NJB 2019/1868:Enquête. Verantwoordelijkheid voor wanbeleid. Verbeteringsbeschikking. De ondernemingskamer stelt wanbeleid vast en oordeelt dat bepaalde personen daarvoor verantwoordelijk zijn. Daarna stelt zij in een verbeteringsbeschikking vast dat andere personen verantwoordelijk zijn voor het wanbeleid. Hoge Raad: 1. Ontvankelijkheid in cassatie. Niet-verschenen belanghebbende. Nu verzoeker buiten zijn schuld niet is verschenen in de vorige instantie, dient hij in zijn cassatieberoep te worden ontvangen. 2. Cassatieberoep tegen verbeteringsbeschikking. In een geval als dit heeft een partij de keuze tussen een zelfstandig en een aanvullend cassatieberoep tegen de verbeteringsbeschikking, tenzij het aanvullend beroep in strijd zou komen met een goede procesorde. 3. Wijziging van het verzoek. De rechter moet alle eerder opgeroepen, maar niet verschenen belanghebbenden opnieuw oproepen met opgave van de wijziging van het verzoek. Als een partij de wijziging van het verzoek heeft meegedeeld aan de niet-verschenen belanghebbende, kan de rechter zich ook van zijn taak kwijten door zich ervan te vergewissen dat de mededeling de niet-verschenen belanghebbende heeft bereikt. 4. Oproeping. Hoor en wederhoor. Nu de ondernemingskamer niet aan de wettelijke oproepingsvereisten heeft voldaan en de belanghebbende niet is verschenen, moet ervan worden uitgegaan dat de belanghebbende zich niet heeft kunnen verweren. Dit levert een schending op van de eisen van hoor en wederhoor. 5. Kennelijke fout. Toepassingsgebied. Nu debat mogelijk is over de vraag bij wie de ondernemingskamer de verantwoordelijkheid heeft gelegd voor het wanbeleid, is de ondernemingskamer buiten het toepassingsgebied van art. 31 Rv getreden