Einde inhoudsopgave
Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
Artikel 150 Blijvende aansprakelijkheid van het Verenigd Koninkrijk en terugbetaling van gestort kapitaal
Geldend
Geldend vanaf 13-06-2020
- Bronpublicatie:
12-06-2020, PbEU 2020, L 225 (uitgifte: 14-07-2020, regelingnummer: 2020/1022 (1/2020))
- Inwerkingtreding
13-06-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-06-2020, PbEU 2020, L 225 (uitgifte: 14-07-2020, regelingnummer: 2020/1022 (1/2020))
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het Verenigd Koninkrijk blijft aansprakelijk, zoals bepaald in dit Artikel, voor de financiële verrichtingen die door de EIB zijn goedgekeurd vóór de datum van inwerkingtreding van dit akkoord, zoals nader bepaald in lid 2 (‘financiële verrichtingen van de EIB’), ook als de daaruit voortvloeiende financiële positie op of na de datum van inwerkingtreding van dit akkoord wordt ingenomen, en blijft aansprakelijk voor andere risico's die de EIB op zich neemt, als vermeld in de tweede alinea.
De aansprakelijkheid van het Verenigd Koninkrijk geldt ook voor de financiële verrichtingen van de EIB en de risico's inzake het activa-passivabeheer en operationele risico's die het gevolg zijn van financiële verrichtingen van de EIB, overeenkomstig lid 6. Voor andere risico's van dit type, die niet samenhangen met specifieke financiële verrichtingen en niet het gevolg zijn van de reeks financiële verrichtingen die dateert van na de inwerkingtreding van dit akkoord, is het bedrag waarvoor het Verenigd Koninkrijk aansprakelijk is, evenredig met de verhouding tussen de resterende blootstelling in verband met financiële verrichtingen van de EIB en het totale bedrag aan financiële verrichtingen op het moment dat het Verenigd Koninkrijk aansprakelijk wordt gesteld overeenkomstig lid 6.
De tenuitvoerlegging door de EIB van een groeistrategie voor na de terugtrekking valt niet onder dit Artikel.
2.
Onder financiële verrichtingen van de EIB worden verstaan leningen, garanties, kapitaalinvesteringen, investeringen in eigen vermogen, obligaties en andere leningsubstituten, alsmede overige financieringsverrichtingen, met tegenpartijen of inzake projecten op of buiten het grondgebied van de lidstaten, met inbegrip van verrichtingen die worden gegarandeerd door derden, zoals de lidstaten of de Unie.
Het Verenigd Koninkrijk is aansprakelijk voor de financiële verrichtingen van de EIB ingeval de financiële blootstelling van de EIB:
- a)
is gebaseerd op een goedkeuring van de raad van bestuur van de EIB die voor de datum van inwerkingtreding van dit akkoord is verleend of op een besluit dat is vastgesteld op grond van een delegatie van de raad van bestuur die voor de datum van inwerkingtreding van dit akkoord is verleend;
- b)
voortvloeit uit de herstructurering van een financiële verrichting van de EIB, voor zover een dergelijke herstructurering de financiële blootstelling op de tegenpartij niet vergroot, in nominale termen, ten opzichte van de situatie onmiddellijk voor de herstructurering;
- c)
voortvloeit uit een verandering van een financiële verrichting van de EIB, wanneer die verandering op of na de datum van inwerkingtreding van dit akkoord is goedgekeurd door de raad van bestuur van de EIB en voor zover een dergelijke verandering de financiële blootstelling op de tegenpartij niet vergroot ten opzichte van de situatie onmiddellijk voor de verandering; of
- d)
voortvloeit uit de institutionele deelname van de EIB in het kapitaal van het EIF en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van dit akkoord.
Voor het begrenzen van de aansprakelijkheid van het Verenigd Koninkrijk krachtens de leden 3 en 5, wordt de blootstelling van de EIB in verband met financiële verrichtingen van de EIB die vanwege hun aard niet worden afgelost, zoals met name investeringen van het type eigen vermogen, revolverende mandaten verleend aan het EIF en de deelname in het kapitaal van het EIF en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, geacht als volgt te zijn afgelost: gedurende een periode van 10 jaar na de inwerkingtreding van dit akkoord, wordt het bedrag van de aflossingsvrije positie in verband met de financiële verrichting van de EIB geacht gelijk te blijven aan het voor de inwerkingtreding van dit akkoord door de EIB goedgekeurde bedrag, verminderd met elke eventuele vervreemding die de EIB na de datum van inwerkingtreding heeft verricht. Na deze periode wordt het bedrag geacht af te nemen naar rato van de aflossing van het resterende aflossingsbedrag uit hoofde van financiële verrichtingen van de EIB.
