Zie HR 15 mei 2012, ECLI:HR:2012:BW5166, r.o. 2.3.6.
Rb. Den Haag, 30-10-2014, nr. 09/758781-09
ECLI:NL:RBDHA:2014:13243
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
30-10-2014
- Zaaknummer
09/758781-09
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2014:13243, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 30‑10‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
GJ 2015/11 met annotatie van prof. mr. T.M. Schalken
GZR-Updates.nl 2014-0428 met annotatie van R.P. Wijne
Uitspraak 30‑10‑2014
Inhoudsindicatie
De rechtbank Den Haag spreekt een voormalig arts van de Haagse Citykliniek vrij van het mishandelen en oplichten van zijn patiëntes. Hij heeft bij hen met name borstvergrotingen uitgevoerd tussen december 2008 en mei 2009. Hierna is bij deze patiëntes vooral letsel ontstaan door infecties die na de behandeling zijn opgetreden. De rechtbank kan niet vaststellen in hoeverre de arts daarvan een verwijt te maken is, omdat de bron van deze bacteriële infecties onbekend is gebleven. De aangetroffen bacterie kan ook voorkomen in een operatiekamer die voor wat betreft hygiëne aan de standaard voldoet en kan in deze zaak bijvoorbeeld in een medisch apparaat hebben gezeten. Verder zijn hem wel verwijten te maken als medicus, maar zijn deze niet zodanig ernstig dat hij hierdoor strafbaar is. De rechtbank oordeelt dat een aantal verwijten over zijn handelen terecht zijn. Zo heeft de arts zijn ingrepen niet in het juiste type operatiekamer verricht. Hij heeft onvoldoende zorg gedragen voor de reiniging en desinfectie in de kliniek. Verder is hij bij hooguit vier patiënten tekortgeschoten in de nazorg. Ook heeft hij geen adequaat onderzoek gedaan naar de oorzaak van de door hem bij patiëntes geconstateerde afstotingsverschijnselen. De vraag is of deze verwijten ook leiden tot een veroordeling voor strafbare feiten. De rechtbank concludeert van niet. Zo is niet vastgesteld dat de eerste twee verwijten van invloed zijn geweest op het ontstaan en verloop van de infecties en evenmin is gebleken dat de arts structureel tekort is geschoten in de nazorg. De rechtbank acht de steken die de arts heeft laten vallen niet zodanig ernstig dat de voormalig arts zich niet op de zogenoemde medische exceptie kan beroepen. De medische exceptie houdt in dat een arts pijn en/of letsel mag veroorzaken als hij in het belang van zijn patiënt een medische ingreep heeft verricht. De rechtbank oordeelt dat hij zich hierop kan beroepen. Dit betekent dat hij niet strafbaar is en daarom spreekt de rechtbank hem vrij.
Partij(en)
Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/758781-09
Datum uitspraak: 30 oktober 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1959 te [geboorteplaats],
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13, 14, 15 en 16 oktober 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mr. P.A. Willemse en mr. M. van Eykelen en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. C.W. Noorduyn, advocaat te Den Haag, en door verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de officieren van justitie houdt in dat verdachte ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, onder de algemene voorwaarden, alsmede onder de (dadelijk uitvoerbaar te verklaren) bijzondere voorwaarde dat hij tijdens de proeftijd van twee jaar zowel in Nederland als in het buitenland geen medische behandelingen zal verrichten. Voorts hebben de officieren van justitie geconcludeerd tot (gedeeltelijke) toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2008 tot en met 27 juni 2009 te 's Gravenhage, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft mishandeld:
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] (hierna te noemen: patiënt(en))
met wie verdachte en/of de Citykliniek een geneeskundige behandelingsovereenkomst had gesloten,
door bij (één of meerdere van de) voornoemde patiënt(en) een (of meer) (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) uit te voeren,
waarbij hij, verdachte, niet, althans onvoldoende, heeft gehandeld als goed hulpverlener en/of daarbij niet, althans onvoldoende, in overeenstemming heeft gehandeld met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voorvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard, zoals omschreven in artikel 7:453 BW, en aldus geen beroep of aanspraak (meer) kon en/of kan doen op de 'medische exceptie',
immers heeft hij, verdachte,
zijn praktijkvoering en/of kliniekvoering
niet voldoende, althans onvoldoende, op adequate wijze en/of conform de op de Nederlandse situatie toegespitste werkwijzen en/of protocollen georganiseerd en/of (daardoor) niet de randvoorwaarden en omstandigheden geschapen waaronder voornoemde (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) (medisch) verantwoord kon(den) worden uitgevoerd met vermijding van complicaties
door:
- voornoemde (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) niet plaats te laten vinden in een daartoe geschikte operatiekamer en/of
- geen, althans onvoldoende, zorg te dragen voor een adequaat luchtbehandelingssysteem en/of een sluis tussen de omkleedruimte en de operatieruimte en/of
- niet, althans onvoldoende, zorg te dragen voor de reiniging en/of desinfectie van de (operatie)ruimten en/of het meubilair en/of de medische hulpmiddelen en/of de zogenaamde 'Mamma-navigator' in de CityKliniek en/of
- bij voornoemde (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) geen, althans onvoldoende, gebruik te maken van (bevoegd en/of bekwaam) assisterend (anesthesie)personeel bij deze ingre(e)p(en) en/of de verdere behandeling en/of de nazorg en/of
- bij voornoemde patiënt(en) (een) (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) uit te voeren onder (lokale verdoving met) sedatie terwijl:
* de juiste apparatuur voor zuurstoftoediening ontbrak en/of
* een reanimatieteam ontbrak en/of
* een schriftelijk vastgelegde noodverwijsprocedure naar een ziekenhuis ontbrak en/of
* er geen (algemene) registratie van complicatie(s) was en/of
* de jaarlijks herhaalde Basic Life Support training van de bij de zorg betrokken hulpverlener(s), waaronder verdachte, ontbrak en/of
- een wijze van statusvoering en verslaglegging te hanteren die niet, althans onvoldoende, voldeed aan de eisen van de WGBO
en/of (vervolgens)
ten aanzien van het informed consent
ten tijde van en/of bij en/of tijdens het verkrijgen en/of het bereiken en/of het tot stand komen van het 'informed consent' en/of ten behoeve van het sluiten en/of uitvoeren van de geneeskundige behandelovereenkomst(en) met voornoemde patiënt(en), in strijd gehandeld met het bepaalde in artikel 7:448 BW en/of artikel 7:450 BW
door
- ( vervolgens) aan voornoemde patiënt(en) geen, althans onvoldoende, informatie te geven over de aard en het doel van de behandeling en/of de te verwachten gevolgen en risico's daarvan voor de (toekomstige) gezondheid van de patiënt en/of andere operatietechniek(en) en/of wijze van hechten die in aanmerking zouden komen en/of de staat van en de vooruitzichten met betrekking tot de gezondheid van de patiënt voor wat betreft het terrein van het onderzoek of de behandeling en/of
- zich tegenover vorengenoemde patiënt(en) ten onrechte voor te stellen en/of uit te geven en/of zich voor te doen als ware hij een volledig ter zake opgeleid en bekwaam plastisch en/of cosmetisch chirurg en daarbij geen, althans onvoldoende, informatie te verstrekken omtrent zijn genoten opleiding en/of nascholing en/of specialisatie en/of
- aan voornoemde patiënten geen, althans onvoldoende, informatie te geven over het feit dat zijn kliniekvoering, daaronder begrepen het hygiëne- en/of infectiepreventiebeleid en/of het gebruik van de Mamma-navigator en/of het anesthesiebeleid en/of het gebruik van assisterend (anesthesie)personeel, niet, althans onvoldoende, voldeed aan de geldende richtlijnen en/of
protocollen en/of professionele standaard
en/of (vervolgens)
ten aanzien van de medische uitvoering/nazorg
ten tijde van het uitvoeren van de geneeskundige behandelovereenkomst(en) niet, althans onvoldoende, 'lege artis' , conform de professionele standaard, gehandeld
door
- bij de mamma-augmentaties gebruik te maken van de Mamma-navigator, in elk geval een apparaat zonder CE-goedkeuring, welk apparaat niet past binnen de voor (plastische en/of cosmetische) chirurgen geldende professionele standaard en/of waarvan het gebruik in combinatie met de dual-plane operatietechniek niet conform de voor (cosmetisch) artsen geldende professionele standaard was en/of is en/of
- een zogenaamde 'Macslift' en/of een armliposuctie uit te voeren terwijl verdachte deze ingre(e)p(en) kwantitatief onvoldoende heeft gedaan om zichzelf redelijkerwijs voldoende bekwaam te (mogen) achten en/of
- in strijd met de geldende protocollen en/of werkwijze(n), althans zonder specifieke kennis en/of bekwaamheid een borstvergroting bij een (genetische) man uit te voeren en/of
