik het bedrijf kwijt wilde. We hebben afgesproken dat hij dc verkoop van mijn bedrijf zou regelen. We hebben het niet over een geldbedrag gehad die de heer [verdachte] zou ontvangen voor zijn hulp. Ik heb hem gezegd dat hij een aantal spullen van mij zou krijgen. Hoeveel die spullen waard waren weet ik niet. Ik heb het dan over 4 of 5 aanhangers en een Toyota Landcruiser pickup. Dit hebben we mondeling afgesproken. Kort daarna had de heer [verdachte] een koper gevonden. Toen ben ik samen met de koper en de heer [verdachte] naar de notaris gegaan voor de aandelenoverdracht. De koper was de heer [naam 10]. We waren met z'n drieën bij de notaris. Er waren geen anderen bij. We zijn een klein uur bij de notaris geweest. Het betreft notaris [naam 9] in Neede. Ik weet niet of bij de notaris afspraken zijn gemaakt over de sleuteloverdracht en de overhandiging of inzien van de administratie.
Ik kende [verdachte] niet voor onze bespreking. [verdachte] heeft geen facturen aan mij verzonden. We hebben geen koopsom afgesproken voor de aandelen, ik zou symbolisch 1 euro krijgen. Ik heb die volgens mij niet ontvangen. Ik wilde het bedrijf gewoon kwijt. Dat ik eigenlijk nog heb bijbetaald door [verdachte] spullen te geven, maakte mij niets uit.
26.
Een, als bijlage bij het hiervoor genoemde aangifte, gevoegd geschrift (AG-02-03o), te weten een voorlopige getuigenverhoor van de heer [getuige 3] voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven;
De heer [getuige 3] verklaart als volgt:
Het ging de laatste tijd slecht met het bedrijf van [medeverdachte 1]. Dat was vanaf eind 2009. Een week voordat hij de koffer pakte zei [medeverdachte 1] dat de bank de stekker er niet uit zou trekken. Ik heb op vrijdag 26 februari een halve dag gewerkt en nog met hem gesproken. Hij wenste mij een goed weekend en zei tot maandag Zondag belde bij mij op dat hij het bedrijf verkocht had.
We belden de nieuwe eigenaar en hij zei dat hij een lege BV had gekocht. Hij was verbaasd dat er personeel was. Ik weet niet meer hoe hij heet. Toen we maandag kwam was alles van enige waarde weg: boekhouding, machines, computers, vrachtwagens, koffiezetapparaat en een grote kraan. De vrijdag daarvoor was alles nog aanwezig.
27.
Een, als bijlage bij het hiervoor genoemde aangifte, gevoegd geschrift (AG-02-03t), te weten een verklaring van de heer [naam 10] t.o.v. rechter-commissaris in de faillissementen van 21 mei 2010 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De heer [naam 10] verklaart :
Ik ben benaderd door [verdachte]. Ik wilde een soort bedrijvendokter worden en [verdachte]
benaderde mij met de mededeling dat hij een B.V. voor mij had. Ik heb de aandelen van [medeverdachte 1] B.V. op 24 februari 2010 voor 1 euro overgenomen. [verdachte] heeft die hele overgang geregeld, inclusief het Stichting Administratiekantoor. De overdracht van de aandelen is gebeurd bij notaris [medeverdachte 2] in Neede. Die notaris was door [verdachte] uitgezocht.
In het weekend na de overname werd ik gebeld door werknemers met de mededeling dat het
hele bedrijf was leeg gehaald. Ik ben toen naar [verdachte] gegaan en heb hem om uitleg gevraagd. [verdachte] zei dat ik niet moest zeuren en dat de zaken altijd zo liepen. Omdat ik niets meer met deze zaak te maken wilde hebben is [naam 11] op 10 maart voorzitter van de Stichting Administratiekantoor Lavatel geworden. Ook [naam 11] werd mij door [verdachte] aangewezen. Ik ben nooit binnen geweest bij het pand aan de [adres 9], ik ben er alleen maar langs gereden. Ik heb de administratie niet gezien, niet voorafgaand aan de koop en niet daarna. Dat zou die maandag na de overdracht allemaal gebeuren. Ik wist niet dat er nog personeel in de B.V. zat. Ik weet niet wie het bedrijf heeft leeg gehaald. Toen ik ontdekte dat het bedrijf was leeg gehaald ben ik bij [verdachte] thuis geweest om te zeggen dat ik dit niet wilde. [verdachte] zei mij toen dat als ik er vanaf wilde hij wel iemand wist en dat hij het dan wel verder kon regelen. Toen ik enkele dagen later bij het bedrijf van [verdachte] kwam stond daar materiaal van [medeverdachte 1] B.V. Ik zag een minikraan, een vrachtwagen en een busje.
[verdachte] en [medeverdachte 1] met zijn vrouw waren ook bij de notaris aanwezig. Voordat ik aan de beurt was bij de notaris zat daar [medeverdachte 1] met zijn familie. Er moest kennelijk iets geregeld worden want ik moest wachten. Bij de notaris zijn geen sleutels overgedragen ook niet van [medeverdachte 1] aan [verdachte]. De notaris heeft mij niet voorgelicht, hij maakte alleen maar grapjes. De notaris begon wel over de boekhouding maar [verdachte] zei dat die de maandag daarop bij het bedrijf kon worden ingezien en de notaris zei toen dat hij daar maar vanuit ging.
Ik heb met [medeverdachte 1] geen enkel contact meer gehad alleen met [verdachte].
Ik heb nooit de sleutels gehad van het bedrijf, die zou ik maandag 1 maart ontvangen. De
reden die opgegeven was voor het feit dat ik pas later die sleutels kon krijgen, was dat er nog
wat privéspullen geregeld moesten worden door [medeverdachte 1].
28.
Een, als bijlage bij het hiervoor genoemde aangifte, gevoegd geschrift (AG-02-03u), te weten een verklaring van de heer [medeverdachte 1] t.o.v. rechter-commissaris in de faillissementen van 5 juli 2010 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven;
Ik heb de hele overdracht aan [verdachte] overgelaten. Ik heb alleen maar tegen Huzing gezegd dat ik van de zaak af wilde. [verdachte] heeft verder alles geregeld. Ik heb [verdachte] voor zijn werkzaamheden betaald door hem een stuk of 5 aanhangers te geven. Rondom de overdracht zei [verdachte] dat hij wel belang had bij die aanhangers en dat ik wel op die manier kon betalen. De bij [verdachte] aanwezige compressoren en luchthamers waren eigendom van [medeverdachte 1] BV. Ik ben een paar keer bij [verdachte] op het bedrijf geweest. Toen zag ik daar spullen van [medeverdachte 1] BV staan. Ik noem compressoren, handgereedschap zoals luchthamers, aanhangers en een Toyota Landcruiser. De 4-assige vrachtwagen merk DAF heb ik daar ook zien staan . Die auto heb ik ook rond zien rijden. Ook stond er een douchewagen. De administratie van mijn bedrijf was op het bedrijf toen ik er wegging.
