Verhandeling

In deel III, paragraaf 14.1 heb ik aangegeven dat het begrip belastingplichtige in de btw een communautair begrip is, waarvan de uitlegging in zijn algemeenheid niet ter beoordeling van iedere lidstaat kan worden gelaten. Het burgerlijk recht speelt derhalve geen rol bij de beantwoording van de vraag of er een belastingplichtige voor de heffing van btw is te onderkennen. Ten aanzien van beleggingsfondsen kan dus voor wat betreft de heffing van btw in het midden gelaten worden, of het beleggingsfonds civielrechtelijk aan te merken is als een personenvennootschap of als een samenwerkingsverband sui generis.

Bij beleggingsfondsen spelen twee vragen. De eerste vraag die bij beleggingsfondsen speelt, is of een beleggingsfonds is aan te merken als een entiteit, zijnde “eenieder” in de zin van genoemde bepaling. De tweede vraag komt pas aan de orde wanneer het beleggingsfonds inderdaad als een entiteit (“eenieder)” kan worden aangemerkt. De vraag luidt dan of een beleggingsfonds een “economische activiteit” verricht. Aan het element van “zelfstandigheid” dat onderdeel is van het begrip “belastingplichtige” besteed ik in het navolgende geen aandacht, aangezien de zelfstandigheid van beleggingsfondsen zelden ter discussie staat.