- niet, althans onvoldoende, te voorzien in adequate nazorg voor de patiënt(en), en/of
- geen (adequaat) (bron)onderzoek te doen toen verdachte constateerde, althans deze diagnose stelde, dat zich een of meerdere patiënten met door verdachte als zodanig genoemde afstotingsverschijnselen bij hem meldden,
ten gevolge waarvan voornoemd(e) perso(o)n(en) bij de door verdachte verrichtte chirurgische/medische ingre(e)p(en) en/of bij de (door andere artsen) uitgevoerde hersteloperatie(s) zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden en/of de gezondheid van voornoemd(e) perso(o)n(en) opzettelijk is benadeeld,
bestaande dit letsel uit:
(telkens) het letsel en/of de pijn ontstaan door de operatie uitgevoerd door verdachte en/of (telkens) het letsel en/of de pijn ontstaan door een als gevolg van die (door verdachte uitgevoerde) operatie noodzakelijke hersteloperatie(s) en/of
bij [slachtoffer 1] (borstvergroting beiderzijds met armlift)
- een necrotiserende infectie en/of
- een (ernstige) deformiteit van de rechterarm na (aanzienlijk) weefselverlies en/of
- een asymmetrie van de borsten met een bottoming-out van de linker borst en/of
- ( een) inadequaat geplaatst(e) (horizontale) litteken(s) (aan beide zijden van de borsten) en/of
- een (veel) te grote afstand tussen de tepel en de inframammaire plooi links en/of
bij [slachtoffer 2] (macslift gecombineerd met een onderkinliposuctie)
- zenuwletsel van de nervus facialis rechts met uitval van een gedeelte van de aangezichtsspieren en/of
- een asymmetrie van de bovenlip aan de rechterzijde en/of
- een aangezichtsverlamming, namelijk paralyse van de heffers van de bovenlip en/of de neusplooi rechts en/of
bij [slachtoffer 3] (borstvergroting beiderzijds)
- ( een) transmamillair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- ( een) litteken(s) in de inframammairplooi (aan beide zijden) en/of
- een ingetrokken litteken in de rechtertepel en/of
- een deformiteit ter hoogte van het transmamillaire litteken rechts en/of
- een intrekking van het transmamillaire litteken links en/of
- een depigmentatie van het trainsmamillaire litteken (links) en/of
- fibrosering in het operatiegebied (aan beide zijden) en/of
bij [slachtoffer 4] (borstvergroting beiderzijds)
- ( een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- ( een) litteken(s) in de onderpool (van beide borsten) en/of
- een intrekking van de linkertepel en/of
- deformiteit en/of weefselverlies (van beide borsten) en/of
bij [slachtoffer 5] (borstvergroting beiderzijds)
- een litteken boven de inframammaire plooi (aan beide zijden) en/of
- ( een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- een (geringe) dubble bubble deformiteit (aan beide zijden) en/of
- ( een) inframammair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
bij [slachtoffer 6] (borstvergroting beiderzijds)
- een (aanzienlijke) fibrosering in het borstweefstel en/of
- ( aanzienlijke/enige) deformiteit van een of beide borst(en) in de onderpool en/of
- een (aanzienlijke) animatiedeformiteit (aan beide zijden) en/of
- een milde pincushioning in de tepel-areola complex(en) (aan beide zijden) en/of
- een infectie en/of
- een verminderde weefselkwaliteit en/of souplesse en/of
bij [slachtoffer 7] (borstvergroting beiderzijds)
- ( een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- ( een) inframammair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- ( enige) deformiteit ter hoogte van de linkeronderpool en/of
- ( versterkte en/of enige) animatiedeformiteit (aan beide zijden) en/of
- het naar binnen intrekken van het transareolaire litteken aan de linkerzijde en/of
- deformiteit van de borsten aan beide zijden en/of
bij [slachtoffer 8] (man: borstvergroting beiderzijds)
- ( een) litteken(s) in het tepel/areolacomplex (aan beide zijden) en/of
- ( een) litteken(s) op de onderpool (van beide borsten) en/of
- ( enige) bulging van de areola ter hoogte van het litteken (aan beide zijden) en/of
bij [slachtoffer 9] (borstvergroting beiderzijds, opvullen plooien bij mond,
opvullen lachrimpels)
- een of meerdere blauwe plek(ken) onder de/het (o)og(en) en/of
- ernstige, althans enige, mutilatie in het gezicht en/of
- een (evidente) hoogstand van de rechterborst en/of
- ( enig) weefselverlies aan de rechterzijde van de borst en/of
- ( een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden van de borst(en)) en/of
- ( een) litteken(s) in de inframammair(e) plooi (aan beide zijden van de borst(en)) en/of
- een intrekking aan de mediale zijde van de rechter onderpool van de borst(en) (ten gevolge van inwendige verlittekening) en/of
- volumeverlies in de rechter onderpool van de borst en/of
- animatiedeformiteit aan de rechterzijde van de borst bij een retropectoraal gelegen prothese en/of
bij [slachtoffer 10] (borstvergroting beiderzijds)
- een hoogstand van de linkerprothese en/of (met als gevolg)
- een dubble bubble fenomeen aan de linkerzijde en/of
- een ingetrokken linker tepel en/of
- animatiedeformiteit (aan beide zijden) en/of
- ( een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- ( een) ingetrokken transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- een (duidelijk) volumedeficit van de onderpool van de borst (aan beide zijden) en/of
- verlies van volume in de beide onderpolen en/of
- een (evident) ingetrokken tepel-areola complex van de linkerborst ter hoogte van transareolaire litteken;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2008 tot en met 27 juni 2009 te 's Gravenhage, in elk geval in Nederland, in de uitoefening van zijn, verdachtes, beroep als arts, bij het uitvoeren van een (of meer) (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en)
bij de medische behandeling van
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] (hierna te noemen: patiënt(en))
met wie verdachte en/of de Citykliniek een geneeskundige behandelingsovereenkomst had gesloten,
(telkens) roekeloos, in elk geval, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig heeft gehandeld en/of nalatig is geweest,
door bij (één of meerdere van de) voornoemde patiënt(en) een (of meer) (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) uit te voeren,
waarbij hij, verdachte, niet, althans onvoldoende, heeft gehandeld als goed hulpverlener en/of daarbij niet, althans onvoldoende, in overeenstemming heeft gehandeld met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voorvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard, zoals omschreven in artikel 7:453 BW, en aldus geen beroep of aanspraak (meer) kon en/of kan doen op de 'medische exceptie',
immers heeft hij, verdachte,
zijn praktijkvoering en/of kliniekvoering
niet voldoende, althans onvoldoende, op adequate wijze en/of conform de op de Nederlandse situatie toegespitste werkwijzen en/of protocollen georganiseerd en/of (daardoor) niet de randvoorwaarden en omstandigheden geschapen waaronder voornoemde (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) (medisch) verantwoord kon(den) worden uitgevoerd met vermijding van complicaties
door:
- voornoemde (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) niet plaats te laten vinden in een daartoe geschikte operatiekamer en/of
- geen, althans onvoldoende, zorg te dragen voor een adequaat luchtbehandelingssysteem en/of een sluis tussen de omkleedruimte en de operatieruimte en/of
- niet, althans onvoldoende, zorg te dragen voor de, reiniging en/of desinfectie van de (operatie)ruimten en/of het meubilair en/of de medische hulpmiddelen en/of de zogenaamde 'Mamma-navigator' in de CityKliniek en/of
- bij voornoemde (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) geen, althans onvoldoende, gebruik te maken van (bevoegd en/of bekwaam) assisterend (anesthesie)personeel bij deze ingre(e)p(en) en/of de verdere behandeling en/of de nazorg en/of
- bij voornoemde patiënt(en) (een) (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) uit te voeren onder (lokale verdoving met) sedatie terwijl:
* de juiste apparatuur voor zuurstoftoediening ontbrak en/of
* een reanimatieteam ontbrak en/of
* een schriftelijk vastgelegde noodverwijsprocedure naar een ziekenhuis ontbrak en/of
* er geen (algemene) registratie van complicatie(s) was en/of
* de jaarlijks herhaalde Basic Life Support training van de bij de zorg betrokken hulpverlener(s), waaronder verdachte, ontbrak en/of
- een wijze van statusvoering en verslaglegging te hanteren die niet, althans
onvoldoende, voldeed aan de eisen van de WGBO
en/of (vervolgens)
ten aanzien van het informed consent
ten tijde van en/of bij en/of tijdens het verkrijgen en/of het bereiken en/of het tot stand komen van het 'informed consent' en/of ten behoeve van het sluiten en/of uitvoeren van de geneeskundige behandelovereenkomst(en) met voornoemde patiënt(en), in strijd gehandeld met het bepaalde in artikel 7:448 BW en/of artikel 7:450 BW
door