29.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 31 oktober 2012 (G-41-1 ), voor zover inhoudende de verklaring van de getuige [naam 13], zakelijk weergegeven inhoudende:
V: U verklaarde verder dat u later die zondag met uw schoonzoon en uw kameraad naar het bedrijf was gegaan en dat jullie zelf hadden gezien dat alles weg was . Wat was de reden voor u om nu wel naar het bedrijf te gaan en te zien of de goederen nog in het bedrijf
aanwezig waren ?
A: Ik wilde weten wat er in het bedrijf aan de hand was. Ik vertrouwde het niet helemaal meer op dat moment.
V: U verklaarde dat alles weg was. Wat bedoeld u met "alles" .
A: Alles wat van [medeverdachte 1] was, was nu weg. Alles wat er nog stond was geleasd. Ik kende al
het materiaal en kon dat zo zien. Zo stonden er nog lease-auto's van het merk Citroen. Mijn kraan, een Caterpillar M318C stond ook nog in het bedrijf.
Mijn kraan was ook een leasekraan. Verder stond er nog een minigraver van het merk Takieutci TB 135 . Deze was overigens van [medeverdachte 1] zelf, maar was de volgende dag ook weg. Ook stond er nog een geelzwarte heftruck. Die was eigendom van [medeverdachte 1].
V: Dat is toch raar, dat al het geleasde materiaal nog wel in de bedrijfshal stond en dat het materiaal van aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] B.V. weg was?
A: Klopt. De schifting of materieel geleasd was of niet, kon alleen door het personeel van [medeverdachte 1] of [medeverdachte 1] zelf worden gemaakt. Ik denk dat niet eens het volledige personeel van [medeverdachte 1] wist welk materieel geleased was en wat eigendom van [medeverdachte 1] was. Om dat te weten moest je echt een "insider" zijn.
V: Verder verklaart u, net als [getuige 4], meerdere malen goederen van [medeverdachte 1] te hebbe n
zien rijden. Wat bedoelt u hier precies mee ?
A: Ik heb een rode Toyota Landcruiser en een rode DAF vrachtwagen 8x4 zien rijden, beide van [medeverdachte 1]. De stickers van aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] waren verwijderd, dat kon ik duidelijk zien.
V: Bedoelt u met deze goederen, goederen van Aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] B.V. en die in het weekend van vrijdag 26 februari tot en met zondag 28 februari 2010 uit het bedrijf verdwenen?
A: Ja.
V: In welke richting heeft u deze goederen zien rijden ?
A: Ze reden in alle richtingen. Ook heb ik deze voertuigen zien staan op het terrein bij [verdachte] in [plaats 2].
A: U verklaarde te weten dat bij [naam 26] enkele machines en vrachtwagens stonden
die later door [verdachte] zijn opgehaald.
A; Deze machines en vrachtwagens stonden in het weekend van 26 februari 2010 tot en met
zondag 28 februari 2010 in de loods bij [naam 26] te Hengelo. Op een later tijdstip zijn deze opgehaald door [verdachte]. Dat is mij verteld door [naam 26].
V: Wat voor machines en vrachtwagens waren dat dan ?
A: Dat was een shoveltje en de zojuist genoemde DAF 8x4 .
V: Van wie waren deze machines en vrachtwagens die later door [verdachte] zijn opgehaald ?
A: Deze waren van [medeverdachte 1].
V: Waaraan herkende u deze machines en vrachtwagens, als zijnde die van [medeverdachte 1]?
A: Kleur, merk en type en de verwijderde stickers. Op de plaats waar eerst de stickers va n
[medeverdachte 1] hadden gezeten was nu een mooie schone plek zichtbaar.
30.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 6 november 2012 (G-41-2 ), voor zover inhoudende de verklaring van de getuige [naam 13], zakelijk weergegeven inhoudende:
V: In de door u bij curator Haafkes afgelegde verklaring en in uw vorige ten overstaan
[verdachte], van ons, verbalisanten, afgelegde verklaring gaf u aan regelmatig in [plaats 2] te
komen en bij [verdachte] op het terrein veel goederen, zoals vrachtwagens, minikraan e n
een Toyota Landcruiser te hebben zien staan.
Bedoelt u met deze goederen, goederen van Aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] B.V. en die in
het weekend van vrijdag 26 februari tot en met zondag 28 februari 2010 uit dit bedrijf
verdwenen ?
A: Ja, voor wat betreft de DAF 8x4 en de Toyota Landcruiser weet ik dat 100% zeker.
V: Waar precies heeft u deze goederen zoals de vrachtwagen, minikraan en Landcruiser op het terrein van [verdachte] in [plaats 2] zien staan?
A: Bij [verdachte] op het erf, aan de [straat] te [plaats 2], voor de loods.
V: Hoe weet u zo zeker dat dit goederen betrof van aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] B.V. ?
A : Ik kon dat zien omdat de stickers van aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] B.V. van de
DAF en de Toyota waren verwijderd. Daardoor was kleurverschil ontstaan en dat kon
ik goed zien . Daarnaast kende ik het materieel en materiaal van [medeverdachte 1].
31.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 3 oktober 2012 (G-32-2 ), voor zover inhoudende de verklaring van de getuige [getuige 4], zakelijk weergegeven inhoudende:
V: U verklaart zelf te hebben gezien dat veel goederen van [medeverdachte 1] bij [verdachte] in [plaats 2] stonden. Wij nemen aan dat u met [medeverdachte 1] bedoelt, aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] B.V., gevestigd aan de [adres 9] te Hengelo. Is dat correct?
A: Ja .
V: Verder nemen wij aan dat u met [verdachte], dhr . [verdachte] bedoelt, wonende aan de
[straat] te [plaats 2]. Is dat correct?
A: Ja.
V: Wanneer was het, dat u veel goederen van [medeverdachte 1] bij [verdachte] in [plaats 2] heeft zien
staan?
A: In de periode vanaf maart 2010 tot aan de paasdagen 2010. Er ging een wereld voor mij open toen ik dat zag.
V: Kunt u de goederen benoemen die u bij [verdachte] op het terrein stonden?