3.
Voor de toepassing van lid 1 is het Verenigd Koninkrijk aansprakelijk voor zijn aandeel in het niet-volgestorte geplaatste kapitaal van de EIB onmiddellijk voor de datum van inwerkingtreding van dit akkoord. Het Verenigd Koninkrijk verricht betalingen aan de EIB tot het bedrag waarvoor het krachtens dit lid aansprakelijk is, ingeval het overeenkomstig lid 6 aansprakelijk wordt gesteld.
De totale verplichtingen krachtens dit lid bedragen nimmer meer dan het bedrag van het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in het niet-volgestorte geplaatste kapitaal van de EIB onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van dit akkoord.
Wanneer het in lid 1 bedoelde bedrag van de resterende blootstelling van de EIB in verband met de financiële verrichtingen van de EIB lager is dan het totale geplaatste kapitaal van de EIB onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van dit akkoord, blijft de aansprakelijkheid van het Verenigd Koninkrijk krachtens dit lid te allen tijde beperkt tot het bedrag dat wordt verkregen door de verhouding tussen het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in het geplaatste kapitaal van de EIB en het totale geplaatste kapitaal van de EIB op de datum onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van dit akkoord (‘het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in het geplaatste kapitaal’) toe te passen op het verschil tussen het bedrag van die resterende blootstelling op dat moment, en het totale gestorte geplaatste kapitaal van de EIB onmiddellijk voor de datum van inwerkingtreding van dit akkoord.
4.
De EIB betaalt het Verenigd Koninkrijk namens de Unie een bedrag dat gelijk is aan het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in het gestorte geplaatste kapitaal van de EIB onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van dit akkoord. Deze betaling geschiedt overeenkomstig Protocol (nr. 5) betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank. De betaling vindt plaats in 12 jaarlijkse tranches. De eerste 11 tranches, van elk 300 000 000 EUR, zijn verschuldigd op 15 oktober van elk jaar, te beginnen in 2020. De saldobetaling van 195 903 950 EUR is verschuldigd op 15 oktober 2031. De overeenkomstig dit lid verrichte betalingen ontslaan het Verenigd Koninkrijk niet van zijn verplichting krachtens lid 5.
5.
Naast zijn verplichting uit hoofde van lid 3 is het Verenigd Koninkrijk voor de toepassing van lid 1 aansprakelijk voor zijn gestorte geplaatste kapitaal van de EIB onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van dit akkoord. Het Verenigd Koninkrijk verricht betalingen aan de EIB tot het bedrag waarvoor het overeenkomstig dit lid aansprakelijk is, ingeval het krachtens lid 6 aansprakelijk wordt gesteld.
De totale verplichtingen krachtens dit lid bedragen nimmer meer dan het bedrag van het gestorte geplaatste kapitaal van het Verenigd Koninkrijk in de EIB onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van dit akkoord.
Als de resterende blootstelling van de EIB in verband met de financiële verrichtingen van de EIB bedoeld in lid 1 geringer is dan het totale gestorte geplaatste kapitaal van de EIB onmiddellijk voor de datum van inwerkingtreding van dit akkoord, blijft de verplichting van het Verenigd Koninkrijk krachtens dit lid te allen tijde beperkt tot een bedrag dat wordt verkregen door de verhouding tussen het aandeel van het Verenigd Koninkrijk en het geplaatste kapitaal toe te passen op het bedrag van die resterende blootstelling op dat moment.
6.
Het Verenigd Koninkrijk wordt overeenkomstig dit Artikel aansprakelijk gesteld op pari passu-basis met de lidstaten, ingeval de EIB verlangt dat de lidstaten betalingen verrichten in verband met hun niet-volgestorte geplaatste kapitaal of wanneer het gestorte geplaatste kapitaal van de lidstaten wordt gebruikt.
Wanneer het Verenigd Koninkrijk krachtens lid 3 aansprakelijk wordt gesteld, betaalt het Verenigd Koninkrijk het verschuldigde bedrag aan de EIB onder dezelfde voorwaarden als die welke voor de lidstaten gelden (met inbegrip van het tijdschema en de voorwaarden van de betaling) en die te zijner tijd door de raad van bestuur van de EIB worden vastgesteld. Het besluit van de EIB waarbij van de lidstaten wordt verlangd om betalingen te verrichten in verband met hun niet-volgestorte geplaatste kapitaal kan met name samenhangen met de aard van de achterliggende risicogebeurtenissen en de financiële positie van de EIB in het licht van haar betalingsverplichtingen, de stand van haar activa en passiva, haar positie op de kapitaalmarkten en de bepalingen van haar nood- en herstelplannen zoals op dat moment toepassing.
