Demeter 2, dossierpagina 609.
Hof 's-Hertogenbosch, 28-02-2022, nr. 20-002712-20
ECLI:NL:GHSHE:2022:805
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
28-02-2022
- Zaaknummer
20-002712-20
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2022:805, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 28‑02‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1041
Uitspraak 28‑02‑2022
Inhoudsindicatie
gepubliceerd in verband met het ingesteld cassatieberoep
Parketnummer : 20-002712-20
Uitspraak : 28 februari 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 3 december 2020, in de strafzaak met parketnummer 02-170104-19, tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dit gekwalificeerd als ‘medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben’ (feit 1) en ‘overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.15, eerste lid, van de Telecommunicatiewet, opzettelijk begaan’ (feit 2), de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Voorts heeft de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven.
Namens de verdachte is op 8 december 2020 tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren al hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, en hem ter zake daarvan zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 540 dagen met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en waarvan 391 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Voorts is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de meervoudige kamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 april 2019 (op de A2 ter hoogte van) te Jutphaas, in de gemeente Nieuwegein, in elk geval (ergens) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine(pasta) en/of MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine(pasta) en/of MDMA, zijnde amfetamine(pasta) en/of MDMA (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (in een (gestolen) bestelbus, Mercedes Sprinter met vals kenteken [kenteken 1] ), een hoeveelheid, in totaal (ongeveer) 925 kilogram APAA, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was tot het plegen van dat/die feit(en).
2.
hij op of omstreeks 23 april 2019 te Jutphaas, in de gemeente Nieuwegein, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, een radioapparaat, te weten een jammer (zonder merk en type-aanduiding), heeft aangelegd, geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad en/of heeft gebruikt, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van dat/die radioappar(a)at(en) geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 23 april 2019 op de A2 ter hoogte van Jutphaas in de gemeente Nieuwegein tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en vervaardigen van amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden, in een gestolen bestelbus, Mercedes Sprinter met vals kenteken [kenteken 1] , een hoeveelheid, in totaal 925 kilogram APAA, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededaders wisten dat die bestemd was tot het plegen van dat feit.
2.
hij op 23 april 2019 te Jutphaas, in de gemeente Nieuwegein, opzettelijk, een radioapparaat, te weten een jammer (zonder merk en type-aanduiding), geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van dat radioapparaat geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier ‘Demeter 2’ van de politie, Eenheid Zeeland-West-Brabant, districtsrecherche Hart van Brabant, registratienummer ZB4R018147, gesloten d.d. 1 oktober 2019 door verbalisant [verbalisant 8] , brigadier van politie (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 1009). Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1. Het proces-verbaal van bevindingen van de LFO d.d. 30 september 2019 (dossierpagina’s 439-447, alsmede het bijgevoegde NFI-rapport op dossierpagina’s 448-453, en de bijgevoegde fotomap op dossierpagina’s 454-482), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(dossierpagina 439)
Op vrijdag 26 april 2019 werd een instap gedaan op het terrein van [adres 2] te Zevenaar. Tijdens die instap werd in een opstal op het terrein een in werking zijnde productielocatie van synthetische drugs aangetroffen. In die productielocatie werden twee verdachten aangehouden. Kort daarop werd op het terrein in een andere opstal een derde verdachte aangetroffen en aangehouden.
(dossierpagina 440)
Schuin tegenover de ingang bevond zich een houtenwand met daarin een doorgang. Deze doorgang gaf toegang tot een voormalige stal die als productieruimte van synthetische drugs was ingericht en tijdens het betreden van die ruimte in werking was.
Gezien vanuit de richting van de doorgang naar de productieruimte stonden links van voor naar achter een hoeveelheid jerrycans, IBC’s, klemdekselvaten, gasflessen en overige goederen.
Gezien vanuit de richting van de doorgang naar de productieruimte stonden rechts van voor naar achter 18 au bain-marie opstellingen, een hoeveelheid klemdekselvaten en overig verpakkingsmateriaal.
(dossierpagina 447)
Interpretatie LFO
De aangetroffen goederen en chemicaliën zijn typische goederen en chemicaliën welke aangetroffen worden op locaties waar synthetische drugs vervaardigd en/of bewerkt worden. Tijdens het ingestelde onderzoek werd in de voormalige stal een productielocatie van het op zeer grote schaal omzetten van een pre-precursor, zoals APAA en MAPA naar BMK (benzylmethylketon) aangetroffen.
Op de productielocatie werd minimaal circa 56 liter (S5) ter plaatse geproduceerde BMK aangetroffen. In de au bain-mariebakken werd minimaal circa 180 liter omgezette BMK aangetroffen.
Aan de hand van de analyseresultaten van het NFI kan gesteld worden dat op genoemde locatie in een eerder stadium volgens de Leuckart-methode BMK omgezet is van N-formylamfetamine naar amfetamine.
2. Het proces-verbaal van observatie d.d. 26 april 2019 (dossierpagina’s 338-344), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten K114, K117, K120, K122, K123, K125, K130, K135, K155, K163 en KI79:
(dossierpagina 338)
Op vrijdag, 19 april 2019, tussen 09.00 uur en 20.50 uur werden de volgende waarnemingen gedaan:
(dossierpagina 339)
Zag ik dat [medeverdachte 2] uit de woning [adres 3] te Tilburg kwam en als bestuurder in de Polo [kenteken 2] stapte. Zag ik dat de personenauto, merk Fiat, type Punto, kleur zwart, kenteken [kenteken 4] , hierna te noemen de Punto [kenteken 4] , vertrok vanuit de [adres 4] te Tilburg. Zag ik dat er in ieder geval twee personen met mediterraan uiterlijk voorin dit voertuig zaten. In de loop van de dag werd deze passagier van dit voertuig door ons van een door het onderzoeksteam verstrekte foto herkend als [medeverdachte 3] , geboren te Tilburg op [geboortedatum] , wonende te Tilburg, [adres 11] . Zag ik dat de Punto [kenteken 4] stopte op de Hoevenseweg te Tilburg ter hoogte van perceel 66 en ter hoogte van een aldaar geparkeerd staande bestelbus, merk Mercedes, type Sprinter, kleur lichtgrijs, met een grote koelunit bovenop de cabine, kenteken [kenteken 1] , hierna te noemen de Sprinter [kenteken 1] . Zag ik dat een man als passagier uit de Punto stapte en vervolgens als bestuurder in deze Sprinter stapte. Vervolgens zag ik dat beide voertuigen achter elkaar aan rijdend vertrokken. Zag ik dat de Sprinter [kenteken 1] , met daarin een bestuurder die ik ambtshalve herkende als [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag medeverdachte] -1994, wonende te Tilburg, [adres 4] , en de Punto [kenteken 4] , met daarin een mediterrane man als bestuurder en [medeverdachte 3] passagier, achter elkaar aan rijdend hun weg vervolgden. Zag ik dat de Sprinter [kenteken 1] op de [adres 5] te Tilburg de rijksweg A58 in de rijrichting Breda opreed.