- ( vervolgens) aan voornoemde patiënt(en) geen, althans onvoldoende, informatie te geven over de aard en het doel van de behandeling en/of de te verwachten gevolgen en risico's daarvan voor de (toekomstige) gezondheid van de patiënt en/of andere operatietechniek(en) en/of wijze van hechten die in aanmerking zouden komen en/of de staat van en de vooruitzichten met betrekking tot de gezondheid van de patiënt voor wat betreft het terrein van het onderzoek of de behandeling en/of
- zich tegenover vorengenoemde patiënt(en) ten onrechte voor te stellen en/of uit te geven en/of zich voor te doen als ware hij een volledig ter zake opgeleid en bekwaam plastisch en/of cosmetisch chirurg en daarbij geen, althans onvoldoende, informatie te verstrekken omtrent zijn genoten opleiding en/of nascholing en/of specialisatie en/of
- aan voornoemde patiënten geen, althans onvoldoende, informatie te geven over het feit dat zijn kliniekvoering, daaronder begrepen het hygiëne- en/of infectiepreventiebeleid en/of het gebruik van de Mamma-navigator en/of het anesthesiebeleid en/of het gebruik van assisterend (anesthesie)personeel, niet, althans onvoldoende, voldeed aan de geldende richtlijnen en/of protocollen en/of professionele standaard
en/of (vervolgens)
ten aanzien van de medische uitvoering/nazorg
ten tijde van het uitvoeren van de geneeskundige behandelovereenkomst(en) niet, althans onvoldoende, 'lege artis' , conform de professionele standaard, gehandeld
door
- bij de mamma-augmentaties gebruik te maken van de Mamma-navigator, in elk geval een apparaat zonder CE-goedkeuring, welk apparaat niet past binnen de voor (plastische en/of cosmetische) chirurgen geldende professionele standaard en/of waarvan het gebruik in combinatie met de dual-plane operatietechniek niet conform de voor (cosmetisch) artsen geldende professionele standaard was en/of is en/of
- een zogenaamde 'Macslift' en/of een armliposuctie uit te voeren terwijl verdachte deze ingre(e)p(en) kwantitatief onvoldoende heeft gedaan om zichzelf redelijkerwijs voldoende bekwaam te (mogen) achten en/of
- in strijd met de geldende protocollen en/of werkwijze(n), althans zonder specifieke kennis en/of bekwaamheid een borstvergroting bij een (genetische) man uit te voeren en/of
- niet, althans onvoldoende, te voorzien in adequate nazorg voor de patiënt(en), en/of
- geen (adequaat) (bron)onderzoek te doen toen verdachte constateerde, althans deze diagnose stelde, dat zich een of meerdere patiënten met door verdachte als zodanig genoemde afstotingsverschijnselen bij hem meldden,
waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat voornoemd(e) perso(o)n(en) zwaar lichamelijk letsel heeft/hebben bekomen en/of zodanig lichamelijk letsel, waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van haar ambts- of beroepsbezigheden is ontstaan,
bestaande dit letsel uit:
(telkens) het letsel en/of de pijn ontstaan door de operatie uitgevoerd door verdachte en/of (telkens) het letsel en/of de pijn ontstaan door een als gevolg van die (door verdachte uitgevoerde) operatie noodzakelijke hersteloperatie(s) en/of
bij [slachtoffer 1] (borstvergroting beiderzijds met armlift)
- een necrotiserende infectie en/of
- een (ernstige) deformiteit van de rechterarm na (aanzienlijk) weefselverlies en/of
- een asymmetrie van de borsten met een bottoming-out van de linker borst en/of
- ( een) inadequaat geplaatst(e) (horizontale) litteken(s) (aan beide zijden van de borsten) en/of
- een (veel) te grote afstand tussen de tepel en de inframammaire plooi links en/of
bij [slachtoffer 2] (macslift gecombineerd met een onderkinliposuctie)
- zenuwletsel van de nervus facialis rechts met uitval van een gedeelte van de aangezichtsspieren en/of
- een asymmetrie van de bovenlip aan de rechterzijde en/of
- een aangezichtsverlamming, namelijk paralyse van de heffers van de bovenlip en/of de neusplooi rechts en/of
bij [slachtoffer 3] (borstvergroting beiderzijds)
- ( een) transmamillair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- ( een) litteken(s) in de inframammairplooi (aan beide zijden) en/of
- een ingetrokken litteken in de rechtertepel en/of
- een deformiteit ter hoogte van het transmamillaire litteken rechts en/of
- een intrekking van het transmamillaire litteken links en/of
- een depigmentatie van het trainsmamillaire litteken (links) en/of
- fibrosering in het operatiegebied (aan beide zijden) en/of
bij [slachtoffer 4] (borstvergroting beiderzijds)
- ( een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- ( een) litteken(s) in de onderpool (van beide borsten) en/of
- een intrekking van de linkertepel en/of
- deformiteit en/of weefselverlies (van beide borsten) en/of
bij [slachtoffer 5] (borstvergroting beiderzijds)
- een litteken boven de inframammaire plooi (aan beide zijden) en/of
- ( een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- een (geringe) dubble bubble deformiteit (aan beide zijden) en/of
- ( een) inframammair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
bij [slachtoffer 6] (borstvergroting beiderzijds)
- een (aanzienlijke) fibrosering in het borstweefstel en/of
- ( aanzienlijke/enige) deformiteit van een of beide borst(en) in de onderpool en/of
- een (aanzienlijke) animatiedeformiteit (aan beide zijden) en/of
- een milde pincushioning in de tepel-areola complex(en) (aan beide zijden) en/of
- een infectie en/of
- een verminderde weefselkwaliteit en/of souplesse en/of
bij [slachtoffer 7] (borstvergroting beiderzijds)
- ( een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- ( een) inframammair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- ( enige) deformiteit ter hoogte van de linkeronderpool en/of
- ( versterkte en/of enige) animatiedeformiteit (aan beide zijden) en/of
- het naar binnen intrekken van het transareolaire litteken aan de linkerzijde en/of
- deformiteit van de borsten aan beide zijden en/of
bij [slachtoffer 8] (man: borstvergroting beiderzijds)
- ( een) litteken(s) in het tepel/areolacomplex (aan beide zijden) en/of
- ( een) litteken(s) op de onderpool (van beide borsten) en/of
- ( enige) bulging van de areola ter hoogte van het litteken (aan beide zijden) en/of
bij [slachtoffer 9] (borstvergroting beiderzijds, opvullen plooien bij mond, opvullen lachrimpels)
- een of meerdere blauwe plek(ken) onder de/het (o)og(en) en/of
- ernstige, althans enige, mutilatie in het gezicht en/of
- een (evidente) hoogstand van de rechterborst en/of
- ( enig) weefselverlies aan de rechterzijde van de borst en/of
- ( een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden van de borst(en)) en/of
- ( een) litteken(s) in de inframammair(e) plooi (aan beide zijden van de borst(en)) en/of
- een intrekking aan de mediale zijde van de rechter onderpool van de borst(en) (ten gevolge van inwendige verlittekening) en/of
- volumeverlies in de rechter onderpool van de borst en/of
- animatiedeformiteit aan de rechterzijde van de borst bij een retropectoraal gelegen prothese en/of
bij [slachtoffer 10] (borstvergroting beiderzijds)
- een hoogstand van de linkerprothese en/of (met als gevolg)
- een dubble bubble fenomeen aan de linkerzijde en/of
- een ingetrokken linker tepel en/of
- animatiedeformiteit (aan beide zijden) en/of
- ( een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- ( een) ingetrokken transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- een (duidelijk) volumedeficit van de onderpool van de borst (aan beide zijden) en/of
- verlies van volume in de beide onderpolen en/of
- een (evident) ingetrokken tepel-areola complex van de linkerborst ter hoogte van transareolaire litteken;
2.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2008 tot en met 27 juni 2009 te 's Gravenhage, althans in Nederland,
(telkens) met het oogmerk om zich(zelf) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels (onder meer):
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10]
(telkens) heeft bewogen tot afgifte van een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte (telkens) met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
zich tegenover vorengenoemde perso(o)n(en) voorgesteld en/of uitgegeven en/of
zich voorgedaan als ware hij een volledig bevoegd en/of bekwaam chirurg en/of plastisch chirurg en/of borstchirurg en/of
op de website van de "CityKliniek" de volgende tekst(en) vermeld en/of (laten) vermelden:
"Dr [naam verdachte] is een deskundig borstchirurg met zeer ruime ervaring in dit esthetisch vakgebied" en/of
"CityKliniek is een kennis en zorgcentrum voor esthetische plastische chirurgie" en/of
"Unieke CityKliniek kenmerken: fulltime esthetisch -/en plastisch chirurgen die werkzaam zijn met partner klinieken in Nederland en Engeland" en/of
"Patiënt safety first: ervaren chirurgen en/of Center for Advanced Cosmetic Bio-Surgery" en/of State of the art Medical Facility"
waardoor vorengenoemde perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot voren omschreven afgifte.