Wanneer het Verenigd Koninkrijk krachtens lid 5 van kracht aansprakelijk wordt gesteld, betaalt het Verenigd Koninkrijk het verschuldigde bedrag aan de EIB, in euro, binnen 30 dagen na het eerste verzoek van de EIB en onder voorbehoud van de vierde alinea van dit lid.
De aansprakelijkheidsstelling van het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig lid 5 wordt gedekt uit het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in het gestorte geplaatste kapitaal van de EIB op de datum onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van dit akkoord tot het bedrag dat nog niet aan het Verenigd Koninkrijk is uitbetaald overeenkomstig lid 4. Het bedrag van de jaarlijkse tranches genoemd in lid 4 wordt dienovereenkomstig verminderd. Als de verplichting van het Verenigd Koninkrijk niet volledig op deze manier kan worden nagekomen, betaalt het Verenigd Koninkrijk de EIB de rest van het verschuldigde bedrag.
De EIB zal namens de Unie per geval de toeschrijving van de gebeurtenissen die ten grondslag liggen aan de aansprakelijkheidsstelling van het Verenigd Koninkrijk voor de relevante financiële verrichtingen of risico's, alsook het bedrag dat het Verenigd Koninkrijk aan de EIB verschuldigd is, als volgt vaststellen:
- a)
voor zover de onderliggende gebeurtenissen het gevolg zijn van financiële verrichtingen van de EIB, dan wel toe te schrijven zijn aan risico's inzake het activa-passivabeheer of operationele risico's, betaalt het Verenigd Koninkrijk de EIB respectievelijk een met het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in het geplaatste kapitaal overeenstemmend bedrag van de totale som die de lidstaten moeten betalen, dan wel een met het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in het geplaatste kapitaal overeenstemmend bedrag van de totale som waarvoor het gestorte geplaatste kapitaal van de lidstaten wordt gebruikt;
- b)
voor zover de onderliggende gebeurtenissen aan andere risico's kunnen worden toegeschreven en niet kunnen worden toegeschreven aan een specifieke financiële verrichting of aan de stand van de financiële verrichtingen na de datum van inwerkingtreding van dit akkoord, betaalt het Verenigd Koninkrijk de EIB het bedrag dat voortvloeit uit punt a), vermenigvuldigd met de verhouding tussen de resterende blootstelling in verband met financiële verrichtingen van de EIB en het totale bedrag aan financiële verrichtingen op het moment dat het Verenigd Koninkrijk aansprakelijk wordt gesteld.
7.
Met uitzondering van de in lid 4 bedoelde betalingen, is de EIB niet verplicht tot andere betalingen, terugbetalingen of vergoedingen wegens de beëindiging van het EIB-lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk of omdat het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig dit Artikel een verplichting houdt.
8.
Op 31 juli 2020 deelt de EIB het Verenigd Koninkrijk de blootstelling van het Verenigd Koninkrijk in verband met de financiële verrichtingen van de EIB mee, alsmede de grenzen van de aansprakelijkheid van het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig de leden 3 en 5, rekening houdend met de financiële positie van de EIB en de verplichtingen van het Verenigd Koninkrijk op de dag van inwerkingtreding van dit akkoord.
Op 31 maart van elk jaar, te beginnen in 2021, tot het tenietgaan van de aansprakelijkheid van het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig dit Artikel, deelt de EIB het Verenigd Koninkrijk de resterende blootstelling van het Verenigd Koninkrijk in verband met de financiële verrichtingen van de EIB mee, alsmede de grenzen van de aansprakelijkheid van het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig de leden 3 en 5, rekening houdend met de financiële positie van de EIB en de verplichtingen van het Verenigd Koninkrijk op 31 december van het voorgaande jaar. In het verslag worden ook de materiële veranderingen vermeld die naar het oordeel van de EIB materiële gevolgen hebben voor de verplichtingen van het Verenigd Koninkrijk. De EIB verstrekt ook tijdige informatie als dergelijke wijzigingen zich in de loop van het jaar voordoen.
De EIB verstrekt het Verenigd Koninkrijk tijdige informatie over aanstaande aansprakelijkstellingen van het Verenigd Koninkrijk krachtens dit Artikel, overeenkomstig de aan de lidstaten verstrekte informatie. Deze informatie omvat gegevens over de aard van de gebeurtenis die aanleiding geeft tot de aansprakelijkstelling alsook de berekening van de te betalen bedragen. Het Verenigd Koninkrijk behandelt deze informatie als strikt vertrouwelijk tot de EIB de vertrouwelijkheid opheft of het Verenigd Koninkrijk aansprakelijk wordt gesteld, naargelang welk van de twee gevallen zich het eerst voordoet.