Rb. Maastricht, 07-01-2009, nr. 306776 CV EXPL 306776
ECLI:NL:RBMAA:2009:BJ5392
- Instantie
Rechtbank Maastricht
- Datum
07-01-2009
- Zaaknummer
306776 CV EXPL 306776
- LJN
BJ5392
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMAA:2009:BJ5392, Uitspraak, Rechtbank Maastricht, 07‑01‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2012:BV9687
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2011:BU5647
Uitspraak 07‑01‑2009
Inhoudsindicatie
Dexia-zaak. Met aanvaarding van het “Dexia-aanbod” worden alle weren prijsgegeven, daaronder ook een later beroep op art 1:88 BW van de niet-handelend echtgeno(o)t(e). De stellige maar juridisch niet onberispelijke inhoud van de brief van Leaseproces kan juridische leken op een dwaalspoor brengen, waarmee Lease-proces zich op haar beurt aan een zelfde overdrijving bezondigt als zij Dexia met betrekking tot haar reclame verwijt. Veroordeling tot nakoming.
Partij(en)
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton, locatie Sittard-Geleen
Rolnr.: 08-3444
zaaknr: 306776
Vonnis d.d. 7 januari 2009
in de zaak van:
de buitenlandse vennootschap VARDE INVESTMENTS (IRELAND) LIMITED,
gevestigd te Dublin (Ierland),
eiseres,
gemachtigde: mr. G.J. Schras, advocaat te Spijkenisse;
tegen:
[gedaagde],
wonend te [woonplaats]
gedaagde,
procederend in persoon.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres, verder te noemen "Varde", heeft gedaagde, verder te noemen "[gedaagde]", onder mede-betekening van vier producties gedagvaard om te verschijnen voor de kantonrechter te Sittard.
[gedaagde] heeft bij brief van 23 september 2008 geantwoord onder overlegging van twee producties.
Door Varde is vervolgens een conclusie van repliek genomen, waarop [gedaagde] bij brief van 26 november 2008 met zes producties - te beschouwen als conclusie van dupliek - heeft gereageerd.
Ten slotte is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is vastgesteld op heden.
2. Het geschil
2.1
Tussen Dexia en [gedaagde] is op 11 mei 2000 een overeenkomst strekkende tot effectenlease - te beschouwen als huurkoopovereenkomst - tot stand gekomen onder nummer 74487008 (exploot dagv. prod. 2). Na beëindiging van de overeenkomst bleek de opbrengst van de aande-lenverkoop niet toereikend om de afgesloten lening ten behoeve van de aandelenaankoop te voldoen.
Op 11 juni 2003 heeft [gedaagde] door middel van de ondertekening van het 'Aanmeldingsfor-mulier Dexia Aanbod' (exploot prod. 3) een aanbod van Dexia aanvaard tot het sluiten van een vaststellingsovereenkomst, strekkende tot het bereiken van een minnelijke regeling ter zake van de uit de voornoemde overeenkomst voortvloeiende restschuld.
2.2
De vorderingsrechten van Dexis zijn krachtens cessie overgegaan op Varde. Uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst maakt Varde aanspraak op betaling van:
€ 18.131,00 (hoofdsom)
959,69 (rente tot 10-01-2008)
2.719,64 (buitengerechtelijke kosten)
TOTAAL € 21.810,33
Ondanks aanmaningen en sommaties heeft [gedaagde] volgens Varde geen betaling aan haar gedaan. Ter verzekering van het verhaal van haar vordering heeft Varde conservatoir beslag doen leggen, naar de kantonrechter begrijpt op de verkoopopbrengst van het woonhuis van [gedaagde].
2.3
Op grond van het vorenstaande vordert Varde dat de kantonrechter, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] zal veroordelen om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van € 21.810,33, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 18.131,00 van- af 10 januari 2008 tot aan de dag der algehele voldoening,
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding met inbegrip van kosten van het gelegde conservatoir beslag alsmede nakosten.
2.4
[gedaagde] heeft verweer tegen de vordering gevoerd.