(dossierpagina 341)
Zag ik dat de Punto [kenteken 4] stopte op de parkeerplaats bij het restaurant Burger King aan de [adres 6] te Zevenaar. Zagen wij dat een bestelbus, merk Mercedes, type Sprinter, kleur wit, stopte bij de Punto [kenteken 4] op de parkeerplaats van de hiervoor genoemde Burger King. Zagen wij dat de bestuurder van deze Sprinter, een man met mediterraan uiterlijk, uitstapte en vervolgens via het geopende bestuurdersraam contact had met de inzittenden van de Punto. Zagen wij dat de bestuurder van de hiervoor genoemde Sprinter weer in de Sprinter stapte. Zagen wij dat deze Sprinter en de Punto [kenteken 4] vertrokken vanaf het parkeerterrein van de hiervoor genoemde Burger King. Kort daarop zag ik dat deze bestelbus was voorzien van het kenteken [kenteken 5] , hierna te noemen de Sprinter [kenteken 5] . Zag ik dat deze Sprinter vertrok via de rijksweg A12 rijrichting Arnhem.
(dossierpagina 342)
Zag ik dat op hetzelfde perceel tussen de woning en de daarachter gelegen schuren/loodsen een bestelbus, merk Mercedes, type Sprinter, kleur lichtgrijs, waarvan ik het kenteken niet kon lezen, geparkeerd stond. Zag ik dat deze bestelbus, met in ieder geval het linker achterportier geopend, met de achterzijde in de richting van deze schuren/loodsen stond. Zag ik dat de hiervoor genoemde bestelbus, merk Mercedes, type Sprinter, kleur lichtgrijs, die op het perceel [adres 2] 49 te Zevenaar stond, was voorzien van een koelunit bovenop de cabine en dat de achterdeuren van dit voertuig open stonden. Zag ik dat de hiervoor genoemde Mercedes Sprinter met koelunit vertrok vanaf het perceel [adres 2] 49 te Zevenaar. Zag ik dat dit voertuig de Sprinter [kenteken 1] betrof. Zag ik dat [medeverdachte 1] als bestuurder in dit voertuig zat en dat dit voertuig de rijksweg A12 rijrichting Arnhem opreed. Zag ik dat de Sprinter [kenteken 1] werd geparkeerd op de [adres 8] te Tilburg bij de T-kruising met de [adres 9] . Zag ik dat [medeverdachte 1] als bestuurder en NN1 als passagier uit de Sprinter [kenteken 1] stapten.
3. Het relaasproces-verbaal d.d. 1 oktober 2019 (dossierpagina’s 8-41), voor zover inhoudende als zakelijke weergave van het proces-verbaal van bevindingen, camerabeelden Zulu d.d. 24 april 2019 (dossierpagina’s 356-369):
(dossierpagina’s 16-17)
Op 19 april 2019 werd tijdens observatie gebruik gemaakt van een politiehelikopter van Team Luchtwaarneming. De waarnemingen werden met camera opgenomen. Deze camerabeelden werden later uitgekeken.
(dossierpagina 17)
Bij het uitkijken van deze beelden werd gezien dat op 19 april 2019 omstreeks 18.06 uur de Fiat Punto met kenteken [kenteken 4] met daarin 3 personen het terrein van Burger King en Shell op reed en daar parkeerde. Omstreeks 18.15 uur zag je op de beelden dat een witte Mercedes Sprinter bestelbus naast de Fiat Punto parkeerde. De bestuurder van deze Mercedes stapte uit en maakte contact met de inzittenden van de Fiat Punto. Omstreeks 18.16 uur stapte deze man weer als bestuurder in de Mercedes en reed weg. Om 18.17 uur reed de Fiat Punto weg. Hij reed linksaf de [adres 2] op richting noorden. Om 18.23 uur reed de Fiat linksaf de [adres 12] op, maakte een “U turn” en reed terug over de [adres 2] richting zuiden. Omstreeks 18.23.53 uur werd gezien dat de Fiat Punto het terrein van perceel [adres 2] 49 te Zevenaar op reed en parkeerde op het terrein. Er stapten 2 personen uit. Gezien werd dat er een witte Mercedes Sprinter bestelbus met koelelement op het dak op het terrein geparkeerd stond met de achterdeuren open. De achterkant stond tegen een schuur/loods aan. De bestuurder van de Fiat Punto stapte uit en liep naar de Mercedes Sprinter.
4. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 april 2019 (dossierpagina’s 384-385, alsmede de bijgevoegde fotomap op dossierpagina’s 386-394), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] :
(pagina 384)
Op 23 april 2019 omstreeks 16:25 uur reden wij, verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 6] , in uniform gekleed en belast met opvallende surveillance bij Vianen. Wij reden bij de toerit naar de autosnelweg A2 linker rijbaan in Vianen ter hoogte van het Van der Valk hotel. Ik, verbalisant [verbalisant 7] , hoorde op mijn diensttelefoon een ANPR-hit binnenkomen. Ik zag dat het een hit was met betrekking tot een voertuig met mogelijk valse kentekenplaten. Ik zag dat het kenteken [kenteken 1] was. Op de foto zag ik dat het kenteken behoorde aan een Mercedes Vito bestelbus. Wij, verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 6] , reden de autosnelweg op en gingen op zoek naar de genoemde Mercedes Vito bestelbus. Korte tijd later zagen wij de Mercedes bestelbus al rijden. Wij reden deze Mercedes bestelbus voorbij en gaven een volgteken middels de verlichte transparant aan de achterzijde van ons dienstvoertuig. Wij reden door naar de verzorgingsplaats "Jutphaas", gelegen aan de autosnelweg A2, linkerrijbaan ter hoogte van hectometerpaal 69.3. Wij wilden de Mercedes bestelbus en de bijbehorende bestuurder aan een verkeerscontrole onderwerpen. Wij zagen dat de bestuurder ons volgde de verzorgingsplaats op. Plotseling zagen wij dat de bestuurder de Mercedes bestelbus stopte, uitstapte en wegrende in de richting van de [adres 10] . Wij zagen dat de bestuurder over het hek klom en de [adres 10] overstak. Wij zagen dat hij een tuin of weiland in rende en de bossen in rende richting het zuiden, in de richting van Vianen. Ter hoogte van de bosrand verloren wij het zicht op de bestuurder. Wij kunnen de bestuurder als volgt omschrijven:
- licht getinte manspersoon
- 20-30 jaar
- zwart haar
- ongeveer 1.75-1.80 meter
- normaal postuur
(pagina 385)
Hierop hebben wij, verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 6] , Forensische Opsporing (FO) verzocht de circa 35 plastic zakken lading te onderzoeken op herkomst. Aldaar onderzocht collega [collega FO] , dienstdoende bij de FO, het voertuig op sporen en testte de eventuele werkzame stof in de aangetroffen goederen, die wij zagen liggen in de laadruimte van genoemd voertuig. Wij, verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 6] , hoorden van collega [collega FO] dat genoemde substantie, aangetroffen in circa 35 zakken in laadruimte van genoemd voertuig, circa 800 tot 1000 kilogram opiummiddelen betrof. Wij hoorden haar zeggen dat deze substantie positief testte op de volgende sneltesters: XTC, Heroïne en Amfetamine.
5. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 mei 2019 (dossierpagina’s 593-595, alsmede de bijgevoegde fotomap op dossierpagina’s 596-603), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(pagina 593)
Op woensdag 24 april 2019, omstreeks 13.15 uur, werd door ons een onderzoek ingesteld aan een bedrijfswagen met valse platen [kenteken 1] met in de laadruimte 35 plastic zakken.
De bedrijfswagen was door middel van een ANPR-melding door surveillerende politieambtenaren in de omgeving van Nieuwegein aangetroffen. Na het geven van een stopteken werd de bedrijfswagen op de parkeerplaats Jutphaas te Nieuwegein door de bestuurder tot stilstand gebracht. Vervolgens was de bestuurder de bedrijfswagen uitgesprongen en gevlucht.
(…)
Bevindingen:
De bedrijfswagen was van het fabrieksmerk Mercedes, kleur grijs. De bedrijfswagen was aan de achterzijde voorzien van een dubbele deur en aan de passagierszijde voorzien van een schuifdeur. In de cabine van de bedrijfswagen werd een kentekenbewijs aangetroffen was afgegeven voor het Nederlandse kenteken [kenteken 6] . Op de zitting van de passagiersstoel lag een jammer.
(pagina 593-594)
In de laadruimte van de bedrijfswagen werden 35 gladde witte kunststofzakken aangetroffen. Twee zakken waren geopend en in deze zakken was een geel korrelige poeder zichtbaar met de geur van APAA(N).
(pagina 594)
Nader onderzoek en monsterneming
Wanneer een monster genomen is, staat het Spoor Identificatie Nummer (SIN)
vermeld. Wij hebben met behulp van schoon en ongebruikt monsternamemateriaal monsters genomen van diverse goederen. Deze monsters werden op donderdag 2 mei 2019 ter analyse overgebracht naar het NFI, afdeling verdovende middelen te Den Haag.
- Monster korrelig geel poeder uit witte kunststofzak met de geur van APAA(N), LFO code L1 met SIN AAMG9558NL.
- Monster korrelig geel poeder uit witte kunststofzak met de geur van APAA(N), LFO code L2 met SIN AAMG9557NL.
- Monster korrelig geel poeder uit witte kunststofzak met de geur van APAA(N), LFO code L3 met SIN AAMG9559NL.
- Monster korrelig geel poeder uit witte kunststofzak met de geur van APAA(N), LFO code L4 met SIN AAMG9556NL.
(pagina 595)
Interpretatie LFO
De aangetroffen stoffen in de laadruimte betreft een pre-precursor. Deze pre-precursor kan gemengd worden met een sterk zuur waarbij BMK (Benzyl Methyl Keton) ontstaat. Met behulp van de 35 zakken met in totaal 925 kg APAA kan bij benadering circa 370 liter BMK worden verkregen. Hiermee kan m.b.v. de Leuckart-synthese minimaal circa 660 kg en vermoedelijk circa 880 kg amfetaminepasta worden geproduceerd.
(pagina 603)
In de cabine op de passagiersstoel is een zwarte jammer aangetroffen.
6. Een schriftelijk bescheid, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 18 juni 2019 (dossierpagina’s 604-607) opgemaakt door de NFI-deskundige ing. [NFI-deskundige 1] en voor zover inhoudende:
(pagina 606)
Verkregen informatie
In het aanvraagformulier van 2 mei 2019 is een omschrijving van het delict vermeld. “Tijdens een verkeerscontrole werd een bedrijfswagen, fabrieksmerk Mercedes, voorzien van kenteken [kenteken 1] , aan de kant gezet. Toen het voertuig stil stond ging de bestuurder er vandoor. Vervolgens bleken de kentekenplaten vals te zijn en het voertuig was ontvreemd. In de laadruimte lagen 35 witte kunststofzakken met een korrelig gelig poeder. (FD-APAA(N)).”
Vraagstelling
"Bevat het onderzoeksmateriaal substanties die vermeld zijn op een van de lijsten van de Opiumwet of op de bijlage van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën (Wvmc)?"
