Einde inhoudsopgave
Wet goed verhuurderschap
Artikel 10 [Intrekking vergunning]
Geldend
Geldend van 01-01-2024 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
24-03-2023, Stb. 2023, 103 (uitgifte: 03-04-2023, kamerstukken: 36130)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-03-2023, Stb. 2023, 89 (uitgifte: 22-03-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Omgevingswet (23-02-2016, Stb. 156).
- Vakgebied(en)
Huurrecht / Huur van woonruimte
Huurrecht / Verplichtingen huurder en verhuurder
1.
Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a of b, uitsluitend intrekken voor één of meerdere woon- of verblijfsruimten indien:
- a.
ter zake het niet naleven van de regels van goed verhuurderschap, bedoeld in artikel 2, een last onder bestuursdwang of een bestuurlijke boete is opgelegd en de verhuurder deze regels opnieuw niet naleeft binnen een tijdvak van vier jaar nadat de last onder bestuursdwang of de bestuurlijke boete is opgelegd;
- b.
ter zake het niet naleven van de aan de vergunning verbonden voorwaarden, bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid, een last onder bestuursdwang of een bestuurlijke boete is opgelegd en de verhuurder deze voorwaarden opnieuw niet naleeft binnen een tijdvak van vier jaar nadat de last onder bestuursdwang of de bestuurlijke boete is opgelegd;
- c.
die vergunning is verleend op grond van door de houder van die vergunning verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;
- d.
een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Omgevingswet voor de realisatie van die woon- of verblijfsruimte, of een vergunning als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014, geheel of gedeeltelijk is ingetrokken;
- e.
de verboden, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014 of artikel 5.1, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Omgevingswet, met betrekking tot de woon- of verblijfsruimten worden overtreden; of
- f.
een bestuurlijke boete is opgelegd op grond van artikel 35, tweede lid, onderdeel d, van de Huisvestingswet 2014.
2.
De vergunning, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a of b, kan voorts worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
3.
4.
Indien de vergunning, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a of b, wordt ingetrokken en deze vergunning betrekking heeft op een woon- of verblijfsruimte die op het moment van de intrekking is verhuurd, nemen burgemeester en wethouders een besluit als bedoeld in artikel 12, tweede lid.