A : Ongeveer 6 puincontainers, 2 aanhangers, de Toyota pick-up en de DAF 8x4 . In dezelfde periode zag ik dat de zoon van [verdachte], [naam 27] of [naam 27], in de Toyota
Pick-up van [medeverdachte 1]'s bedrijf rijden.
32.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 19 oktober 2012 (V-03-07 ), voor zover inhoudende de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 6], zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik kan mij nog herinneren dat in de periode dat het faillissement speelde rondom [medeverdachte 1] hij ook vaak bij [verdachte] was. Op een dag ergens in juni/juli 2010, kwam ik bij [verdachte] bij zijn opslagruimte naast zijn woning in [plaats 2]. Ik zag dat in de opslagruimte en daar buiten allemaal goederen stonden afkomstig van het bedrijf [medeverdachte 1]. Ik zag daar de volgende goederen staan:
1. Een vrachtauto waar men op dat moment de stickers van het bedrijf [medeverdachte 1] van
verwijderde. Het betreft een vrachtauto van het merk Mercedes of MAN. Ik zag op
deze stickers de bedrijfsnaam van [medeverdachte 1] stond. De stickers werden verwijderd door een personeelslid van [medeverdachte 1] en de zoon van [verdachte], genaamd [naam 27].
2. Een oplegger met daarop stickers van het bedrijf [medeverdachte 1]. Op deze oplegger stond een grote bak, een 20 kuubs container;
3. Een zes tot zeven tons kraan, volgens mij blauw/groen van kleur, met daarop stickers van het bedrijf [medeverdachte 1]. Volgens mij was het merk van Kamatsu;
4. Nog een één tons kraan, met daarop een sticker van het bedrijf [medeverdachte 1];
5. Een minikraan, duizend kilogram, met daarop een sticker van het bedrijf [medeverdachte 1];
6. Een bobbykat, een klein shoveltje, met daarop een sticker van het bedrijf [medeverdachte 1];
7. Een hoge drukreiniger van Karcher, oranje, met daarop een sticker van het bedrijf [medeverdachte 1].
8. Nog een gele hoge drukreiniger van het merk Karcher met daarop een sticker van
het bedrijf [medeverdachte 1];
9. Een rode Toyota voor de sloop. Ik bedoel daarmee dat deze auto grote banden heeft
met een laadbak. Deze auto wordt gebruikt bij sloop werkzaamheden. Ook hierop zat
een sticker van het bedrijf [medeverdachte 1];
10. Een asbest wagen. Ik bedoel daarmee een wagen waarin personeel dat zich bezighoudt met asbest verwijdering zich kan omkleden . Het betreft een erg grote wagen;
11. Een asfaltslijtmachine. Met een dergelijke machine wordt asfalt gesneden op snelwegen
e.d. Het betreft een vrij grote machine en er zat ook een sticker op van het bedrijf [medeverdachte 1].
Al deze genoemde goederen stonden in de loods met een heleboel klein materiaal, zoals een compressor en betonzagen, gereedschap. Alles was van het bedrijf [medeverdachte 1]. Ik zag dat aan de stickers. Deze loods van [verdachte] is ongeveer 3 .000M2 groot en stond vol met bedrijfsmiddelen van het bedrijf [medeverdachte 1]. Ik schat in dat de marktwaarde op dat moment van deze goederen zeker 250.000,-- euro was.
33.
Een geschrift, te weten een vonnis van de rechtbank Almelo (AG-02-01a), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: het faillissement van aannemingsbedrijf [medeverdachte 1] BV d.d. 24 maart 2010 met benoeming tot curator W.H.J.M. Haafkes;
34.
Een geschrift, te weten een vonnis van de rechtbank Leeuwarden (AG-02-01c), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: het faillissement van JGE Vastgoed BV d.d. 8 juni 2010 met benoeming tot curator W.H.J.M. Haafkes;
35.
Een geschrift, te weten de jaarstukken [medeverdachte 1] Beheer BV inzake het boekjaar 2008 waaruit blijkt dat:
De materiële activa van [medeverdachte 1] beheer BV 1.115.455,-- euro bedragen en de schuldenlast nagenoeg 1,2 miljoen euro bedraagt;
Feit 3
36.
De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 28 mei 2015 ten aanzien van feit 3 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ten aanzien van feit 3 merk ik het volgende op.
In Huzbo had ik het inderdaad voor het zeggen. De zoon van de heer [naam 14] heeft mij inderdaad benaderd. Ik heb toen [naam 16] benaderd. Die op zijn beurt weer [naam 13] heeft benaderd. Het klopt dat ik opdracht heb gegeven om het ontslag aan de medewerkers aan te zeggen.
Bouwbedrijf Pos was inderdaad van mij. [naam 14] kwam bij me en vroeg mij of ik een rekening had waar hij geld naar toe kon boeken en die rekening heb ik hem dus gegeven. Ik heb ook het pasje dat behoorde bij die rekening aan hem gegeven.
37.
Een geschrift (AG 03) zijnde de schriftelijke aangifte d.d. 1 november 2011 van curator mr. P. Lettinga inhoudende:
Met toestemming van de rechter-commissaris doe ik in mijn functie als curator van de vennootschap IJk Totaal Onderhoud BV aangifte van het feit dat (feitelijk) bestuurder(s) zich vermoedelijk schuldig hebben gemaakt c .q. dat bemiddelaar medepleger dan wel medeplichtig is aan het plegen van:
- bedrieglijke bankbreuk (art . 341 jo . artikel 51, respectievelijk 343 Wetboek van Strafrecht) ,
en/of
- het niet voldoen aan de inlichtingenplicht richting mij als curator (art . 194 Wetboek van Strafrecht) .
In het zicht van het faillissement van bovenstaande vennootschap is er vermoedelijk niet voldaan aan de op hen rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie zoals genoemd in artikel 10 BW, Boek 2, lid 1 dan wel artikel 15i BW, Boek 3, lid 1 .
Bovendien hebben zij niet voldaan aan de op hen rustende verplichting om deze administratie te voorschijn te brengen.
Daarnaast zijn er vermoedelijk onjuiste inlichtingen verstrekt aan mij als curator c .q . zijn er géén inlichtingen verstrekt op door mij gestelde vragen .
De curator verklaart voorts de bankafschriften van IJk Totaal Onderhoud te hebben
opgevraagd en onderzocht te hebben . Uit deze bankafschriften bleek volgens de
curator :
- Dat op 28 december 2009, de datum van aandelenoverdracht, de bankrekening
een positief saldo vertoonde ;
Dat alle baten in contanten opgenomen zijn of overgemaakt aan [naam 11] dan wel
bouwbedrijf Pos te Weerselo;
- Dat bouwbedrijf Pos toebehoort aan de BV-makelaar, een onderneming waarvan
[verdachte] de eigenaar is ;
Dat [verdachte] aangaf dat het vermoedelijk om een vergoeding voor bemiddeling
ging ;
Dat [verdachte] gevraagd is de bescheiden die ten grondslag liggen aan de betaling
te overleggen;
Dat [verdachte] deze bescheiden niet heeft overgelegd .