Resultaten
SIN AAMG9558NL/L1: bevat APAA
SIN AAMG9557NL/L2: bevat APAA
SIN AAMG9559NL/L3: bevat APAA
SIN AAMG9556NL/L4: bevat APAA
7. Het proces-verbaal forensisch onderzoek vervoermiddel (Mercedes [kenteken 1] ) d.d. 21 mei 2019 (dossierpagina’s 608-611, alsmede de bijgevoegde fotomap op dossierpagina’s 612-622), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
(pagina 608)
Voertuig
Merk/type : Mercedes Sprinter
Land : Nederland
Kenteken : [kenteken 1]
Bijzonderheden : Eigen kenteken van voertuig is [kenteken 6]
(pagina 609)
Bevindingen
In de cabine voor in het voertuig zagen wij een 'Fanta' drinkflesje in het dashboard, links van het stuur, staan. Wij zagen dat het drinkflesje ongeveer voor de helft gevuld was met een oranje vloeistof. Op de bijrijdersstoel, zagen wij een sigarettenpakje liggen van het merk 'Marlboro'. Ik verbalisant Wassink zag dat er in het sigarettenpakje een sigarettenpeuk lag.
(pagina 610)
Biologische sporen
SIN : AAFZ9263NL
Spooromschrijving : Speeksel
Plaats veiligstellen : Frisdrankflesje (Fanta) in houder dashboard voertuig
SIN : AAFZ9262NL
Spooromschrijving : Peuk
Plaats veiligstellen : op bijrijdersstoel voertuig
Bijzonderheden : Filter van opgerookte sigaret
SIN : AAMO2914NL
Spooromschrijving : Epitheel
Plaats veiligstellen : Bemonstering van tomtom in voertuig [kenteken 1]
8. Een schriftelijk bescheid, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 25 juni 2019 (dossierpagina’s 775-777, inclusief bijlage op dossierpagina 778) opgemaakt door de NFI-deskundige ing. [NFI-deskundige] en voor zover inhoudende:
(pagina 776)
Resultaten, interpretatie en conclusie
- SIN AAFZ9262NL#01 (filter van opgerookte sigaret). DNA-profiel kan afkomstig zijn van [verdachte] .
o Matchkans DNA-profiel: kleiner dan 1 op 1 miljard.
- SIN AAFZ9263NL#01 (frisdrankflesje). DNA-profiel kan afkomstig zijn van [verdachte] .
o Matchkans DNA-profiel: kleiner dan 1 op 1 miljard.
- SIN AAMO2914NL#01 (tomtom). DNA-mengprofiel van minimaal twee personen.
o Afgeleid DNA-hoofdprofiel kan afkomstig zijn van [verdachte] . Matchkans DNA-profiel: kleiner dan 1 op 1 miljard.
9. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 juli 2019 (dossierpagina’s 158-161), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van verdachte [verdachte] :
(pagina 159)
V: Op 23 april 2019 werd een Mercedes Sprinter door de politie tot stoppen gemaand op de A2 bij Jutphaas. De bestuurder vluchtte weg. Was jij de bestuurder van die Mercedes Sprinter?
A: Zwijgrecht
V: In de cabine van deze Mercedes Sprinter werden diverse goederen aangetroffen met jouw DNA er op. Hoe kan dat?
A: Zwijgrecht
(pagina 160)
V: Op het dashboard stond een flesje frisdrank dat half leeg was. Jouw DNA zat op de drinkopening.
Hoe kan dat?
A: Zwijgrecht
V: Dat flesje stond er nog niet zo lang. Er zat nog “prik” in de frisdrank.
A: Zwijgrecht
10. Het relaasproces-verbaal, afgeleid van het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 juni 2019 (dossierpagina’s 694-723), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
De Mercedes Sprinter met kenteken [kenteken 1] die met verdachte [medeverdachte 1] als bestuurder op 19 april 2019 bij het aangetroffen drugslab te Zevenaar werd gezien, werd op 23 april 2019 aangetroffen op de A2. De bestuurder wist te ontkomen. In deze Mercedes Sprinter werd onder andere een Tom Tom aangetroffen. Deze Tom Tom werd onderzocht en de triplogs, zijnde de gegevens van de afgelegde routes, werden opgevraagd en worden onderzocht. In de veiliggestelde gegevens van de Tom Tom die in de Mercedes Sprinter met kenteken [kenteken 1] was aangetroffen, werden de triploggegevens aangetroffen. In deze gegevens zijn gereden routes die door de Tom Tom zijn geregistreerd, gecodeerd opgeslagen. Deze triploggegevens kunnen door het bedrijf Tom Tom International BV worden gedecodeerd. Met een vordering als bedoeld in artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering werden de gedecodeerde gegevens bij Tom Tom gevorderd. Door Tom Tom International BV werden 67 digitale bestanden verstrekt, inhoudende de gedecodeerde triplogdata afkomstig uit de Tom Tom XL model 4ET03 en serienummer GV 1 474A052 12. De door Tom Tom International BV gedecodeerde triplogs werden onderzocht. Hierbij werden de gereden routes inzichtelijk gemaakt. Hierbij vielen de volgende dingen op:
1) Op 25 en 26 februari 2019 en 8, 11, 12, 13 en 20 maart 2019 is deze TomTom gebruikt om naar Zevenaar te rijden. De TomTom werd uitgezet op korte afstand van het aangetroffen lab aan de [adres 2] te Zevenaar. Op 13 maart werd de TomTom uitgezet op de [adres 2] te Zevenaar.
2) Op 22 februari, 5 maart en 22 maart 2019 werd de TomTom aangezet op de locatie [adres] te Tilburg. Verdachte [verdachte] woont op de [adres] te Tilburg.
3) Zoals vermeld werd op 5 maart 2019 de TomTom aangezet op de [adres] waar verdachte [verdachte] woont. Later op de dag op 5 maart omstreeks 15.31 uur bevond de TomTom zich op de [adres 7] te Enspijk op het parkeerterrein van La Place. Kort hierna werd door de politie op de [adres 7] te Enspijk een voertuig gecontroleerd. In dit voertuig zaten verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] . In het voertuig was een TomTom aanwezig die aan stond.
4) Op 26 en 28 februari en 12 en 23 maart 2019, werd een route gereden waarbij men uit kwam bij een boerderij c.q. bedrijf in het buitengebied. Deze locaties stonden leeg en waren te koop of te huur. Uit de politiesystemen bleek dat op dezelfde dagen op deze locaties drugsafval was gedumpt.