3. Inleiding
Op 25 juni 2009 is door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (hierna: IGZ) na een controlebezoek de dag daarvoor de sluiting bevolen van de Citykliniek te Den Haag, de kliniek die verdachte in februari 2008 had geopend en die sinds april 2008 daadwerkelijk operationeel was. De reden voor de sluiting was dat de voorwaarden voor het leveren van verantwoorde zorg ontbraken, hetgeen risico’s opleverde voor de patiëntveiligheid.
Daarna heeft het openbaar ministerie (verder: het OM) op 30 juni 2009 via de media een oproep laten doen aan patiënten om zich te melden, als ze klachten hadden over de ondergane behandeling in de Citykliniek.
Het OM heeft vervolgens 121 meldingen ontvangen, waarvan 66 meldingen een behandeling door verdachte in de Citykliniek in Den Haag betroffen. De overige meldingen waren van patiënten die zich in de Wellness Kliniek in België hadden laten behandelen door verdachte. Deze meldingen zijn overgedragen aan de Belgische justitie, die daaraan geen verder gevolg heeft gegeven. Van de 66 Haagse meldingen hebben daarna 32 patiënten aangifte gedaan, van welke aangiften er 10 op de tenlastelegging zijn beland, die door het OM als bewijsbaar en representatief voor het soort behandelingen in de Citykliniek worden beschouwd. Het OM heeft de zaken, gebaseerd op de overige aangiften, geseponeerd.
Het onderzoek in deze zaak is daarna formeel gestart op 11 januari 2010. De aangeefsters zijn door de politie gehoord in de periode van maart 2010 tot september 2010 en zij hebben daarna verklaringen afgelegd bij de rechter-commissaris in de periode van mei 2011 tot februari 2012.
Ook heeft het OM tweemaal een informatiebijeenkomst voor slachtoffers georganiseerd (op 24 november 2010 en 13 maart 2012).
Verdachte is op 16 november 2010 aangehouden, waarna een doorzoeking bij hem thuis heeft plaatsgevonden. De volgende dag is hij in vrijheid gesteld. Van verdere vervolging van 2 medeverdachten is in respectievelijk augustus 2011 en januari 2013 afgezien.
Het door de rechtbank ontvangen strafdossier is tweedelig. Het eerste deel bevat het politiedossier met de verklaringen van de aangeefsters, opgenomen in 10 zaaksdossiers, alsmede de verklaringen van een aantal getuigen, een methodiekendossier en een beslagdossier. Het tweede deel bevat het GVO-dossier, waarin naast het correspondentiedossier de verklaringen van verdachte en zijn (voormalige) medeverdachten zijn opgenomen, evenals de verklaringen van de deskundigen die door de rechter-commissaris zijn gehoord in het kader van het gerechtelijk vooronderzoek. Dit vooronderzoek heeft geduurd van 18 april 2011 tot 26 juni 2014.
Ook beschikt de rechtbank over de onder verdachte inbeslaggenomen patiëntendossiers van 8 van de 10 aangeefsters, die op de tenlastelegging zijn genoemd. Bij de behandeling ter terechtzitting heeft de raadsvrouw het patiëntendossier van een negende aangeefster overgelegd. De overige inbeslaggenomen patiëntendossiers zijn niet overgelegd. Deze bevinden zich in de kluis bij de rechter-commissaris na de beslissing van het OM dat deze stukken niet zullen worden gevoegd aan het strafdossier.
Het strafdossier bevat evenmin het zogenaamde IGZ-dossier. Over de toevoeging hiervan aan het strafdossier is tot de aanvang van deze strafzaak nog geprocedeerd, en het OM heeft besloten vanwege het inmiddels grote tijdsverloop zonder zicht op een spoedige eindbeslissing de strafzaak dan maar zonder die informatie bij de rechtbank aan te brengen. Mede door het ontbreken van dit dossier is het de rechtbank onduidelijk gebleven wat de IGZ precies heeft gedaan na de eerste meldingen in maart 2009 over een pseudomonasbacterie met als mogelijke bron de Citykliniek.
Het zijn de stukken van dit strafdossier die het kader vormen waarbinnen de rechtbank de verdenkingen jegens verdachte heeft onderzocht en de rechtbank baseert haar beslissing uitsluitend op de daarin aangetroffen informatie.
De rechtbank hecht eraan dit expliciet te benoemen, omdat deze strafzaak veel media-aandacht heeft gekregen. Waar de rechtbank in sommige aangiften nogal extreme verklaringen is tegengekomen, dient ook te worden vermeld dat deze verklaringen niet worden ondersteund door ander bewijsmateriaal. Te denken valt aan een beschrijving dat een medewerkster van de kliniek de balie bemande met van bloed doordrenkte handschoenen, dat werd geopereerd naast een emmer met vuil water waarin een mop stond of dat een verkeerd formaat danwel een merkloze prothese is gebruikt. Niet alleen heeft verdachte deze extreme verklaringen tegengesproken, maar ook bevat het dossier meerdere verklaringen waaruit blijkt dat de kliniek er juist heel schoon en netjes uitzag
Voorafgaand aan de behandeling van de strafzaak is verdachte voor de tuchtrechter gedaagd, die op basis van het dossier dat door de IGZ is opgemaakt, zowel in eerste instantie op 11 mei 2010 als in tweede instantie op 23 juni 2011 tot de uitspraak van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register is gekomen. Op grond van deze beslissing mag verdachte in Nederland niet meer als zelfstandig arts werken. Ook de uitspraken van de tuchtcolleges bevinden zich in het strafdossier.
4. Ontvankelijkheid van de officieren van justitie
Ter terechtzitting heeft de rechtbank het door de verdediging opgeworpen preliminaire verweer beoordeeld en gemotiveerd verworpen. Nu de verdediging dit verweer expliciet heeft herhaald met het argument dat die verwerping dat oordeel niet kon dragen, wordt het verweer hier opnieuw besproken.