38.
Een geschrift (AG-03-02) zijnde een uittreksel informatie van de Kamer van Koophandel van nummer 08157372 van IJk Totaal Onderhoud BV waaruit het volgende blijkt:
IJk Totaal Onderhoud B .V. wordt op 13 maart 2007 ingeschreven bij de Kamer van
Koophandel voor Noord Nederland onder nummer 08157372 en betreft een
onderhoudsbedrijf in schilderwerken. Op 28 december 2009 wordt Logistiek Centrum Wijster BV enig aandeelhouder en waaruit blijkt dat:
Logistiek Centrum Wijster BV op 29 november 2002 is opgericht en [naam 13] van 29 november 2009 tot en met 15 februari 2010 bestuurder is geweest.
39.
Een geschrift zijnde een vonnis (AG 03-01) van de rechtbank Almelo d.d. 17 maart 2010 waaruit blijkt dat IJk Totaal Onderhoud BV op genoemde datum failliet is verklaard met benoeming van E.M.M. van de Loo als curator welke later wordt opgevolgd door mr. P. Lettinga;
40.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 12 juli 2012 2012 (G04-01 ), voor zover inhoudende de verklaring van de getuige [naam 13], zakelijk weergegeven inhoudende:
V: Wat was de reden om bedrijven/stichtingen op jouw naam te zetten?
A: Ergens in 2007 ben ik bij [naam 28] gaan werken omdat ik graag chauffeur
wilde gaan worden. Daar ben ik [naam 16] uit Emmen tegengekomen. [naam 16] bezat op dat moment de een transportbedrijf RRW en voor dit bedrijf zijn wij vanuit een loods Emmen zijn vrachtwagens gaan wassen. Dit ging in totaal 2 maanden goed, er werd door [naam 16] gewoon betaald . Daarna ging het mis .[naam 16] begon de facturen niet meer te betalen en met RWW ging het steeds slechter. Mijn salaris werd niet meer betaald en kwam ik in privé ook in de problemen.
Het jaar erop, in 2009 toen kwam [naam 16] bij mij met het verhaal dat er een kennis van hem
mensen zocht om bedrijven voor hem op hun naam te zetten . Dat zou dan gaan om lege
bedrijven. Achteraf weet ik dat die kennis [verdachte] uit [plaats 2] betrof. Ook bleek achteraf dat het dus geen lege's BV's betroffen. Op dat moment zat ik privé erg slecht
zeker financieel gezien dus ben ik daar op in gegaan . Uiteindelijk bleek ik dus gewoon
katvanger te zijn. Ik heb mij nog nooit met enige bedrijfsvoering van één van mijn BV' s
bezig gehouden. Ik heb alleen maar mijn naam en handtekening gegeven in ruil voor 500
euro. [naam 16] vertelde mij dat ik daarvoor 500 euro kreeg. Dus per BV kreeg ik vijfhonderd
euro. Ook in 2009 kwam [naam 16] weer bij mij of ik nog een lege BV op mijn naam te laten
zetten. Ik had op dat moment het geld hard nodig en ook nog steeds een auto in gebruik
waar hij de kosten van betaalde. Ik ben daar toen dus wel op ingegaan en wederom naar
de notaris in Neede gereden. Ik kan mij nog herinneren dat ik toen 's ochtends doo r
[naam 16] gebeld ben en dat ik 's middags bij de notaris moest zitten. Er was mij verteld dat
het weer om een lege BV zou gaan. Bij binnenkomst bij de notaris zat daar weer [verdachte]
aan tafel maar nu ook een andere man, deze man heet [naam 14]. Hij was daar
om te tekenen namens IJK totaal. Waarom [verdachte] daar nou aan tafel zat wist ik toen niet, maar achteraf gezien was hij de man die de BV's aan de lul de behangers zoals mij koppelt.
Toen ik bij de notaris aan tafel zat kreeg ik van [naam 14] een pakketje waarin een bankpas zat met nog allerlei andere documenten. Mij was van te voren al door [naam 16] verteld dat ik dit pakketje aan [verdachte] moest geven op het moment dat we bij de notaris buiten kwamen. Toen we buiten kwamen heb ik dat dan ook gedaan en kreeg ik van [verdachte] weer 500 euro.
[naam 16] kwam begin 2010 bij mij met de opdracht dat ik naar de Fortisbank moest in
Enschede om een bestaande bankrekening en een G-rekening van IJK totaal
Onderhoud BV op mijn naam over te laten schrijven. Omdat voor elkaar te krijgen heb ik
van [naam 16] een uitdraai van de KVK inzake IJK totaal gekregen. Met die KvK uitdraai en
mijn paspoort ben ik naar de Fortis bank gegaan en heb daar geregeld dat ik als
bestuurder van IJK totaal een bankpas van deze rekeningen in mijn bezit kreeg zodat ik
toegang had tot die twee rekeningen en het saldo daarop. Op dat moment stond erop de
G-rekening volgens mij zo'n 20.000 euro. Zo'n twee later, ergens eind januari 2010, heb ik in opdracht van [naam 16] internet bankieren aangevraagd en kreeg toen ook een nieuwe bankpas. Volgens [naam 16] zou er namelijk nog geld binnenkomen op die bankrekeningen.
Ik moest van [naam 16] het geld dat op die rekening van IJK totaal binnenkwam overmaken
naar mijn eigen privé ABNAMRO bankrekening. In opdracht van [naam 16] heb ik deze
gelden contact opgenomen en aan hem gegeven. Dit betrof voor zover ik weet zeker
15.000 euro . [naam 16] vertelde mij dat hij dit geld zou gaan geven aan [naam 14]. Ik weet
van een keer dat [naam 14] naar mij toe is gekomen om het geld wat ik toen al had gepind op
te halen . [naam 16] had mij verteld dat er geen op de bankrekeningen moest blijven staan, het geld dat binnen zou komen moest er zo snel mogelijk vanaf. [naam 16] vertelde mij dat dat het
makkelijkst zou gaan via mijn privé-rekening.
Ook moest ik van [naam 16] rechtstreeks geld overmaken van de IJK totaal bankrekening
naar een bedrijf van [verdachte], dat was het bouwbedrijf Pos. Ook moest ik nog geld
overmaken naar een andere onderneming van [verdachte] welke volgens mij iets van HUBO
genoemd werd.