11. Een schriftelijk bescheid, te weten het rapport van bevindingen technisch onderzoek van het [bedrijf 1] te Groningen d.d. 7 mei 2019 (dossierpagina’s 627-629, alsmede het bijgevoegde meetrapport op dossierpagina’s 630-631), opgemaakt door de heer. [inspecteur bedrijf 1] , inspecteur bij het [bedrijf 1] en voor zover inhoudende:
(pagina 627)
De uitrusting werd mij voor onderzoek ter beschikking gesteld door Landelijke Eenheid Dienst infrastructuur tweedelijns opsporing Zuid Oost. De uitrusting werd door hen in beslag genomen uit een voertuig:
Voertuig merk/type: Mercedes Sprinter
Kenteken: [kenteken 6] (het hof begrijpt: het oorspronkelijke kenteken behorend bij de lichtgrijze Mercedes Sprinter met koelelement met het (valse) kenteken [kenteken 1])
(pagina 628)
Bevindingen van de ambtenaar
Op 7 mei 2019 rond 10.00 heb ik, [inspecteur bedrijf 1] , het mij terbeschikkinggestelde uitrusting technisch onderzocht. Hieruit bleken mij de volgende feiten en omstandigheden.
De door de Landelijke Eenheid Dienst infrastructuur tweedelijns opsporing Zuid Oost inbeslaggenomen uitrusting, zonder merk en type aanduiding, is voorzien van acht antennes welke door middel van coaxiale pluggen aan het apparaat zijn geschroefd en krijgt zijn voedingsspanning van een ingebouwde accu. Op basis van wat ik zag, vond ik het aannemelijk de mij ter beschikking gestelde uitrusting radioapparatuur betrof als bedoeld in artikel 1.1 van de Tw.
(pagina 629)
Op basis van deze waarnemingen concludeer ik dat de uitrusting apparatuur betreft die ook wel ‘jammers’ (verstoorder) worden genoemd, bestemd voor het uitzenden van radiosignalen met grote bandbreedte. De uitrusting is, afgaande op de onderzochte karakteristieken, gebouwd en ontworpen om doelgericht frequenties die door andere toepassingen worden gebruikt te verstoren op de hiervoor genoemde frequentiebanden.
(…)
Het aanleggen, geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig hebben of gebruik van radioapparaten is slechts toegestaan indien voor het gebruik ervan aan de houder van die radiozendapparaten op grond van artikel 3.13, eerste lid, Telecommunicatiewet een vergunning is verleend voor het gebruik van frequentieruimte, dan wel vrijstelling is verleend ingevolge artikel 10.15, tweede lid, van dezelfde wet. Deze vergunning wordt uitsluitend verleend voor uitrusting die niet stoort. Nu ik heb vastgesteld dat de geteste uitrusting gebouwd en ontworpen is om te verstoren, sluit ik uit dat een vergunning is verleend.
12. Het proces-verbaal van de openbare terechtzitting in eerste aanleg d.d. 28 oktober 2019, rechtbank Zeeland-West-Brabant, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
(pagina 8)
Ik heb inderdaad ooit in die bus gezeten en ben ooit ook bestuurder van die bus geweest. Ik ben ook een keer met iemand daarin meegereden. Ik ben een keer met [medeverdachte 1] meegereden inderdaad. Het klopt dat ik een keer met [medeverdachte 1] ben aangehouden.
Bewijsoverwegingen
Algemene overwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bijzondere overwegingen
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe is – kort weergegeven – het volgende aangevoerd.
Primair heeft de verdediging aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte op 23 april 2019 de bestuurder is geweest van de Mercedes Sprinter met het (valse) kenteken [kenteken 1] . De daarin aangetroffen DNA-sporen zijn afkomstig van verplaatsbare objecten. Bovendien heeft de verdachte verklaard eerder in de desbetreffende Mercedes Sprinter te hebben gezeten dus het is niet ondenkbaar dat de DNA-sporen van de verdachte daar op die manier terecht zijn gekomen. Verder is het spooridentificatienummer (hierna telkens: SIN) van de op de TomTom aangetroffen DNA-sporen niet herleidbaar, zodat dat DNA-profiel niet tot het bewijs mag worden gebezigd. Gelet op het vorengaande kan niet – ook niet in samenhang met het algemene signalement dat is gegeven van de bestuurder – worden gesteld dat het de verdachte is geweest die op 23 april 2019 de bestuurder van de Mercedes Sprinter was, zodat hij van beide feiten moet worden vrijgesproken.
Subsidiair ter zake van feit 1 heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte niet wist dat zich in de Mercedes Sprinter een lading APAA bevond. Deze lading lag immers in de laadruimte, welke volledig van de cabine was afgezonderd. Bovendien blijkt uit de relevante processen-verbaal niet van bijvoorbeeld een penetrante geur of van sporen van de verdachte die in de laadruimte van de Mercedes Sprinter zijn aangetroffen. Nu de verdachte niet op de hoogte was van de lading, dient hij van feit 1 te worden vrijgesproken.
Meer subsidiair ter zake van feit 1 heeft de verdediging aangevoerd dat het aanwezig hebben van APAA pas strafbaar is wanneer sprake is van (al dan niet voorwaardelijk) opzet op de criminele bestemming ervan ten behoeve van de voorbereiding of bevordering van de productie van synthetische drugs. Dit opzet kan niet worden bewezen, zodat de verdachte van feit 1 dient te worden vrijgesproken. Bovendien kan het tenlastegelegde medeplegen niet worden bewezenverklaard, nu de verdachte slechts in verband te brengen valt met medeverdachte [medeverdachte 1] en deze nu juist is vrijgesproken van het medeplegen van voorbereidingshandelingen.
Subsidiair ter zake van feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat ook op de jammer geen sporen van de verdachte zijn aangetroffen. Bovendien blijkt niet uit het dossier dat de verdachte de jammer had aangelegd of hij deze gebruikte. Hij had de jammer slechts aanwezig, zodat hetgeen bewezenverklaard kan worden, niet strafbaar is en vrijspraak dient te volgen, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat op 26 april 2019 in de loods aan de [adres 2] 49 te Zevenaar een groot en professioneel laboratorium werd aangetroffen, alwaar – onder meer – APAA (de pre-precursor voor de productie van amfetamine) werd omgezet in BMK (de precursor voor de productie van amfetamine).