4.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat de vervolging van verdachte in strijd is met het ne-bis-in-idembeginsel, omdat ook de procedure bij de tuchtrechter als een criminal charge is te beschouwen en in deze procedure over hetzelfde feit is geoordeeld.
Subsidiair meent zij dat er sprake is van een schending van de beginselen van een goede procesorde, in het bijzonder van schending van het beginsel van een behoorlijke belangenafweging, aangezien een strafzaak – gelet op de gevolgen van de tuchtzaak voor verdachte – niets meer toevoegt, en daarnaast van schending van het vertrouwensbeginsel, omdat verdachte erop mocht vertrouwen dat slechts één punitieve bevoegdheid zou worden uitgeoefend.
Meer subsidiair acht de verdediging onherstelbare vormverzuimen als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering aanwezig, te weten in het media-optreden van het OM, de schending van het verschoningsrecht van verdachte, de disproportionele aanhouding van verdachte en de inhoud van de sepotbeslissingen, zoals verwoord aan enkele aangeefsters.
Al deze verweren zouden ieder op zich, dan wel in combinatie, tot de onvermijdelijke conclusie moeten leiden dat de officieren van justitie niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in de vervolging van verdachte.
4.2
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van schending van het ne-bis-in-idembeginsel, zoals neergelegd in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht, omdat de tuchtrechtelijke uitspraak geen beslissing van de strafrechter is.
De vervolging van verdachte is wel degelijk te rijmen met de beginselen van een behoorlijke procesorde, omdat er voldoende belangen zijn die een vervolging rechtvaardigen, te weten het belang van de slachtoffers, de houding van verdachte en de onrust die de zaak in de samenleving teweeg heeft gebracht.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat bij de door de raadsvrouw genoemde punten geen sprake is van onherstelbare vormverzuimen, zodat daaraan ook geen rechtsgevolgen dienen te worden verbonden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het primair aangevoerde verweer: ne bis in idem
De rechtbank is van oordeel dat aan artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht een ruimere uitleg toekomt dan door de officieren van justitie bepleit. Onder het begrip
“vervolging” als bedoeld in dit artikel moet – naast het door het OM betrekken van de rechter in een strafzaak en het opleggen van een strafbeschikking – ook een criminal charge zoals genoemd in de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) over artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) worden verstaan.1.
Criminal charge
Bij de beantwoording van de vraag of de tuchtprocedure tegen verdachte als een criminal charge kan worden beschouwd, moeten de volgende kenmerken worden betrokken:
(i) de wettelijke kwalificatie van de overtreden norm;
(ii) de aard van de inbreuk;
(iii) de aard en de zwaarte van de opgelegde sanctie.2.
De rechtbank stelt vast (ad i) dat de overtreden norm wettelijk als tuchtrechtelijk is gekwalificeerd en (ad ii) dat deze norm is gericht op de bescherming van de volksgezondheid en de kwaliteit van de zorgverlening. De tuchtrechter heeft de inbreuk door verdachte als een ernstige schending van die norm beoordeeld. Hoewel de rechtbank (ad iii) kan begrijpen dat verdachte de aan hem opgelegde doorhaling van de inschrijving in het BIG-register – als gevolg van die ernstige inbreuk – als punitief heeft ervaren, maakt dit niet dat deze maatregel ook punitief van aard is. De maatregel strekt immers ter voorkoming van toekomstige inbreuken ten nadele van zorgzoekenden door handelen van deze arts. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de tuchtprocedure niet kan worden aangemerkt als een criminal charge in de zin van artikel 6 van het EVRM.
Hetzelfde feit
Daarnaast merkt de rechtbank op dat – ook indien wel sprake zou zijn van een criminal charge – er bovendien geen sprake is van hetzelfde feit. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat bij de beoordeling of er sprake is van hetzelfde feit zowel de gedraging van verdachte (een feitelijk criterium) als de aard van de feiten (een juridisch criterium) moeten worden betrokken.3.Hoewel de kritiek van de raadsvrouw hierop – gelet op de ontwikkeling van de Europeesrechtelijke verdragen en de daaruit voortvloeiende jurisprudentie – niet ongefundeerd is, neemt de rechtbank dit door de Hoge Raad gegeven toetsingskader wel als uitgangspunt. De Hoge Raad achtte deze verdragen en jurisprudentie zelf immers niet in strijd met de hiervoor aangehaalde maatstaf en heeft daarin ook geen aanleiding gezien om het toetsingskader te veranderen.4.
De rechtbank wil wel aannemen dat in de tuchtprocedure ook de in de strafzaak aangebrachte verwijten, feiten en omstandigheden aan de orde zijn geweest en accepteert daarom de stelling van de raadsvrouw dat de feitelijke invulling van de verweten gedragingen – zowel in de aard en de strekking als wat betreft de periode waarin, de plaats waar en de omstandigheden waaronder zij zijn verricht – in zoverre overeenkomen. Dit geldt echter niet voor de juridische aard van de feiten. Het rechtsgoed dat het tuchtrecht beoogt te beschermen is immers de kwaliteit van de zorgverlening, terwijl de betrokken strafrechtelijke bepaling de lichamelijke integriteit van de specifiek in de tenlastelegging opgenomen personen beoogt te waarborgen. Bovendien kan in de strafzaak aan verdachte een jarenlange gevangenisstraf worden opgelegd, terwijl in de tuchtrechtelijke procedure maximaal “slechts” een doorhaling van de inschrijving in het BIG-register kan worden uitgesproken. De rechtbank acht deze juridische invulling van de aard van het “feit”, gelet op zowel het beschermde belang als de strafbedreiging, dan ook dermate verschillend dat geen sprake is van een vervolging voor hetzelfde feit.
Op grond van het voorgaande komt verdachte dan ook geen beroep toe op het in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht neergelegde verbod op ne bis in idem.
Het subsidiair gevoegde verweer: schending van de beginselen van een goede procesorde
Volgens vaste jurisprudentie leent de beslissing om tot vervolging over te gaan zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het OM in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde. Een uitzonderlijk geval als zojuist bedoeld doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het OM heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn.
Het beginsel van een behoorlijke belangenafweging
De rechtbank is – toetsend aan deze norm – van oordeel dat de officieren van justitie op grond van de door hen genoemde argumenten, te weten het belang van de slachtoffers, de houding van verdachte ten opzichte van het ten laste gelegde en de onrust die de zaak in de samenleving heeft veroorzaakt, in redelijkheid de afweging hebben kunnen maken om de vervolging van verdachte voort te zetten. De rechtbank ziet wel dat verdachte al ingrijpende gevolgen heeft ondervonden van deze zaak (en de civiele en tuchtrechtelijke zaken) en dat deze gevolgen de opportuniteitsbeslissing van het OM raken, maar zij acht deze daarvoor niet doorslaggevend. Een niet-ontvankelijkheid kan enkel daarop dan ook niet worden gebaseerd.
Het vertrouwensbeginsel
De verdediging heeft eveneens een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, in die zin dat verdachte uit de destijds geldende “Aanwijzing feitenonderzoek/strafrechtelijk onderzoek en vervolging in medische zaken” het gerechtvaardigd vertrouwen mocht ontlenen dat hij niet (verder) zou worden vervolgd. Uit deze Aanwijzing volgde immers dat straf-, tucht- en bestuursrechtelijke bevoegdheden naast elkaar kunnen worden uitgeoefend, mits maximaal één daarvan een punitief karakter heeft. Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank – zoals hiervoor al overwogen – de tuchtzaak echter geen procedure met een punitief karakter, zodat dit verweer enkel om die reden al moet worden verworpen.
Het meer subsidiair gevoerde verweer: vormverzuimen op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering
Er kan bij een vormverzuim op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering – ook volgens vaste jurisprudentie – slechts sprake zijn van een niet-ontvankelijkheid van het OM in de vervolging, indien er sprake is van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. De verdediging heeft de hierna te bespreken vormverzuimen aangevoerd.