41.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 11 oktober 2012 (V-002-06 ), voor zover inhoudende de verklaring van de medeverdachte [naam 16], zakelijk weergegeven inhoudende:
U vraagt mij te verklaren over mijn rol en betrokkenheid met betrekking tot de verkoop
van de aandelen van IJk Totaal Onderhoud BV. en het faillissement van IJk Totaal
Onderhoud B.V.
A: Ik kan daarover het volgende verklaren. [verdachte] en ik spraken elkaar fysiek. Ik weet niet meer wanneer dat was. [verdachte] overhandigde mij bij hem thuis een aantal documenten. Volgens mij een saldibalans van IJk Totaal Onderhoud BV. [verdachte] deed mij het verzoek om voor IJk Totaal Onderhoud BV. de deponeringsstukken voor de kamer van koophandel te maken.
[verdachte] vertelde mij dat dit nodig was omdat er een faillissementsaanvraag liep.
Er is aan mij niet verteld wie het faillissementsaanvraag gedaan had. [verdachte] stelde voor om [naam 13] te vragen of hij de aandelen van IJk Totaal Onderhoud BV. op zijn naam wilde laten zetten. Met [naam 13] bedoelde [verdachte] [naam 13] wonende te [woonplaats]. De reden dat [naam 13] benaderd werd was omdat hij reeds aandeelhouder van een andere BV. was . Onder deze B .V. was het makkelijk en kon IJk Totaal Onderhoud BV. snel er onder worden gehangen . Dit kostte dus weinig geld en was snel te regelen.
[naam 13] belde ik omdat hij regelmatig geld nodig had. [naam 13] treed op als katvanger voor [verdachte]. Ik vertelde [naam 13] dat hij op voorhand 500 euro kreeg en die bij mij kon ophalen.
[naam 13] stemde toen om de aandelen van IJk Totaal Onderhoud BV over te nemen van de huidige aandeelhouder.
Kent u het bedrijf Huzbo BV. en wat kunt u over dit bedrijf verklaren
A: Onder deze naam opereert [verdachte]
42.
Een geschrift ( D 797) zijnde een bankrekening met het nummer [bankrekening 3] ten name van IJK Totaal Onderhoud BV zijn op 28 december 2009 naar Huzbo BV is overgeboekt een bedrag van 10.115,-- euro onder de vermelding factuur december 2009
43.
Een geschrift ( D 799) zijnde een bankrekening met het nummer [bankrekening 3] ten name van IJK Totaal Onderhoud BV zijn op 31 december 2009 naar Bouwbedrijf Pos is overgeboekt een bedrag van 12.750,-- euro en op 3 februari 2010 naar Bouwbedrijf Pos is overgeboekt 2.296,-- euro en op 12 februari 2010 naar Boubedrijf Pos is overgeboekt 935,-- euro.
44.
Een geschrift ( D 803) zijnde een bankrekening met het nummer [bankrekening 3] ten name van IJK Totaal Onderhoud BV zijn op 12 januari 2010 naar [naam 13] overgeboekt een bedrag van € 4.300,--
Feit 4 en 5
45.
Een geschrift (D-006) zijnde een uittreksel informatie Internet van de Kamer van Koophandel van nummer 33205614 waaruit blijkt dat:
Op 28 november 2007 is opgericht [bedrijf] BV ;
• Op 29 november 2007 wordt de B .V. ingeschreven bij de Kamer van Koophandel
Oost-Nederland onder nummer 33205614 met als statutaire zetel Amsterdam ;
• Van 28 november 2007 tot 14 augustus 2009 waren [naam 17] (geboren :
[geboortedag]-1948) en [naam 18] (geboren: [geboortedag]-1979) directeur ;
• Op 14 augustus 2009 worden de aandelen verkocht en wordt [naam 19],(geboren :
[geboortedag]-1959), enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf] BV.
Op 16 augustus 2009 wordt [medeverdachte 4] (geboren : [geboortedag]-1970 )
bedrijfsleider met volledige volmacht;
• Op 30 maart 2010 wordt [bedrijf] BV. failliet verklaard;
Op 3 mei 2011 wordt [bedrijf] B .V. ontbonden en is de registratie in de
Kamer van Koophandel ontbonden in verband met einde liquidatie.
46.
Een geschrift (AG 05) zijnde de schriftelijke aangifte d.d. 22 februari 2011 van curator mr. D.J.G. Lange inhoudende:
Met toestemming van de Rechter-commissaris doe ik in mijn functie als curator van de vennootschap [naam 17] en [naam 18] BV aangifte van het feit dat (feitelijk) bestuurder(s) zich vermoedelijk schuldig hebben/heeft gemaakt aan het plegen van:
- bedrieglijke bankbreuk
- valsheid in geschrift
- het niet voldoen aan de inlichtingenplicht richting curator
In het zicht van het faillissement van bovenstaande vennootschap zijn ten nadele van de schuldeisers
- vermoedelijk goederen en gelden onttrokken aan de boedel ,
- zijn er vermoedelijk goederen beneden de waarde vervreemd ,
- zijn er vermoedelijk onjuiste inlichtingen verstrekt aan de curator c .q . zijn er géén inlichtingen verstrekt op door curator gestelde vragen en
- is er vermoedelijk niet voldaan aan de op hen rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie zoals genoemd in artikel 10 BW, Boek 2, lid 1 dan wel artikel 15i BW, Boek 3, lid 1. Bovendien / hebben (naam/ namen) de heren [naam 19] en [medeverdachte 4] niet voldaan aan de op/ hen rustende verplichting om deze administratie te voorschijn te brengen.
47.
Een geschrift zijnde een vonnis (AG 05-01) van de rechtbank Amsterdam d.d. 30 maart 2010 waaruit blijkt dat de besloten vennootschap [bedrijf] BV., statutair gevestigd te Amsterdam, failliet wordt verklaard, waarbij mr. R.E.G.L. Fliehe Boeschoten tot curator wordt benoemd. Op verzoek van mr . R .E.G .L . Fliehe Boeschoten is deze op 14 mei 2010 door de Rechtbank Amsterdam ontslagen uit zijn kwaliteit van curator en is bij beschikking in zijn plaats benoemd tot curator mr. D.J.G. Lange.
48.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 17 oktober 2012 (V-007-01 ), voor zover inhoudende de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 4], zakelijk weergegeven inhoudende:
"lk heb [naam 19] de garantie gegeven dat het een schone BV. was. Dit had ik van [verdachte] .
