De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht
Einde inhoudsopgave
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/3.4.3:3.4.3 Drie typen van rechtsvinding
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/3.4.3
3.4.3 Drie typen van rechtsvinding
Documentgegevens:
mr. A.J.P. Schild, datum 06-11-2012
- Datum
06-11-2012
- Auteur
mr. A.J.P. Schild
- JCDI
JCDI:ADS390008:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Wanneer de vraag moet worden beantwoord wat in een geval rechtens is, zal een jurist in de eerste plaats de relevante wettelijke regels trachten te distilleren uit het wetboek en de jurisprudentie. Is de relevante regel gevonden dan is daarmee vaak ook het antwoord gevonden. In de meeste gevallen zijn wettelijke voorschriften zo duidelijk dat zij bij hun toepassing geen moeilijkheden opleveren.1 De rechter heeft in dergelijke gevallen een, wat Wiarda in zijn Drie typen van rechtsvinding noemt, ‘heteronome’ functie. De rechter kan zich beperken tot het kwalificeren van de feiten. De toepasselijke regel verbindt aan de vastgestelde feiten een rechtsgevolg. De rol van de rechter is dan die van bouche de la loi.
Anders dan men hoopte ten tijde van de Franse revolutie blijkt de rol van de rechter niet steeds te kunnen worden gereduceerd tot subsumptie van de relevante feiten onder de relevante wettelijke regel. De wetgever kan niet alle mogelijke gevallen voorzien en is gedwongen met open normen te werken. Voorts kan de wetgever slechts regels stellen met een algemene strekking. Ook kunnen regels onderling conflicteren. Een belangrijk probleem is voorts dat in een specifiek geval een regel een onaanvaardbaar resultaat kan geven.
Wanneer het recht – al dan niet in samenhang met de feiten – meerduidig is, is het aan de rechter om te beslissen. In dergelijke gevallen heeft de rechtsvinding een – om in de terminologie van Wiarda te blijven – autonoom karakter.2