Het media-optreden van het openbaar ministerie
De officieren van justitie hebben verklaard dat er op verzoek van het OM – nadat er in de media al melding werd gemaakt van misstanden bij de Citykliniek, er daarover Kamervragen waren gesteld en het College van Procureurs-Generaal bij de medisch officier van justitie had geïnformeerd – op 30 juni 2009 door een politiemedewerker bij RTL4, TV West en SBS6 één oproep aan patiënten van verdachte is gedaan.
Gebruikmaking van de media komt de rechtbank in een zaak als deze niet onredelijk voor, omdat reguliere opsporingsmethoden in medische zaken kunnen stuiten op het medisch beroepsgeheim. Bovendien is – gelet op de enkele oproep – van een disproportionele media-inzet door het OM niet gebleken. De omstandigheid dat bij een van de zenders de woorden aangifte doen zijn gebruikt, hetgeen de verdediging als onnodig criminaliserend heeft opgevat, maakt dat oordeel niet anders. De rechtbank acht het namelijk niet aannemelijk dat het de nuance is tussen de betekenis van het woord melding en het woord aangifte, die maakt dat er door een gedupeerde wel of niet contact wordt opgenomen met de autoriteiten. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het mediaoptreden niet tot een vormverzuim heeft geleid.
De schending van het verschoningsrecht van verdachte
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak juist zeer zorgvuldig met (mogelijke) geheimhoudersstukken is omgesprongen. Vanaf het moment van de doorzoeking is een externe deskundige bij de beoordeling van de bij verdachte aangetroffen patiëntendossiers betrokken geweest. Bovendien heeft het OM – in afwachting van een finaal oordeel van de Hoge Raad hierover – nog immer geen kennis genomen van de IGZ-stukken en deze niet aan het strafdossier toegevoegd. De rechtbank acht daarom op dit punt geen vormverzuim aanwezig. Daar komt nog bij dat een dergelijk vormverzuim, indien al bewezen, veeleer mogelijk tot bewijsuitsluiting en niet tot niet-ontvankelijk zou moeten leiden.
De aanhouding van verdachte
De wijze van aanhouding – zoals die in deze zaak heeft plaatsgevonden – is standaard als deze vergezeld gaat van een doorzoeking. Deze is dus, hoewel vaak als ingrijpend beleefd, op zichzelf niet disproportioneel te noemen. Uit de door de verdediging overgelegde stukken is bovendien niet aannemelijk geworden dat er door het OM een toezegging is gedaan dat verdachte niet buiten heterdaad zou worden aangehouden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de wijze van aanhouding geen vormverzuim oplevert.
De inhoud van de sepotbeslissingen, zoals verwoord aan enkele aangeefsters
In de inhoud van de verzonden sepotbrieven ziet de rechtbank geen aanleiding voor een niet-ontvankelijkverklaring, enkel omdat er gewezen is op civiele mogelijkheden om de mogelijke schade op verdachte te verhalen. Daarin ziet de rechtbank namelijk geen verzuim van vormen, laat staan dat daarmee aan de belangen van verdachte, namelijk zijn recht op een eerlijk proces, tekort zou zijn gedaan.
De rechtbank is dan ook – gelet op al het voorgaande – van oordeel dat de officieren van justitie ontvankelijk zijn in de vervolging van verdachte.
5. Algemene bewijsoverweging
Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast, die niet zijn weersproken en relevant zijn voor de beoordeling van de tenlastelegging.
Verdachte is opgeleid tot gynaecoloog, heeft ruim 11 jaar als zodanig gewerkt in een ziekenhuis in Vlaardingen en heeft zich sinds het jaar 2000 uit belangstelling verder verdiept in cosmetisch chirurgische ingrepen. Zijn opleiding op dat terrein bestond onder meer uit zelfstudie, het bijwonen van congressen en het meekijken bij collega’s. Vanaf medio 2004 raakte hij betrokken bij de Wellness Kliniek in Genk, België, waar hij verder is opgeleid door plastisch chirurg dr. Hoeyberghs, de toenmalig klinisch directeur van deze kliniek. Hier heeft hij tot juli 2009 gewerkt. Jaarlijks behandelde hij ongeveer 1.000 patiënten. Het merendeel van die behandelingen betrof borstvergrotingen. De overige behandelingen behelsden arm- en beenliften, liposucties, buikwandcorrecties en cosmetisch vaginale ingrepen. In deze Belgische kliniek werd bij borstvergrotingen veelvuldig de transareolaire incisie (door de tepelhof) toegepast met gebruikmaking van de zogenaamde mamma-navigator.
In 2008 heeft verdachte – naast zijn blijvende betrokkenheid bij de Wellness Kliniek – een eigen kliniek in Den Haag geopend, de Citykliniek. De Wellness Kliniek heeft daarbij voor hem in ieder opzicht als voorbeeld gediend, zowel wat betreft de inrichting van de kliniek alsook voor wat betreft de te gebruiken protocollen voor praktijk- en kliniekvoering, voor het informed consent, ten aanzien van de medische uitvoering en nazorg en ook ten aanzien van de inrichting van de website. Het Kwaliteitshandboek uit de Wellness Kliniek, aan de inhoud waarvan verdachte in België heeft meegewerkt, was in de Citykliniek aanwezig en dat diende volgens verdachte tot uitgangspunt bij de kliniekvoering. In de periode dat de Citykliniek heeft bestaan, was deze geopend gedurende drie dagen per week. Verdachte heeft daar ongeveer 350 cosmetische behandelingen verricht, waarvan ongeveer 300 behandelingen borstvergrotingen betroffen.
Per januari 2009 was de Citykliniek kandidaat-lid van de organisatie Zelfstandige Klinieken Nederland (ZKN). Vanaf juni 2009 voerde verdachte borstvergrotingen tijdelijk niet in de Citykliniek uit maar in andere gehuurde operatiekamers. Zijn behandelkamer was in die periode in verbouwing en zou worden aangepast aan de eisen voor een operatiekamer klasse 1. In de Citykliniek werd verdachte ondersteund door zijn partner [partner], een basisarts, die tot taak had om tijdens operaties de vitale parameters te bewaken. Ook assisteerde zij bij de nazorg na de operatie en bij de controlebehandelingen. Daarnaast was mevrouw [assistente] als praktijkassistente in dienst, die onder meer belast was met assistentie tijdens operaties als zogenaamde “omloop”, met schoonmaakwerkzaamheden van de verschillende ruimtes en met het steriliseren van het instrumentarium. In de Citykliniek was een nieuwe autoclaaf aanwezig. Een deel van het gebruikte instrumentarium kwam wekelijks gesteriliseerd mee uit de Wellness Kliniek, dat gold ook voor de steriele kleding. Daarnaast werd – toen de werkzaamheden toenamen – gebruik gemaakt van een extern bedrijf voor sterilisatie van het instrumentarium.
Verdachte heeft bij zijn werkzaamheden in de Citykliniek nooit een volledige narcose toegepast. Door hem verrichte borstvergrotingen vonden plaats onder sedatie met plaatselijke verdoving conform de handelwijze zoals toegepast in de Wellness Kliniek. Daarbij gebruikte hij waar mogelijk ook dezelfde techniek: de transareolaire incisie met implantatie met behulp van de mamma-navigator.
Alle aangeefsters hebben het informed consent formulier getekend. Alle aangeefsters zijn tot een aangifte gekomen, omdat zij over het resultaat van de behandeling niet tevreden waren.
6. Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
De vragen die met betrekking tot feit 1 aan de rechtbank voorliggen zijn allereerst of er een causaal verband is tussen de gedragingen van verdachte en het in de tenlastelegging genoemde letsel bij de verschillende aangeefsters en, zo ja, of verdachte een beroep kan doen op de medische exceptie of dat hem dat beroep niet toekomt vanwege de in de tenlastelegging genoemde gebreken. Ten slotte rest de vraag – als een beroep op de medische exceptie niet slaagt – of verdachte op het toebrengen van het letsel danwel het benadelen van de gezondheid van de aangeefsters (voorwaardelijk) opzet heeft gehad of subsidiair dat het letsel aan zijn grove schuld te wijten is.