[verdachte] is zelf bij [naam 19] geweest om te vragen of hij [bedrijf] op naam wilde
hebben. De BV. is gekocht mede, omdat mijn vrouw een winkel wilde beginnen in
Hoogeveen. Toen zei [verdachte], dat hij wel een schone BV . voor ons had om een winkel te
beginnen. [naam 19] zou ook meedoen, want hij wilde een winkel beginnen in Kloosterhaar.
Dat is de reden, dat de BV. op naam is gekomen van [naam 19] en dat we het samen zouden doen. [naam 19] en ik hebben wel voor [bedrijf] betaald aan [verdachte] . lk dacht, dat we
€ 4.000,- moesten betalen. Dit hebben [naam 19] en ik contant betaald aan [verdachte]. Dit hebben
we betaald bij de notaris. Ik ken de naam niet meer van deze notaris, maar het was wel
in Almelo
Bij de overdracht heb ik ook nooit boeken gezien. We hebben niets overgenomen, behalve de aandelen. [naam 19] en ik zijn er, plat gezegd, te dom voor . Wij zijn erin 'getuind"'. [verdachte] zoekt elke keer een nieuw slachtoffer om een BV. op naam te nemen, zodat hij er alles mee kan
doen. Hij kan er alles mee doen. Ik vertrouw [verdachte] voor geen cent meer. Wij vertrouwden hem toen wel. Voor dat we bij de notaris zijn geweest heb ik dit formulier getekend en heb ik
betaald aan [verdachte]. Ik weet, dat dit voor de aandelenoverdracht is geweest, want ik kan mij nog herinneren dat [verdachte] wantrouwig was en eerst geld wilde zien.
Ik heb [bedrijf] alleen op naam gehad ter overbrugging van de verkoop van de BV van [verdachte] aan de persoon uit het Noorden van het land, zoals ik eerder heb verklaard. lk heb € 4.000,-- contant betaald aan [verdachte]. lk heb [naam 19] benaderd om die BV op naam te nemen. Na de verkoop zouden [naam 19] en ik de winst van € 1.000,-- delen.
[verdachte] en [naam 19] kenden elkaar wel, maar voor deze transactie heb ik [naam 19] benaderd. [naam 19]
heeft dit voor mij gedaan als een vriendendienst, waar hij € 500,- aan kon verdienen .
[naam 19] en ik hadden in die tijd geld nodig.
49.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 17 oktober 2012 (V-007-03 ), voor zover inhoudende de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 4], zakelijk weergegeven inhoudende:
Vraag verbalisanten : Wij tonen gehoorde een uittreksel KvK nummer 08201167 van
Wiebo Vastgoed BV. Wanneer, van wie en met welke reden hebt u Wiebo Vastgoed B V
gekocht ?
Antwoord gehoorde :
"Ik zie in de stukken, dat ik Wiebo Vastgoed op 18 september 2009 heb gekocht . Ik heb
deze gekocht van [verdachte]. Mijn vrouw en ik wilden toen een winkel beginnen. Dit is de
BV. voor [winkel] die door ons voor € 3.500,- is gekocht van [verdachte]. Dit is
door ons volgens mij contant betaald aan [verdachte].
Vraag verbalisanten : Wij tonen gehoorde, van Wiebo Vastgoed BV, de akte van oprichting d .d. 26-06-2009 en de akte van levering aandelen d .d. 10-09-2009. Uit de aktes komt naar voren dat u de BV koopt van de oprichter, Wiebo Vastgoed Holding BV, rechtsgeldig vertegenwoordigd door [verdachte]. Is dit juist en hoe zijn de onderhandelingen verlopen met betrekking tot uw aankoop ?
Antwoord gehoorde :
'[verdachte] had in die tijd ineens een andere notaris . Hij was eerst bij een notaris in Almelo
en die naam lees ik in deze akte. Dat is de heer [naam 29]. Ik zie, dat dit bij een notaris is
te Neede. Ik wist, dat ik er een eindje voor moest rijden .
Ik heb daar alleen met [verdachte] over gesproken. Er zijn verder geen afspraken over
gemaakt, behalve over de prijs.
Vraag verbalisanten: In de akte van levering wordt aangegeven dat de koopsom voor de
aandelen € 20.000,-- bedraagt en dat de koper heeft verklaard gemelde koopsom te hebben voldaan door betaling aan [naam 20] Accountant . Gevraagd wordt op welke wijze
gehoorde deze koopsom heeft voldaan. (Zie tevens D-347, pagina 14 )
Antwoord gehoorde :
"Daar heb je de vier keer € 5.000,-- die via [bedrijf] aan [naam 20] zijn betaald ,
waarvan u mij eerder stukken heeft getoond. Ik vind het vreemd, dat kennelijk € 20.000,--
is betaald aan [naam 20], terwijl ik de B.V. niet van [naam 20] heb gekocht.
Ik heb deze akte inderdaad getekend. Ik kan mij niet indenken, dat ik destijds bij die
notaris heb verklaard, dat ik € 20.000 heb betaald aan [naam 20]. Ik heb namelijk € 3.500,--
betaald aan [verdachte] voor Wiebo Vastgoed BV. "
Vraag verbalisanten : Wij tonen gehoorde een afrekening van [naam 9] Notarissen
gericht aan [medeverdachte 4] betreffende de aankoop aandelen Wiebo Vastgoed BV. Op de
afrekening staat een koopsom van € 3.000,-- alsmede een aantekening met pen
"betaald contant 10-09-09". Tevens tonen wij een kopie paspoort van gehoorde met o .a.
de penaantekening € 3.000,- . Gevraagd wordt waar deze afrekening betrekking op heeft
en hoe dit is te rijmen met de koopsom van € 20.000,-- zoals vermeld in de akte van levering
Antwoord gehoorde: Dit is de € 3.000,-- die ik voor Wiebo Vastgoed BV. heb betaald. Dit was exclusief de kosten, dus totaal € 3.500,--.
50.
Een geschrift zijnde een bankrekening ( D347 blz 14) met nummer [bankrekening 4] ten name van [medeverdachte 4] waaruit blijkt dat hij 16 april 2009 viermaal € 5000,-- afboekt naar [naam 20] bedrijfsadviseurs
51.
Een geschrift zijnde een bankrekening van de ABN-Amro ( D441) met nummer [bankrekening 5] t.n.v. Wiebo Vastgoed BV waaruit blijkt dat op 2 november 2011 € 14.498,05 wordt bijboekt afkomstig [naam 20] bedrijfsadviseurs
52.
Een viertal geschriften zijnde een viertal facturen afkomstig van [naam 20] Bedrijfsadviseurs gericht aan Huzbo BV (D439)
53.
