Hof 's-Hertogenbosch, 22-11-2011, nr. HD 200.034.428 T
ECLI:NL:GHSHE:2011:BU5647
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
22-11-2011
- Zaaknummer
HD 200.034.428 T
- LJN
BU5647
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2011:BU5647, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 22‑11‑2011; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMAA:2009:BJ5392
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMAA:2009:BJ5392
Uitspraak 22‑11‑2011
Inhoudsindicatie
Cessie vordering uit Overeenkomst Dexia Aanbod en/of WCAM-overeenkomst aan Varde. Vernietiging effectenlease-overeenkomst op grond van artikel 1:88 BW.
Partij(en)
GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.034.428
arrest van de eerste kamer van 22 november 2011
in de zaak van
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. P.R.J.M. Douffet,
tegen:
de vennootschap naar buitenlands recht VARDE INVESTMENTS (IRELAND) LIMITED,
gevestigd te [vestigingsplaats], Ierland,
geïntimeerde,
advocaat: mr. G.J. Schras,
op het bij exploot van dagvaarding van 6 april 2009 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Sittard-Geleen gewezen vonnis van 7 januari 2009 tussen appellant - [X.] - als gedaagde en geïntimeerde - Varde - als eiseres.
1. Het geding in eerste aanleg (rolnr. 08-3444 / zaaknr. 306776)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1.
Bij memorie van grieven heeft [X.] onder overlegging producties drie grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en primair tot afwijzing van de vordering van Varde, met veroordeling van Varde om aan [X.] te voldoen een bedrag van € 8.227,80 en subsidiair de vordering van Varde te bepalen op € 5.719,23, één en ander met veroordeling van Varde in de kosten van beide instanties.
2.2.
Bij memorie van antwoord heeft Varde onder overlegging van producties de grieven bestreden.
2.3.
Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1.
De grieven richten zich niet tegen de door de kantonrechter in rov. 2.1 en 2.2 van het bestreden vonnis vastgestelde feiten. De feiten vormen derhalve ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het hof zal de feiten hierna weergeven en aanvullen.
4.2.
Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
- (i)
Op of omstreeks 11 mei 2000 (prod. 2 bij inleidende dagvaarding) heeft [X.] met een rechtsvoorganger van Dexia Nederland N.V. (hierna: Dexia) een effectenlease-overeenkomst gesloten (met contractnummer [contractnummer 1.]), genaamd WinstVerDriedubbelaar (met een looptijd van 36 maanden). [X.] heeft de uit hoofde van deze overeenkomst verschuldigde maandelijkse termijnen van € 228,55, in totaal € 8.227,80, aan Dexia betaald.
- (ii)
Begin 2003 heeft Dexia aan [X.] het zogeheten Dexia Aanbod gedaan. [X.] heeft het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod op 11 juni 2003 (prod. 3 bij inleidende dagvaarding) ondertekend, waarna (volgens Varde) tussen Dexia en [X.] de Overeenkomst Dexia Aanbod tot stand is gekomen.
In deze overeenkomst (deels overgelegd bij memorie van grieven, prod. 3 en 4) is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
“ 5.1.2 Deelnemer verklaart dat hij ter zake van de DA-Effectenlease-overeenkomst(en) () afstand doet van alle () jegens Dexia () gepretendeerde rechten (met inbegrip van maar niet beperkt tot enig recht op schadevergoeding of vernietiging) uit hoofde van of verband houdende met die effectenlease-overeenkomst(en) ()
- ()
- 6.2.1.
Deze overeenkomst komt tot stand doordat Deelnemer en, voor zover van toepassing, Betrokken Partij (de echtgeno(o)t(e) van Deelnemer, hof) het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod volledig ingevuld en ondertekend tijdig aan Dexia retourneert respectievelijk retourneren ().
- 6.2.2.
Dexia behoudt zich het recht voor om een Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod dat niet juist en/of onvolledig is ingevuld () als ongeldig te beschouwen. In dat geval zal tussen Dexia enerzijds en Deelnemer en, voor zover van toepassing, Betrokken Partij anderzijds in hun onderlinge verhouding gelden dat deze overeenkomst geacht wordt niet tot stand te zijn gekomen.
- ()
6.4.1 Deelnemer, en voor zover van toepassing, de Betrokken Partij doet respectievelijk doen afstand van zijn respectievelijk hun recht deze overeenkomst te ontbinden en/of te vernietigen op grond dat, naar achteraf mocht blijken, één der partijen niet een juiste voorstelling van zaken had met betrekking tot feiten en/of omstandigheden (waaronder begrepen () de uitkomst van eventuele juridische procedures met betrekking tot effectenlease-overeenkomsten waarbij Dexia al dan niet partij is) die voor één en/of beide partij(en) voor het aangaan van deze overeenkomst van belang zijn geweest.”