6.1
Het causaal verband
6.1.1
Het standpunt van de officieren van justitie
Volgens de officieren van justitie staat het vast dat de in de tenlastelegging genoemde personen een infectie hebben opgelopen bij de door verdachte verrichte operaties in de Citykliniek. Nu verdachte niet voldeed aan de eisen van de WGBO en de Wet BIG had hij nooit aan die operaties mogen beginnen en kan het door die operaties ontstane letsel in alle gevallen aan verdachte worden toegerekend. Aangezien de hersteloperaties noodzakelijk waren om de bij de initiële operaties toegebrachte schade te herstellen, zijn ook de pijn en het letsel die zijn voortgevloeid uit die – al dan niet door derden uitgevoerde – operaties aan verdachte toe te rekenen.
6.1.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsvrouw van verdachte is het merendeel van het in de tenlastelegging beschreven letsel het directe of indirecte gevolg van de infectie als gevolg van de pseudomonasbacterie, welke infectie zeer waarschijnlijk in de Citykliniek is opgelopen. Om die reden is het van belang dat kan worden vastgesteld door welke gedragingen of tekortkomingen van verdachte deze besmetting heeft kunnen optreden. Aangezien de oorzaak van de pseudomonasbacterie bij gebreke van enig onderzoek daarnaar niet kan worden vastgesteld, kan verdachte niet strafrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor besmetting van die bacterie en het als gevolg daarvan ontstane letsel.
6.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De beantwoording van de vraag of er causaal verband bestaat tussen de handeling van verdachte (de door hem verrichte operatie in de Citykliniek) en het in de tenlastelegging beschreven letsel van de aangeefsters dient te geschieden aan de hand van de maatstaf of dat letsel redelijkerwijs als gevolg van die handeling aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank is op grond van het dossier van oordeel dat genoegzaam de conclusie kan worden getrokken dat nagenoeg elk in de tenlastelegging beschreven letsel, waarvan het bestaan op zichzelf niet is betwist, het gevolg is van een door verdachte verrichte operatie. Dat geldt uiteraard voor de directe gevolgen van een operatie (zoals littekens), maar ook voor de gevolgen die zijn opgetreden na die operatie. Dat deze gevolgen (voor een deel) zijn opgetreden door een infectie met de pseudomonasbacterie, terwijl de oorzaak of bron van deze bacterie niet is vastgesteld, doet daar niet aan af. Gelet op het tijdstip van optreden, het aantal en de aard van de postoperatieve wondinfecties is het immers hoogst onwaarschijnlijk dat er een andere oorzaak bestaat voor die wondinfecties dan de door verdachte verrichte operaties in de Citykliniek. Ook de pijn en het letsel die zijn opgetreden als gevolg van hersteloperaties, mits noodzakelijk om ontstane schade te herstellen, kunnen naar het oordeel van de rechtbank aan verdachte worden toegerekend.
6.2
De medische exceptie
De tenlastelegging van dit feit is zo geformuleerd dat, naast het verwijt van mishandeling, dan wel toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door schuld, ook is opgenomen om welke redenen verdachte als arts geen beroep kan doen op de medische exceptie, de generieke rechtvaardigingsgrond voor het medische handelen door een arts. Die redenen zijn gerubriceerd opgenomen en beslaan een aantal terreinen van zijn medisch handelen.
6.2.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat alle verwijten die zijn opgenomen in de 14 gedachtestreepjes van de tenlastelegging wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, waardoor verdachte geen beroep toekomt op de medische exceptie. Door te handelen als omschreven in de 14 gedachtestreepjes is verdachte ernstig tekort geschoten in zijn praktijkvoering en/of kliniekvoering, in het bewerkstelligen van informed consent bij zijn patiënten en in zijn medische uitvoering/nazorg. Hij heeft aldus niet als goed hulpverlener gehandeld.
6.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de kliniekvoering door verdachte wel voldeed aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld, dat verdachte de ingrepen bij zijn patiënten volgens de regelen der kunst heeft verricht en dat alle patiënten hebben ingestemd met de behandeling, waardoor er is voldaan aan het vereiste van informed consent. Verdachte komt derhalve een beroep op de medische exceptie toe, waardoor hij met het uitvoeren van zijn medische ingrepen niet wederrechtelijk heeft gehandeld.
6.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Voorwaarden voor een beroep op de medische exceptie
Volgens vaste rechtspraak kan een arts, indien hij wordt vervolgd wegens het toebrengen van pijn of (zwaar) lichamelijk letsel, zich beroepen op de medische exceptie indien hij in zijn hoedanigheid van arts in het belang van zijn patiënt een medische ingreep heeft verricht. Indien een arts een beroep op de medische exceptie toekomt, heeft hij niet wederrechtelijk en dus niet strafbaar gehandeld. Aan de medische exceptie worden de volgende eisen gesteld:
- 1.
de handeling is medisch geïndiceerd met het oog op een concreet behandelingsdoel;
- 2.
de handeling wordt volgens de regelen der kunst verricht;
- 3.
de handeling wordt met toestemming van de betrokkene uitgevoerd.
In de tenlastelegging wordt geen verwijt geformuleerd ten aanzien van het vereiste onder 1 genoemd. Hoewel van cosmetische ingrepen veelal niet kan worden gezegd dat zij medisch noodzakelijk zijn, is algemeen aanvaard dat het bereiken van een bepaald esthetisch resultaat door middel van een cosmetische ingreep een legitiem behandelingsdoel is. Over dit punt heeft in deze zaak geen discussie bestaan.
De in de tenlastelegging onder het kopje “zijn praktijkvoering en/of kliniekvoering” verweten gedragingen zien met name op het hiervoor onder 2 genoemde vereiste dat de medische handeling volgens de regelen der kunst wordt verricht. Datzelfde geldt voor de gedragingen die zijn opgenomen onder het kopje “ten aanzien van de medische uitvoering/nazorg”.
De in de tenlastelegging onder het kopje “ten aanzien van het informed consent” opgenomen gedragingen zien op het hiervoor onder 3 genoemde vereiste dat de medische handeling met toestemming van de betrokkene wordt uitgevoerd.
In het onderstaande zal eerst worden besproken welke van de in de 14 gedachtestreepjes opgenomen verwijten vastgesteld kunnen worden. Vervolgens zal de rechtbank beoordelen of verdachte een beroep op de medische exceptie toekomt.
Verwijten onder het kopje “zijn praktijkvoering en/of kliniekvoering”
Gebruik maken van een ongeschikte operatiekamer
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de behandelkamer waarin verdachte zijn medische ingrepen heeft verricht, niet voldeed aan hetgeen de professionele standaard in 2009 voorschreef. Sinds 2006 golden de richtlijnen ‘Preventie van Postoperatieve wondinfecties’ en ‘Omstandigheden (kleine) chirurgische en invasieve ingrepen’ van de Werkgroep Infectiepreventie (hierna: WIP-richtlijnen). Laatstgenoemde WIP-richtlijn omschrijft aan welke bouwkundige en klimatologische voorwaarden zowel binnen als buiten de operatieafdeling voldaan moet worden om veilig te werken waar het gaat om de preventie van wondinfecties. Uit deze richtlijn blijkt dat operaties waarin lichaamsvreemd materiaal zoals een prothese wordt geïmplanteerd met het oog op infectiepreventie moeten plaatsvinden in een operatiekamer klasse 1. De rechtbank stelt vast dat de professionele standaard vanaf de publicatie van de WIP-richtlijnen medio 2006 voorschreef dat borstvergrotingen, althans het implanteren van prothesen, in een operatiekamer klasse 1 dienden plaats te vinden en dat deze richtlijn ook kenbaar was voor verdachte. De omstandigheid dat de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie eerst in april 2009 schriftelijk heeft vastgelegd dat borstvergrotingen in een operatiekamer klasse 1 moeten plaatsvinden, doet daar niet aan af. Verdachte had zich toen hij de Citykliniek in 2008 opende op de hoogte moeten stellen van deze professionele standaard en had deze standaard met het oog op infectiepreventie moeten toepassen bij de bouw en inrichting van de Citykliniek. Zijn verweer dat hij deze standaard niet kende, kan hem strafrechtelijk worden tegengeworpen in die zin dat hij op dit punt onvoldoende zorgvuldigheid in acht heeft genomen.