3. De beoordeling
3.1
Uit de stukken blijkt onomstotelijk dat [gedaagde] in 2003 het zogenoemde 'Dexia aanbod' heeft aanvaard. Daarmee heeft hij een overeenkomst met Dexia gesloten die, zoals de kan-tonrechter ook ambtshalve uit andere Dexia/Vardezaken bekend is, beschouwd moet worden als een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 van het Burgerlijk Wetboek. Met een dergelijke overeenkomst wordt beoogd een onzekerheid of een geschil te beëindigen of te voorkomen. Concreet in het licht van de Dexia-problematiek: er wordt een regeling getroffen met betrekking tot de betaling van de restschuld (zie 2.1). De totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst betekent voorts dat verweren (bezwaren) die de wederpartij van Dexia (hier: [gedaagde]) heeft gevoerd - of had kunnen voeren - tegen de oorspronkelijk geslo-ten effectenlease-overeenkomst, worden prijsgegeven. Hetzelfde geldt voor wat betreft de vernietigingsbevoegdheid ex artikel 1:88 BW van de niet-handelende echtgen(o)ot(e), zelfs indien het zo mocht zijn dat hij/zij pas na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst op de hoogte zou zijn geraakt van het bestaan van de primaire overeenkomst. De eisen van rechts-zekerheid brengen dat met zich.
De door de echtgenote van [gedaagde] bij brief van 27 september 2005 (CvD prod. 2) uitgebrachte buitengerechtelijke vernietigingsverklaring kan derhalve, nog overigens afgezien van moge-lijke andere beletselen, geen doel treffen.
3.2
Nog een enkel woord over de brief van Leaseproces (CvD prod. 5) waarop [gedaagde] zich beroept.
Het kan [gedaagde], die kennelijk juridisch een leek is, niet geheel kwalijk worden genomen dat hij op basis van die brief, en dan met name de eerste alinea daarvan, meent een 'sterke zaak' te hebben voor wat betreft de vernietigingsbevoegdheid van zijn echtgenote. De nogal abso-lute wijze waarop in die passage wordt voorgespiegeld dat het 'niet meetekenen' van de echt-genote zou betekenen "dat Dexia uw inleg (met rente) volledig moet terugbetalen", is even-wel bepaald teveel van het goede en in die zin onjuist. Pas in de vierde alinea neemt Lease-proces wat 'gas terug' en relativeert zij haar al te enthousiaste bewering enigszins. Dat er ver-volgens "in veel gevallen nog voldoende andere juridische argumenten om met succes een procedure te kunnen voeren" zouden zijn, is echter - óók - weer te hard van stapel gelopen. Het heeft er veel van weg dat Lease-proces zich op haar beurt aan eenzelfde soort overdrij-ving bezondigt als welke zij aan Dexia heeft verweten ter zake van de 'reclame' die Dexia voor de gewraakte effectenlease-overeenkomsten heeft gemaakt.
3.3
Het zal inmiddels duidelijk zijn dat [gedaagde] niet aan een veroordeling kan ontkomen; [gedaagde] beschikt eenvoudigweg niet (meer) over rechtens relevant verweer. Evenmin wordt de hoog-te van de vordering betwist, met dien verstande dat bij dupliek aannemelijk is gemaakt dat [gedaagde] een deelbetaling van € 800,- aan Varde heeft gedaan. De vordering wordt derhalve minus het voornoemde bedrag toegewezen, inclusief een extra bedrag aan salaris gemachtig-de vanwege het beslagrequest alsmede kosten pv+betekening, met dien verstande dat het bedrag aan buitengerechtelijke kosten zal worden beperkt tot € 952,- conform het liquidatie-tarief. Voorts wordt de vordering ter zake van nakosten afgewezen. Voor vergoeding van na-kosten dient immers de weg van artikel 237, lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechts-vordering te worden gevolgd.
3.4
Als in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten.
4. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Varde te betalen een bedrag van € 19.242,69, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 18.131,00 vanaf 10 januari 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding aan de zijde van Varde, tot aan deze uitspraak begroot op € 88,71 aan kosten dagvaarding, € 201,- aan vastrecht, € 303,66 aan beslagkosten en € 900,- voor salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Groen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
MC