- (iii)
[Y.] heeft Dexia bij aangetekende brief van 27 september 2005 (prod. 2 bij conclusie van dupliek) medegedeeld dat zij de effectenlease-overeenkomsten met nummers [contractnummer 1.] en [contractnummer 2.] ten name van haar echtgenoot [X.] op grond van artikel 1:89 BW vernietigt omdat zij voor het aangaan van die overeenkomsten geen toestemming heeft verleend als bedoeld in artikel 1:88 lid 1 sub d BW.
- (iv)
Dexia heeft [X.] bij ongedateerde brief (ongenummerde prod. bij conclusie van dupliek) het aanbod gedaan om met toepassing van de Duisenberg-Regeling de lening uit effectenlease-overeenkomst met nummer [contractnummer 3.] in één keer af te lossen, waarbij een korting zou worden verleend van € 5.086,09. [X.] diende in het geval hij op het aanbod zou ingaan voor 31 december 2005 een bedrag van € 13.509,53 door middel van de bijgevoegde acceptgirokaart te betalen.
- (v)
Het hof Amsterdam heeft bij beschikking van 25 januari 2007 de (gewijzigde) WCAM-overeenkomst van 8 mei 2006 (hierna ook: de Duisenberg-Regeling) verbindend verklaard voor de gerechtigden als bedoeld in artikel 2 van die overeenkomst. In artikel 2.2. onder f van de overeenkomst is bepaald dat personen die het Dexia Aanbod hebben geaccepteerd niet tot de gerechtigden behoren.
Het hof Amsterdam heeft in deze beschikking bepaald op welke wijze Dexia bekendheid moest geven aan de verbindendverklaring en binnen welke termijn na de bekendmaking de gerechtigden kunnen laten weten niet gebonden te willen zijn aan de verbindendverklaring zoals bedoeld in artikel 7:908 lid 2 BW. Gezien de datum van bekendmaking diende de zogeheten opt-outverklaring vóór 1 augustus 2007 bij de in de WCAM-overeenkomst aangewezen notaris te worden afgelegd.
[X.] heeft bedoelde opt-outverklaring niet (tijdig) afgelegd.
- (vi)
Bij brief van 10 januari 2008 (prod. 1 bij inleidende dagvaarding) heeft de gemachtigde van Varde aan [X.] medegedeeld dat Dexia haar vordering op [X.] uit hoofde van de Overeenkomst Dexia Aanbod en/of de WCAM-overeenkomst, met contractnummer [contractnummer 3.], ten bedrage van op dat moment € 21.810,33 (inclusief rente en incassokosten) heeft gecedeerd aan Varde.
- (vii)
De gemachtigde van Varde heeft [X.] tot aan het uitbrengen van de inleidende dagvaarding op 5 september 2008 driemaal schriftelijk gesommeerd (prod. 4 bij inleidende dagvaarding) tot betaling van voormeld bedrag. [X.] heeft niet aan het gesommeerde voldaan. Varde heeft ter verzekering van verhaal van haar vordering beslag doen leggen op de woning van [X.]. Varde heeft kennelijk na het uitbrengen van de inleidende dagvaarding met [X.] een betalingsregeling getroffen, uit hoofde waarvan [X.] op 7 november 2008 een bedrag van € 800 aan Varde heeft betaald.
4.3.
Varde heeft [X.] vervolgens in rechte betrokken en gevorderd veroordeling van [X.] tot betaling van een bedrag van € 21.810,33 (bestaande uit een restschuld (de hoofdsom) van € 18.131, wettelijke rente vanaf 22 februari 2007 tot 10 januari 2008 en buitengerechtelijke kosten ad € 2.719,64), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2008 over de hoofdsom en proceskosten (inclusief beslag- en nakosten).
Varde heeft haar vordering primair gegrond op de Overeenkomst Dexia Aanbod en subsidiair op de verbindendverklaarde WCAM-overeenkomst.
4.4.
Nadat [X.] gemotiveerd verweer had gevoerd, heeft de kantonrechter bij vonnis waarvan beroep, onder aftrek van een deelbetaling van [X.] aan Varde van € 800 en na matiging van de buitengerechtelijke kosten tot € 952, de vordering van Varde toegewezen tot een bedrag van € 19.242,69, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 18.131 vanaf 10 januari 2008, met veroordeling van [X.] in de proceskosten en de beslagkosten.
De kantonrechter heeft daartoe overwogen dat de Overeenkomst Dexia Aanbod moet worden beschouwd als een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:900 BW en dat daarmee de verweren die [X.] en zijn niet handelde echtgeno(o)t(e) op grond van artikel 1:88 BW hadden kunnen voeren, zelfs indien de niet handelende echtgeno(o)t(e) pas na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst op de hoogte zou zijn geraakt van het bestaan van de primaire overeenkomst, zijn prijsgegeven.
4.5.