Een geschrift, te weten een akte van levering van aandelen (D 429a) opgemaakt door notaris [medeverdachte 2] op 10 september 2009 waaruit blijkt dat: dat de koopsom voor de levering van aandelen van de vennootschap Wiebo Vastgoed BV € 20.000,-- bedraagt en dat deze koopsom is voldaan door betaling aan [naam 20] accountants.
54.
een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een e-mail van 13 juli 2012 van [naam 30] aan [naam 31] met onderwerp [verdachte]/[medeverdachte 4] (D-438) onder meer inhoudende:
Op 15 september 2009 zijn door [verdachte] en [medeverdachte 4] aan ons vanaf rekeningnummer [bankrekening 6] betalingen gedaan tot een bedrag van € 20 .000 (4 x € 5.000) . Hiermee zijn op hun verzoek onze facturen t.n.v. Huzbo BV betaald (in totaal € 5.501,95).
Op 2 november 2009 is tot slot een bedrag ad € 14.498,05 per bank terugbetaald aan [verdachte] en [medeverdachte 4].
55.
Een geschrift, te weten een afrekening van notariskantoor [naam 9] notarissen gedateerd september 2009 gericht aan de A. [medeverdachte 4] ten bedrage van € 3456,96 ( incluis BTW) waarop “handgeschreven staat: “betaald contant 10-09-09”.
56.
Een geschrift, te weten paspoort (D 437) op naam van [medeverdachte 4] waarop handgeschreven staat: “[adres 10] De Krim € 3000,--“
57.
Een geschrift, (D 503) te weten een afschrift van grootboek mutaties van de firma [winkel] waaruit blijkt dat onder de post rekeningcourant € 3000,-- euro is geboekt afkomstig van [naam 9] notarissen in september 2009
Feit 10 subsidiair
58.
De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 28 mei 2015 ten aanzien van feit 10 subsidiair heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb [naam 2] verteld over verontreiniging in de grond. [naam 5] heeft een grove schatting gemaakt van de saneringskosten. Hij heeft dat gedaan op basis van hetgeen ik hem verteld heb. Ik heb zo het idee dat [naam 2] bij de tweede taxatie heeft vergeten te vragen naar de verontreiniging. Je kunt de vervuiling niet zo zien. Ik heb er ook niet aan gedacht [naam 2] het te vertellen.
59.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 20 maart 2013 (G-001-01 Komodo II ), voor zover inhoudende de verklaring van de getuige [naam 2], zakelijk weergegeven inhoudende:
Vraag: Welke taxaties hebt u de laatste jaren verricht voor [verdachte].?
Antwoord: Volgens mij heb ik die zelfs twee keer getaxeerd. De eerste keer was ergens in 2000, dat was samen met de belastingdienst, dat was voor middeling. De laatste keer omdat hij volgens mij het onroerend goed op naam van zijn vrouw wilde zetten.
Vraag: Op basis van welke gegevens is de waarde van het onroerend goed bepaald in het taxatierapport van juli 2010.
Antwoord: De waarde is bepaald op basis van de waarde van het onroerend goed verminderd met de kosten voor sanering van de vervuilde grond. Op basis hiervan is de waarde in het taxatierapport bepaald.
Vraag: Op wiens verzoek heeft de taxatie op 25 mei 2011 plaatsgevonden en wat was de uitkomst van de taxatie?
Antwoord: De taxatie heeft, bij monde van de heer [verdachte], plaatsgevonden met als opdrachtgever mevrouw [medeverdachte 5]. Alle opdrachten kwamen bij monde van [verdachte], waarbij hij dan aangaf dat het in opdracht van zijn vrouw was. De door mij gemaakte handgeschreven aantekeningen inzake het niet vervuilde onroerend goed [adres 1] te [plaats 2], heb ik doorgekregen van [verdachte]. Ik heb deze gegevens niet gecontroleerd.
Vraag: Hoe verhoudt deze taxatie zich ten opzichte van de taxatie van nog geen jaar eerder (juli 2010) waarbij sprake zou zijn van vervuilde grond op het perceel [adres 1] te [plaats 2]?
Antwoord: Hierbij ben ik uitgegaan van de gegevens die mij door [verdachte] zijn aangeleverd en de gegevens van [naam 5] over bodemverontreiniging die ik ook van [verdachte] heb gekregen. Deze zijn mij door [verdachte] gefaxt vanaf het adres van Huzbo zie ik aan de faxregel.
Volgens de gegevens van [naam 5] zou er op het perceel [adres 1] totaal 900 kub grond gesaneerd moeten worden.
Vraag: Hoe is de opdracht tot taxatie in 2010 in zijn werk gegaan?
Antwoord: De opdracht kwam van [verdachte], hij heeft mij de gegevens aangeleverd met de opdracht om zo laag mogelijk te taxeren met in ogenschouw de gegevens over de vervuiling.
Vraag: In het taxatierapport van 2010 wordt ook gesproken over [adres 6] te Heemserveen. Wat kunt u daarover verklaren.
Antwoord: Dat was één grote bende, het was een giga puinhoop en verwaarloosd. Ik ben binnen geweest. De vorige eigenaar had nog recht van bewoning. De hoeve met cultuurgrond van ongeveer 5 ha was volgens mij verpacht, deze informatie had ik althans van [verdachte] gekregen. Zolang de vorige eigenaar recht heeft op bewoning kun je dus niets met zo’n pand. Volgens mij had [verdachte] ook nog problemen met de inning van de pacht van de vorige eigenaar, daar staat mij in ieder geval iets van bij.
De prijsbepaling is door mij vastgesteld op basis van de aan mij aangeleverde gegevens en de situatie zoals die ter plekke zich voordeed. Bij deze waardebepaling is niet gesproken over welke waarde er aan toe gerekend moest worden. Deze heb ik getaxeerd op basis van feiten.
60.
Een Ambtsedig proces-verbaal van d.d. 14 mei 2013 (AH-04 Komodo II ), voor zover inhoudende de verklaring van de ambtenaar [projectleider], zakelijk weergegeven inhoudende:
Uit de verklaring van [naam 2] en de inbeslaggenomen bescheiden, waaronder het taxatierapport gedateerd juli 2010, komt naar voren dat het onroerend goed is getaxeerd met in achtneming van vervuiling van gronden en daarmee samenhangende saneringskosten. De totale saneringskosten zouden begroot zijn op ca. € 525.000,-- excl. BTW op basis van een door [naam 5] Vriezenveen, Transport- Aannemingsbedrijf en Containervervoer uitgebrachte offerte in 2007 .