A.
Het hof ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of het de verdachte was die op 23 april 2019 als bestuurder van de (gestolen) Mercedes Sprinter met het (valse) kenteken [kenteken 1] , uitstapte en wegrende nadat verbalisanten deze bestuurder staande wilden houden.
In de Mercedes Sprinter zijn DNA-sporen aangetroffen op een flesje Fanta, op het filter van een sigarettenpeuk en op een TomTom. Het flesje Fanta was aangebroken maar nog steeds halfgevuld en er zat nog ‘prik’ in, hetgeen – met name bij koolzuurhoudende drank – een aanwijzing is dat dit op dat moment ‘in gebruik’ was. Bovendien bevond het flesje zich links naast het stuur in het dashboard aan de bestuurderszijde van de cabine, zodat het hof ervan uitgaat dat dit flesje bij een bestuurder van de bus in gebruik was. De sigarettenpeuk werd aangetroffen in een pakje sigaretten dat op de bijrijdersstoel in de cabine lag, zodat ook dit zich binnen handbereik van de bestuurder bevond.1.
De uit voormelde DNA-sporen verkregen DNA-profielen zijn onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Elk van de DNA-(hoofd)profielen blijkt te matchen met het DNA-profiel van de verdachte, terwijl de matchkans van deze DNA-profielen met het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] (telkens) kleiner is dan één op één miljard. Dat houdt in dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met de aangetroffen DNA-profielen, kleiner is dan één op de één miljard.2.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte volgt dat hij eerder in de Mercedes Sprinter heeft gezeten, onder andere op 5 maart 2019. Het hof acht het, gelet op de wijze van aantreffen, hoogst onwaarschijnlijk dat het pakje sigaretten met daarin de opgerookte peuk en het half opgedronken flesje Fanta waar nog ‘prik’ in zat op een eerder moment zijn achtergelaten door verdachte en daar op 23 april 2019 nog altijd lagen. Het feit dat de verdachte eerder in de Mercedes Sprinter heeft gereden/gezeten, betekent wel dat de verdachte met deze bus in verband kan worden gebracht en draagt dan ook bij aan het bewijs dat verdachte ook op 23 april 2019 de bestuurder was.
Voorts hebben verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] een signalement opgegeven van de bestuurder van de Mercedes Sprinter. Zij hebben verklaard dat het gaat om een licht getinte man van tussen de 20 en 30 jaar oud, met zwart haar, een normaal postuur, en een lengte van ongeveer 1,75 à 1,80 meter. Dat signalement is weliswaar globaal, maar komt niettemin overeen met het signalement van de verdachte.3.Het hof merkt op dat ook medeverdachte [medeverdachte 1] in de Mercedes Sprinter heeft gereden en dus met deze Mercedes Sprinter in verband kan worden gebracht, maar dat het signalement van [medeverdachte 1] niet past bij het door verbalisanten opgegeven signalement.
Gelet op de door de forensische deskundigen uitgevoerde bewijskrachtberekeningen van de aangetroffen DNA-profielen, in samenhang bezien met het feit dat het door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] opgegeven signalement overeenkomt met het signalement van de verdachte, alsmede de wijze van aantreffen van het flesje Fanta en de sigarettenpeuk en gelet op het gegeven dat de verdachte heeft verklaard eerder in de desbetreffende bus gezeten te hebben, is het hof van oordeel dat het de verdachte is geweest die op 23 april 2019, als bestuurder van voormelde Mercedes Sprinter, is weggerend. De enkele stelling van de verdediging dat de DNA-sporen zijn aangetroffen op verplaatsbare objecten, maakt dit niet anders.
B. en C.
Voorts ziet het hof zich voor de vragen gesteld of de verdachte wist dat zich in de Mercedes Sprinter de aangetroffen lading van 925 kilogram APAA bevond, of de verdachte deze lading voorhanden heeft gehad als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet en of het voorhanden hebben van de aangetroffen APAA onder de gegeven omstandigheden strafbaar was.
Het hof stelt voorop dat sprake is van ‘voorhanden hebben’ als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, van de Opiumwet, wanneer een verdachte “feitelijke macht over voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Die voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen hoeven zich daarvoor niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van verdachte te bevinden. Voor bewezenverklaring van ‘voorhanden hebben’ hoeft niet te kunnen worden vastgesteld dat voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen aan verdachte toebehoren of dat ten aanzien daarvan sprake is van beschikkings- of beheersbevoegdheid” (vgl. HR 21 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1945, ro. 3.4.2).
De bestuurder van een voertuig zal in beginsel op de hoogte zijn van hetgeen zich in dat voertuig bevindt, waarover hij immers, als bestuurder met de sleutel van dat voertuig, de feitelijke macht kan uitoefenen. Dat gold ook voor de verdachte. Hij moet hebben geweten dat er lading in de Mercedes Sprinter lag. Het gewicht van de lading – 925 kilogram – blijft, ook voor een bestelbus als de onderhavige Mercedes Sprinter, immers een aanzienlijk gewicht. De bestuurder van een bestelbus met een zodanig zware lading moet dan merken dat zich in het voertuig een lading van aanzienlijk gewicht bevindt, omdat dit leidt tot tragere acceleratie, zwaarder remmen en meer vering bij het rijden over verkeersdrempels en andere oneffenheden in het wegdek.
Het hof stelt vast dat de verdachte, zodra hij de Mercedes Sprinter tot stilstand bracht, uitstapte en direct wegrende, waarna de 925 kilogram APAA werd aangetroffen en tevens een jammer die binnen handbereik van de bestuurder lag. De verdachte heeft geen concreet en verifieerbaar alternatief scenario geschetst dat de feiten verklaart. Dat de verdachte de bestuurder was van de bestelbus waarin zich een lading van 925 kilogram APAA bevond, waar hij bovendien vandaan rende zodra hij staande werd gehouden, schreeuwt om een verklaring. Deze verklaring ontbreekt, nu de verdachte zwijgt.