De grieven I en II richten zich tegen voormelde overwegingen van de kantonrechter. De daarop voortbouwende grief III richt zich tegen de veroordeling.
4.6.
Alvorens het hof de grieven zal bespreken, wenst het hof eerst duidelijkheid omtrent het navolgende.
Het hof heeft geconstateerd dat de aan Varde gecedeerde vordering, waarvan op 10 januari 2008 namens Varde mededeling is gedaan aan [X.], en waarvan Varde in deze procedure betaling vordert, betrekking heeft op de effectenlease-overeenkomst met contractnummer [contractnummer 3.] ten aanzien waarvan, zoals Varde stelt, Dexia en [X.] op 11 juni 2003 een Overeenkomst Dexia Aanbod zouden hebben gesloten. Op de door Varde bij inleidende dagvaarding in het geding gebrachte effectenlease-overeenkomst is echter als contractnummer vermeld [contractnummer 1.].
Het hof heeft verder geconstateerd dat [Y.] - volgens [X.] betreft het hier zijn (gewezen) echtgenote, hetgeen overigens door Varde bij gebrek aan wetenschap wordt betwist - bij brief van 27 september 2005 de nietigheid van de effectenlease-overeenkomsten met contractnummers [contractnummer 1.] en [contractnummer 2.] heeft ingeroepen (en dus niet de nietigheid van effectenlease-overeenkomst met contractnummer [contractnummer 3.]).
Bij de gedingstukken bevindt zich voorts een ongedateerde, naar het hof aanneemt in 2005, door Dexia aan [X.] gestuurde brief (zie rov. 4.2. sub (iv)) waarin Dexia naar aanleiding van de (op dat moment nog niet verbindendverklaarde) Duisenberg-Regeling mededeelt: “Dankzij deze regeling heeft u nu de mogelijkheid om met een additionele korting uw renteloze lening voor uw effectenlease-overeenkomst met nummer [contractnummer 3.] in één keer af te lossen. Als u kiest voor dit speciale aanbod, dient u voor 31 december 2005 het bedrag van € 13.509,5 (het hof leest € 13.509,53) door middel van bijgevoegde acceptgiro te voldoen. U profiteert dan van een korting voor het bedrag van € 5.086,09”. Het hof merkt naar aanleiding van deze brief in de eerste plaats op dat de restschuld van de effectenlease-overeenkomst met contractnummer [contractnummer 3.] kennelijk een bedrag beliep van (€ 13.509,53 plus € 5.086,09 is) € 18.595,62 in plaats van de door Varde genoemde hoofdsom van € 18.131, en voorts dat in deze brief van Dexia in het geheel niet wordt verwezen naar de Overeenkomst Dexia Aanbod die Dexia en [X.] volgens Varde ten aanzien van de effectenlease-overeenkomst met nummer [contractnummer 3.] zouden hebben gesloten.
4.7.
Alvorens het hof verder zal beslissen zal het hof Varde en [X.] in de gelegenheid stellen bij akte, ter zake het vorenstaande nadere inlichtingen te verschaffen en voorts bescheiden in het geding te brengen.
4.7.1
Varde dient de volgende bescheiden in het geding te brengen:
- -
een volledige en leesbare kopie van het door [X.] op 11 juni 2003 getekende Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod inclusief de achterzijde van dit formulier;
- -
gegevens waaruit blijkt dat het op 11 juni 2003 door [X.] getekende Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod/de Overeenkomst Dexia Aanbod betrekking heeft op effectenlease-overeenkomst met contractnummer [contractnummer 3.] en waaruit blijkt van het door [X.] uit hoofde van de Overeenkomst Dexia Aanbod verschuldigde bedrag van € 18.131;
- -
een kopie van de effectenlease-overeenkomst met contractnummer [contractnummer 3.] en de eindafrekening van deze effectenlease-overeenkomst; en
- -
eventuele andere informatie die Varde in het kader van dit geschil en de door het hof gevraagde inlichtingen dienstig acht.
4.7.2
[X.] dient de volgende bescheiden in het geding te brengen:
- -
een uittreksel uit het huwelijks-/echtscheidingsregister (partnerregistratie) waaruit blijkt [X.] ten tijde van het aangaan van de effectenlease-overeenkomst met contractnummer [contractnummer 3.] èn ten tijde van de ondertekening van het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod was gehuwd of een geregistreerd partner had; en
- -
eventuele andere informatie die [X.] in het kader van dit geschil en de door het hof gevraagde inlichtingen dienstig acht.
4.8.
In afwachting van de door partijen te nemen akte wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
5. De uitspraak
Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 20 december 2011 voor akte aan de zijde van beide partijen met de hiervoor onder 4.7, 4.7.1 en 4.7.2 vermelde doeleinden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.Th. Begheyn, Th.C.M. Hendriks-Jansen en S. Riemens en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 november 2011.