In het taxatierapport van [naam 2] heeft hij op de tweede bladzijde onder het kopje
opmerkingen het volgende vermeld :
"Op basis van de aanwezige (grond)vervuiling, zijnde sloopafval met aanzienlijke
hoeveelheid asbesthoudend materiaal en bijgevoegde kostenbegroting blijkt dat er
rekening moet worden gehouden met een aanzienlijke waardevermindering inzake de
vervuilde percelen .".
Door [naam 2], makelaar/taxateur, te Almelo is aangegeven dat hij de opdracht tot taxatie en de daarvoor benodigde informatie heeft gekregen van [verdachte]. De heer [naam 2] had geen nader onderzoek ingesteld met betrekking tot de eventuele vervuiling cq saneringskosten.
Zoals uit het taxatierapport van juli 2010 naar voren komt heeft de heer [naam 2] het
onroerend goed als volgt gewaardeerd waarbij rekening is gehouden me
vorengenoemde vervuiling:
A. Woonhuis met erf, [naam 19] en ondergrond, [adres 1], [plaats 2]
, kadastraal [sectie en nummer] (11 are en 70 centiare);
€ 245.000,- -
B. Woonhuis met bedrijfsopstal, erf, [naam 19] en ondergrond [adres 5] ,
[plaats 2], kadastraal [sectie en nummer] (ged .) (50are) ;
€ 152.000,- -
C. Cultuurgrond gelegen rond en achter [adres 1] en [adres 5] (7 hectare ,
15 are en 49 centiare) ; € 55.000,- -
D. Cultuurgrond gelegen aan de [adres 4], kadastraal [sectie en nummer] (9 5
are en 85 centiare) : € 16.000,- -
E. Woonhuis met 2e woongedeelte, bedrijfsopstallen, erf, [naam 19], ondergrond e n
cultuurgrond, [adres 6], [plaats 3], kadastraal [sectie en nummer]
(5 hectare, 21 are en 5 centiare) ; € 137.000,- -
Rekening houdende met de koop/verkoop van de onverdeelde helft onder sub B, C, D e n
E en de waardebepaling (78%) in verband met recht van bewoning op sub A zou de
totale koopsom, op basis van de taxatie door [naam 2], uit komen op € 371.100,- -
Hierin zit dus een verschil ten opzichte van de koopsom zoals is opgenomen in de akte
van levering van € 137.200,-- (€ 371 .100 -1- 233.900) .
Naar aanleiding van de bevindingen bij [naam 2] hebben wij verbalisanten op 20 maart
2013 gesproken met de heer [naam 5] van [naam 5] B.V., te Vriezenveen.
Met betrekking tot de door [naam 5] Vriezenveen uitgebrachte offerte, gedateerd 18
juni 2007, deelde de heer [naam 5] mee dat het hier om een offerte indicatie van kosten
grondsanering [straat] te [plaats 2] betrof.
De heer [verdachte] had [naam 5] benaderd met een verzoek om een prijsopgaaf tot bodemsanering. Door de heer [verdachte] waren gegevens aangeleverd waarbij op een uittreksel Kadastrale Kaart handgeschreven was aangegeven waar welke vervuiling aanwezig zou zijn. De heer [naam 5] gaf aan dat normaliter een bodemonderzoek wordt gedaan door een gespecialiseerd bedrijf, die op basis van hun bevindingen een saneringsplan opstellen, op basis waarvan [naam 5] dan een offerte uitbrengt en (na gunning) de sanering uitvoert. In dit specifieke geval heeft Leeman geen saneringsplan ontvangen en heeft hij op basis van de door [verdachte] aangeleverde gegevens een offerte uitgebracht.
Omdat het saneringsplan ontbrak heeft de heer [naam 5] ook op de offerte aangegeven
"indicatie van kosten grondsanering". Of de grond inderdaad vervuild is (geweest) weet de heer [naam 5] niet. Zij hebben in ieder geval geen bodemsanering uitgevoerd aan de [adres 1] en/of [adres 5] te [plaats 2].
61.
Een geschrift (D-006 Komodo II), te weten een taxatierapport opgesteld door makelaar [naam 2] d.d. juli 2010 waaruit blijkt dat:
Het hieronder genoemde onroerend goed is getaxeerd met in achtneming van vervuiling van gronden en daarmee samenhangende saneringskosten. De totale saneringskosten zouden begroot zijn op ca.
€ 525.000,-- excl. BTW op basis van een door [naam 5] Vriezenveen, Transport- Aannemingsbedrijf en Containervervoer uitgebrachte offerte in 2007.
Het onroerend goed wordt als volgt gewaardeerd waarbij rekening is gehouden met
vorengenoemde vervuiling:
A. Woonhuis met erf, tuin en ondergrond, [adres 1], [plaats 2]
, kadastraal [sectie en nummer] (11 are en 70 centiare);
€ 245.000,--
B. Woonhuis met bedrijfsopstal, erf, tuin en ondergrond [adres 5] ,
[plaats 2], kadastraal [sectie en nummer] (ged .) (50are) ;
€ 152.000,- -
C. Cultuurgrond gelegen rond en achter [adres 1] en [adres 5] (7 hectare ,
15 are en 49 centiare) ; € 55.000,--
D. Cultuurgrond gelegen aan de [adres 4], kadastraal [sectie en nummer] (9 5
are en 85 centiare) : € 16.000,--
E. Woonhuis met 2e woongedeelte, bedrijfsopstallen, erf, [naam 19], ondergrond e n
cultuurgrond, [adres 6], [plaats 3], kadastraal [sectie en nummer]
(5 hectare, 21 are en 5 centiare) ; € 137.000,--
In het taxatierapport van [naam 2] heeft hij op de tweede bladzijde onder het kopje
opmerkingen het volgende vermeld:
"Op basis van de aanwezige (grond)vervuiling, zijnde sloopafval met aanzienlijke
hoeveelheid asbesthoudend materiaal en bijgevoegde kostenbegroting blijkt dat er
rekening moet worden gehouden met een aanzienlijke waardevermindering inzake de
vervuilde percelen ."
62.
Een, als bijlage (D-006-1) bij het hiervoor genoemde taxatierapport, gevoegd geschrift, te weten een offerte indicatie van kosten grondsanering [straat] te [plaats 2] van [naam 5]
Vriezenveen gevoegd. De totale kosten bedragen € 525.000 .-- exclusief omzetbelasting
en deze hebben betrekking op een vijftal locaties welke verdeeld zijn over de
[adres 1] en [adres 5].
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 19‑06‑2015
HR 26 februari 2008, LJN BC0813, NJ 2008/148.
HR 4 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:466.
Hoge Raad 15 februari 2002, NJ 2002, 259 en Hoge Raad 23 december 1983, NJ 1985, 170.