Volgens de aanbiedingsbrief d.d. 7 juni 2011 zou gerekestreerde in cassatie thans zijn genaamd: Qizini Alphen B.V.
HR, 09-12-2011, nr. 11/02657
ECLI:NL:HR:2011:BU7430
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
09-12-2011
- Zaaknummer
11/02657
- Conclusie
Mr. F.F. Langemeijer
- LJN
BU7430
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BU7430, Uitspraak, Hoge Raad, 09‑12‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BU7430
ECLI:NL:PHR:2011:BU7430, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 30‑09‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BU7430
- Wetingang
art. 685 Burgerlijk Wetboek Boek 7
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2011-1006
VAAN-AR-Updates.nl 2011-1006
Uitspraak 09‑12‑2011
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht. Rechtsmiddelenverbod art. 7:685 lid 11 BW. Cassatieberoep niet-ontvankelijk nu geen beroep is gedaan op doorbrekingsgronden (rechter is buiten toepassingsgebied artikel getreden, heeft artikel ten onrechte buiten toepassing gelaten, dan wel fundamenteel rechtsbeginsel veronachtzaamd).
9 december 2011
Eerste Kamer
11/02657
RM/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. K.Y. van Oosten,
t e g e n
GREENCORE CONVENIENCE FOODS ALPHEN B.V., thans genaamd: Qizini Alphen B.V.,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de [verzoekster] en Greencore.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 1035542/EJ VERZ 11-80115 van de kantonrechter te Alphen aan den Rijn van 10 maart 2011.
De beschikking van de kantonrechter is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de kantonrechter heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Greencore heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoekster in haar cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende. Tussen partijen heeft een arbeidsovereenkomst bestaan. Greencore heeft de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen, te weten een verstoorde arbeidsrelatie (art. 7:685 BW). [Verzoekster] heeft verweer gevoerd en subsidiair om toekenning van een vergoeding gevraagd.
De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden zonder toekenning van een vergoeding.
3.2 Het cassatiemiddel houdt in dat de bestreden beschikking niet voldoet aan de op grond van art. 80 lid 1, aanhef en onder a, RO daaraan te stellen eisen.
3.3 Art. 7:685 lid 11 BW sluit de mogelijkheid van cassatieberoep uit tegen een krachtens dit artikel gegeven beschikking. Naar vaste rechtspraak is een cassatieberoep desondanks ontvankelijk indien daartoe wordt aangevoerd dat de rechter buiten het toepassingsgebied van het artikel is getreden, het ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten, dan wel bij de behandeling van de zaak een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken.
3.4 Nu [verzoekster] zich op geen van de voormelde gronden voor doorbreking van het rechtsmiddelenverbod van art. 7:685 lid 11 BW heeft beroepen, moet zij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar beroep.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar beroep;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Greencore begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 9 december 2011.
Conclusie 30‑09‑2011
Mr. F.F. Langemeijer
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verzoekster]
tegen
Greencore Convenience Foods Alphen B.V.
1.
In deze arbeidszaak wordt volstaan met een verkorte conclusie. Tussen partijen heeft een arbeidsovereenkomst bestaan1.. Gerekestreerde in cassatie (hierna: de werkgeefster) heeft zich op 26 januari 2011 gewend tot de rechtbank te 's‑Gravenhage met het verzoek de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen, te weten een verstoorde arbeidsrelatie (art. 7:685 BW). De werkneemster heeft verweer gevoerd en, voor het geval het verzoek van de werkgeefster mocht worden toegewezen, toekenning verzocht van een vergoeding van € 28.163,62.
2.
Bij beschikking van 10 maart 2011 heeft de kantonrechter het verzoek van de werkgeefster toegewezen en de arbeidsovereenkomst ontbonden, zonder toekenning van een vergoeding.
3.
Namens de werkneemster is — tijdig — beroep in cassatie ingesteld. In cassatie is geen verweer gevoerd. Het cassatiemiddel houdt in dat de bestreden beschikking niet voldoet aan de op grond van art. 80, lid 1 onder a, RO daaraan te stellen eisen; in het bijzonder zou de kantonrechter niet of onvoldoende zijn ingegaan op het in eerste aanleg gevoerde verweer.
4.
Art. 7:685, lid 11, BW sluit een beroep in cassatie tegen een krachtens dat artikel gegeven beschikking uit. De strekking hiervan is iedere discussie uit te sluiten over de wijze waarop de rechter van zijn aan dit artikel ontleende bevoegdheden gebruik heeft gemaakt. Een doorbreking van dit rechtsmiddelenverbod is in de rechtspraak aanvaard indien de rechter in zijn beschikking buiten het toepassingsgebied van het artikel is getreden of indien de rechter ten onrechte heeft beslist dat het artikel niet van toepassing is2.. In de onderhavige zaak is dit niet aangevoerd.
5.
Voorts is in de rechtspraak een uitzondering aanvaard voor gevallen waarin de rechter bij de behandeling van een op dit artikel gegrond verzoek een zo fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat niet meer kan worden gesproken van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak3.. In het cassatiemiddel is een klacht van die strekking niet te vinden. Een eventueel tekortschietende motivering is niet voldoende voor de gevolgtrekking dat aan deze maatstaf is voldaan4..
6.
Nu gesteld noch gebleken is dat in dit geval gronden bestaan voor een doorbreking van het rechtsmiddelenverbod, kom ik tot de volgende slotsom.
Conclusie
De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoekster in haar cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
a. - g.
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 30‑09‑2011
Vaste rechtspraak; zie HR 1 april 2011 (LJN: BP2312), NJ 2011/220, met verwijzing naar oudere rechtspraak. Over de achtergrond van het rechtsmiddelenverbod in lid 11: G. Boot, Over (verkapt) hoger beroep in de ontbindingsprocedure ex artikel 7:685 BW, in: R. Hansma (red.), De ontbinding van de arbeidsovereenkomst in tienvoud (G. Scholtens-bundel), 2005.
Zie over deze maatstaf: Asser/Heerma van Voss, 7-V*, 2008, nr. 412; Arbeidsovereenkomst, losbl., aant. 20 op art. 7:685 BW (A.M. Luttmer-Kat).
Zie laatstelijk: conclusie A-G Wesseling-van Gent voor HR 16 april 2010, LJN: BL5444.