In de Mercedes Sprinter zijn 35 gladde witte kunststofzakken aangetroffen waar met een zwarte stift een ‘1’ of ‘2’ op stond, en waarin transparante binnenzakken zaten met geel korrelig poeder met de geur van APAA.4.Hiervan is door het NFI bevestigd dat deze zakken APAA bevatten.5.
Ook in het laboratorium te Zevenaar zijn drie gladde witte kunststofzakken aangetroffen waarop aan de buitenzijde met zwarte stift een ‘2’ geschreven stond, en waarin transparante binnenzakken zaten met de restanten van een gelig poeder met de geur van APAA.6.Ook van deze zakken heeft het NFI bevestigd dat deze zakken ook daadwerkelijk APAA bevatten.7.
Het hof leidt uit de specifieke kenmerken van de zakken af dat de zakken APAA die in de Mercedes Sprinter zijn aangetroffen, van hetzelfde type zijn – en waarschijnlijk ook van dezelfde bron afkomstig zijn – als de zakken APAA die in het lab in Zevenaar zijn aangetroffen.
Het hof overweegt in dat verband dat er nauwelijks tot geen legale bestemmingen zijn voor een dergelijke hoeveelheid APAA. Bovendien zou een vergelijkbare lading APAA die een legale bestemming zou hebben, niet in ongemerkte (anders dan een enkele handgeschreven ‘1’ of ‘2’) zakken worden vervoerd zonder nadere aanduiding van de inhoud ervan en/of zonder documenten die die inhoud beschrijven.
Voorts is de in de Mercedes Sprinter aangetroffen TomTom uitgelezen.8.Daaruit blijkt dat de TomTom op 22 februari 2019, 5 maart 2019 en 22 maart 2019 werd aangezet op de locatie [adres] te Tilburg. De verdachte woonde op dat moment aan de [adres] te Tilburg. Op de vraag of hij op 5 maart 2019 van de TomTom gebruikgemaakt heeft, beroept de verdachte zich op zijn zwijgrecht. Ook nadat hij wordt geconfronteerd met het gegeven dat de verdachte diezelfde 5 maart 2019 – samen met medeverdachte [medeverdachte 1] – werd aangehouden in een bestelbus waarin zich, naast de onderzochte TomTom, ook twee jammers bevonden. Geconfronteerd met dit gegeven beroept de verdachte zich in het politieverhoor – wederom – op zijn zwijgrecht. Ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 28 oktober 2019 heeft verdachte wel desgevraagd verklaard dat hij een keer in de bus heeft gereden en dat hij een keer met medeverdachte [medeverdachte 1] is aangehouden.
De aangetroffen TomTom is ook op verschillende data in diezelfde periode gebruikt om naar Zevenaar te rijden, waarbij deze steeds werd uitgeschakeld op korte afstand van het aangetroffen lab aan de [adres 2] .
Dat – zoals de verdediging heeft bepleit – de exacte startlocatie soms een kruising met een andere straat betrof en niet sec de [adres] , waar de verdachte woonde, heeft naar het oordeel van het hof geen betekenis van gewicht. Routeplanners worden soms immers pas tijdens het rijden ingeschakeld en bovendien kan het voertuig waarin de TomTom zich bevond steeds op een andere plek aan of in de directe nabijheid van de [adres] geparkeerd hebben gestaan.
Verder is ook medeverdachte [medeverdachte 1] op 19 april 2019 als bestuurder van de Mercedes Sprinter met kenteken [kenteken 1] herkend omstreeks 12.05 uur en omstreeks 19.23 uur.9.Nu dit zo kort voor 23 april 2019 is geweest sluit het hof niet uit dat de op de TomTom aangetroffen DNA-nevenkenmerken toebehoorden aan medeverdachte [medeverdachte 1] . Hij zal dan echter niet naar voren gekomen zijn als match, aangezien de DNA-nevenkenmerken volgens de NFI-deskundige niet geschikt zijn voor een vergelijking met de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken, maar alleen handmatig kunnen worden vergeleken met andere DNA-profielen.10.Uit het dossier blijkt niet dat een handmatige vergelijking van DNA-profielen heeft plaatsgevonden, noch dat überhaupt een referentiemonster van [medeverdachte 1] is verkregen. Daarom is niet ondenkbaar dat de DNA-nevenkenmerken van de onbekende man die in de Mercedes Sprinter zijn aangetroffen, van medeverdachte [medeverdachte 1] afkomstig zijn. Hij voldoet echter in het geheel niet aan het signalement dat door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] is gegeven van de vluchtende bestuurder.
Gelet op het vorengaande, in onderlinge samenhang bezien, is het hof dan ook van oordeel dat de verdachte de aangetroffen hoeveelheid APAA voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze bestemd was om een feit als bedoeld in artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet voor te bereiden, meer in het bijzonder dat deze bestemd was voor het omzetten van APAA naar BMK, zijnde BMK, een precursor voor de productie van amfetamine, in het lab in Zevenaar.
Nu de verdachte deze voorbereidingshandelingen heeft gepleegd ten behoeve van het lab in Zevenaar, voor welk lab ook medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] voorbereidingshandelingen hebben verricht, hij samen met [medeverdachte 1] is herkend, en de uitgelezen TomTom – waar verdachtes DNA-sporen op zijn aangetroffen – meermalen is vertrokken van het huisadres van de verdachte en meermalen op korte afstand van het lab aan de [adres 2] te Zevenaar is uitgeschakeld, stelt het hof vast dat de verdachte met hen in voldoende nauwe en bewuste samenwerking, heeft bijgedragen aan het voorbereiden van de productie van amfetamine aldaar. Hij heeft zich derhalve schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet. Dat medeverdachte [medeverdachte 1] is vrijgesproken van het medeplegen van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet doet daar niet aan af.
D.
Ten slotte ziet het hof zich voor de vraag gesteld of de verdachte de in de Mercedes Sprinter aangetroffen jammer heeft aangelegd, geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad, of heeft gebruikt. Daarvoor is van belang hoe deze begrippen moeten worden uitgelegd.
Uit de Memorie van Toelichting bij de wijziging van (onder meer) de Telecommunicatiewet blijkt – voor zover van belang – het navolgende:
Het «aangelegd aanwezig hebben» dient ruim te worden geïnterpreteerd. Daarbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan de situatie waarbij in de omgeving van het radiozendapparaat een geschikte antenne aanwezig is of andere hulpmiddelen die noodzakelijk zijn om het radiozendapparaat met een betrekkelijk simpele handeling in gebruik te nemen. De intentie van de houder is er dan immers op gericht om het apparaat te gebruiken. Van «aangelegd aanwezig hebben», zal in feite alleen dan geen sprake zijn, indien het apparaat in verpakte toestand aanwezig is of uit andere omstandigheden blijkt of kan worden aangetoond dat de intentie van gebruik niet aanwezig is.11.
Het hof stelt verder het volgende vast op grond van de bewijsmiddelen. De jammer bevond zich op de passagiersstoel van de Mercedes.12.Deze bevond zich derhalve binnen handbereik van de verdachte, die als bestuurder in de desbetreffende Mercedes reed. Bovendien had de jammer acht antennes en werd deze voorzien van voedingspanning door middel van een ingebouwde accu.13.Hieruit leidt het hof af dat geen externe stroombron nodig was om van de jammer gebruik te maken.
Gelet hierop was het voor de verdachte mogelijk om de jammer met een ‘betrekkelijk simpele handeling in gebruik te nemen’, namelijk door het omschakelen van de aan-uitknop.14.Bovendien was de jammer niet in verpakte toestand aanwezig en is evenmin uit andere omstandigheden gebleken dat de intentie van gebruik niet aanwezig was. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte de jammer daarom zonder enige twijfel ‘geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig gehad’ in de zin van artikel 10.15, eerste lid, van de Telecommunicatiewet.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij of krachtens artikel 10.15, eerste lid, van de Telecommunicatiewet, opzettelijk gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft primair verzocht dat het hof een straf zal opleggen zoals door de advocaat-generaal is gevorderd. Subsidiair heeft de verdediging verzocht dat – indien het hof een gevangenisstraf zal opleggen – de duur van het onvoorwaardelijke gedeelte hiervan ten hoogste gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, en waarbij het restant als voorwaardelijke straf wordt opgelegd. Daartoe is – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte reeds 149 dagen in voorarrest heeft doorgebracht. Bovendien is er een tweetal reclasseringsrapporten betreffende de verdachte waarin een positief oordeel over de verdachte wordt gegeven. Hij is gemotiveerd, wil met zijn verleden breken, en neemt positieve feedback aan, hetgeen op 3 juli 2021 door de reclassering is bevestigd. Verder heeft de verdachte een relatie en beschikt hij over een baan. Deze goede ontwikkelingen moeten niet worden doorkruist, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is in de eerste plaats bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet voor de productie van amfetamine. Synthetische harddrugs leveren grote gevaren op voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Daarnaast leidt de productie ervan, door het dumpen van afvalstoffen, vaak tot ernstige schade voor het milieu. Bovendien gaat de productie van en de handel in harddrugs gepaard met diverse vormen van criminaliteit die zorgen voor schade en overlast voor de maatschappij. De productie van, en de handel in harddrugs en precursoren daarvoor, dienen dan ook krachtig te worden bestreden, zodat daarop zware straffen zijn gesteld. Dit geldt eveneens voor de voorbereidingshandelingen waaraan de verdachte zich schuldig heeft gemaakt.
Voorts is bewezenverklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aangelegd aanwezig hebben van een jammer, terwijl daarvoor geen geldige vergunning was afgegeven. Door het aanwezig hebben van de geheel of gedeeltelijk aangelegde jammer was de verdachte in staat om op verschillende frequentiebanden verstoringen te veroorzaken. Jammers worden in het criminele circuit doorgaans gebruikt om buiten het zicht van de politie te kunnen manoeuvreren. Bovendien kunnen ze ook voor levensgevaarlijke situaties zorgen, omdat ook hulpdiensten in de directe omgeving last kunnen ondervinden van de verstoringen. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 december 2021, betreffende het justitieel verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Bovendien heeft de verdachte geen openheid van zaken gegeven en geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
Het hof heeft echter ook oog voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die ter terechtzitting zijn gebleken, in het bijzonder de brief d.d. 2 juli 2021 van mw. N. Lips, toezichthouder bij Reclassering Nederland. Daaruit komt als conclusie naar voren dat het toezicht op de verdachte naar behoren verloopt en de verdachte zijn afspraken nakomt, initiatief neemt, en dat er geen signalen zijn dat hij zich niet houdt aan het contactverbod en ook dat er geen andersoortige signalen zijn vanuit de politie. Om deze positieve ontwikkeling niet te doorkruisen, ziet het hof in het vorengaande aanleiding om een straf op te leggen die met zich brengt dat de verdachte niet opnieuw gedetineerd raakt.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is hieromtrent gebleken dat hij 37,5 uur per week werkt in een drieploegensysteem bij Mentos, hij van zijn inkomen daaruit goed kan rondkomen, hij geen schulden heeft, hij bij zijn ouders woont en hij een relatie heeft zonder kinderen.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 216 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en daarnaast oplegging van een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis, een passende en geboden straf is.
Het hof zal aldus een straf opleggen waarbij de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Met het opleggen van een deels voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 10a van de Opiumwet, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 10.15 van de Telecommunicatiewet, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 216 (tweehonderdzestien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis;
heft op het (op 14 januari 2021 reeds geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen en mr. S.V. Pelsser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.K. Klompe en mr. J.A.A. Vulto, griffiers,
en op 28 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Griffier mr. Klompe en mr. Vulto zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 28‑02‑2022
Demeter 2, dossierpagina 776.
Demeter 2, dossierpagina 384.
Demeter 2, dossierpagina 593 en de foto’s op dossierpagina’s 388 en 602.
Demeter 2, dossierpagina 606.
Demeter 2, dossierpagina 445 en de foto op dossierpagina 480.
Demeter 2, dossierpagina 452.
Demeter 2, dossierpagina 694 e.v.
Demeter 2, dossierpagina 339 en 342.
Demeter 2, dossierpagina 777.
Kamerstukken II 2000-2001, 27576, nr. 3 (Memorie van Toelichting), p. 7.
Demeter 2, dossierpagina 593.
Demeter 2, dossierpagina 628.
Demeter 2, dossierpagina’s 387 en 389.