Het ontbreken van een luchtbehandelingssysteem en sluis
Dit verwijt houdt in dat de behandelkamer waarin verdachte zijn behandelingen uitvoerde niet was voorzien van een adequaat luchtbehandelingssysteem en een sluis tussen de omkleedruimte en de operatieruimte. Dit betreft naar het oordeel van de rechtbank hetzelfde verwijt als het hiervoor besproken verwijt dat hij niet beschikte over een operatiekamer klasse 1. Een adequaat luchtbehandelingssysteem en een sluis zijn immers eisen die aan een operatiekamer klasse 1 worden gesteld. De rechtbank acht dit daarom geen op zichzelf staand verwijt.
Niet of onvoldoende zorgdragen voor reiniging en desinfectie
Verdachte heeft verklaard dat mevrouw [assistente] de schoonmaakwerkzaamheden in de Citykliniek verzorgde en dat de schoonmaakwerkzaamheden plaatsvonden volgens het Kwaliteitshandboek van de Wellness Kliniek. Volgens verdachte gebruikte zij daarbij Dettol, chloor en alcohol 70%. Dettol werd alleen gebruikt om tijdens en na operaties de operatietafel te reinigen. De medische hulpmiddelen werden door [assistente] gesteriliseerd in de autoclaaf. Voorts werden er setjes medische hulpmiddelen buiten de Citykliniek gesteriliseerd door de firma Wimac B.V. en werden materialen gesteriliseerd in de Wellness Kliniek.
[assistente] heeft verklaard dat zij voor het schoonmaken van vloeren en tafels alleen Dettol gebruikte. Zij was niet bekend met het bestaan van protocollen voor de schoonmaak en sterilisatie binnen de Citykliniek.
Deskundige Van den Broek, internist gespecialiseerd in infectieziekten, heeft verklaard dat Dettol niet geadviseerd wordt als schoonmaakmiddel voor ruimtes in de medische wereld. Het gebruik van alcohol en chloor is wel toegestaan. Medische hulpmiddelen die in contact (kunnen) komen met steriele lichaamsdelen, moeten volgens Van den Broek voor gebruik worden gesteriliseerd. De meest gebruikelijke methode van sterilisatie is stoomsterilisatie in de autoclaaf.
Uit de verklaringen van verdachte en [assistente] blijkt dat de operatietafel met Dettol werd gereinigd, hetgeen volgens deskundige Van den Broek dus een niet geadviseerd reinigings- of desinfectiemiddel is. Verdachte is op dat punt tekort geschoten in de reiniging en desinfectie van de operatieruimte en het meubilair.
De verklaring van verdachte dat bij de reiniging van de operatieruimte ook alcohol en chloor werden gebruikt staat tegenover de verklaring van mevrouw [assistente], hetgeen meebrengt dat niet kan worden vastgesteld hoe en met welke middelen de schoonmaak verder werd uitgevoerd. Ten aanzien van de reiniging van medische hulpmiddelen zoals scharen, pincetten, haken en lipo-canules stelt de rechtbank vast dat verdachte die conform de professionele standaard heeft gesteriliseerd in de autoclaaf in de Citykliniek of door derden heeft laten steriliseren.
Voor wat betreft de reiniging en desinfectie van de mamma-navigator heeft verdachte verklaard dat de huls, het voorste gedeelte dat in aanraking kwam met de incisie, werd gesteriliseerd in een grote autoclaaf in de Wellness Kliniek. Het handvat van de mamma-navigator werd chemisch gereinigd door middel van onderdompeling in Sekusept. Deskundige Van den Broek heeft verklaard dat onderdompeling in Sekusept desinfectie betreft en geen sterilisatie. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de zuiger van de mamma-navigator – waarvan de rechtbank ter terechtzitting heeft kunnen vaststellen dat die vast zit aan het handvat en niet aan de huls – dus niet werd gesteriliseerd, maar dat deze bij het inbrengen van de borstprothese wel in aanraking kwam met de steriele prothese. De rechtbank is van oordeel dat verdachte aldus onvoldoende heeft zorggedragen voor afdoende reiniging van de mamma-navigator.
Bij de ingrepen geen of onvoldoende gebruik maken van bevoegd en/of bekwaam assisterend (anesthesie)personeel
De rechtbank stelt voorop dat uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij deze procedures uitvoerde overeenkomstig de werkwijze van de Wellness Kliniek en met hetzelfde aantal assisterende personeelsleden. Zoals gezegd deed hij die ingrepen niet onder algehele narcose maar onder sedatie met lokale verdoving. De rechtbank vindt in het dossier geen aanknopingspunten voor de stelling van de officieren van justitie dat voor opereren onder sedatie meer personeel was vereist dan verdachte heeft gebruikt. Ook overigens acht de rechtbank het verwijt dat hij zich door onvoldoende gekwalificeerd personeel heeft laten bijstaan ongegrond. Verdachte werd immers tijdens de ingrepen bijgestaan door een basisarts, die bekwaam kan worden geacht de vitale parameters in de gaten te houden, en een omloopassistente, met welke werkwijze verdachte geheel tevreden was.
De cosmetische ingrepen uitvoeren onder sedatie, terwijl een vijftal randvoorwaarden daarbij ontbraken
In deze zaak staat vast dat verdachte zijn ingrepen onder sedatie heeft verricht.
Het Centraal Tuchtcollege was, op basis van het IGZ-dossier, van oordeel dat in de Citykliniek de juiste apparatuur voor zuurstoftoediening, een reanimatieteam, een schriftelijke noodverwijsprocedure naar een ziekenhuis, een algemene registratie van complicaties en de jaarlijks herhaalde Basic Life Support training van de bij de zorg betrokken hulpverleners ontbraken.
De rechtbank baseert – zoals gezegd – haar oordeel uitsluitend op de stukken in het strafdossier. Nu de geraadpleegde deskundigen zich in de tot het dossier behorende verklaringen niet hebben uitgelaten over de vraag of de handelwijze van verdachte past binnen de professionele standaard en het dossier hierover ook geen verdere informatie bevat, kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte op deze punten niet aan de professionele standaard heeft voldaan en dus ook niet dat hem dan op deze punten een beroep op de medische exceptie niet toekomt.
Gebrekkige statusvoering en verslaglegging
De rechtbank is van oordeel dat de statusvoering en verslaglegging door verdachte voldoende is geweest. Artikel 7:454, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek schrijft voor dat de hulpverlener een dossier inricht met betrekking tot de behandeling van de patiënt. Hij houdt in het dossier aantekening van de gegevens omtrent de gezondheid van de patiënt en de te diens aanzien uitgevoerde verrichtingen en neemt andere stukken, bevattende zodanige gegevens, daarin op, een en ander voor zover dit voor een goede hulpverlening aan hem noodzakelijk is. De rechtbank heeft ter terechtzitting patiëntendossiers van 9 van de 10 aangeefsters met verdachte uitvoerig doorgenomen. De rechtbank heeft daarbij geconstateerd dat het handschrift van verdachte weliswaar moeilijk leesbaar is, maar heeft aan de hand van de door hem gegeven toelichting kunnen vaststellen dat de elementaire gegevens die artikel 7:454, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek voorschrijft in de patiëntendossiers zijn opgenomen. De patiëntendossiers bevatten telkens aantekeningen van de intake van de betreffende patiënt door verdachte. Daarbij is de anamnese vermeld (voorgeschiedenis, medicatiegebruik, eventuele allergieën, rookgedrag, graviditeit, dragerschap van het BRCA-gen en professionele achtergrond). Verder bevatten de patiëntendossiers een (sjabloonmatig) uitgetypt operatieverslag waarin onder meer de operatiehandelingen en wijze van sedatie zijn beschreven, schriftelijke aantekeningen van de operatie (veelal in de kleur rood weergegeven) en aantekeningen van de vervolgconsulten. In de handgeschreven operatieaantekeningen is opgenomen welke techniek verdachte bij de behandeling gebruikte (bijvoorbeeld de dual plane techniek en de transareolaire incisie) en welke merk en maat borstprothese hij plaatste.
De rechtbank ziet zich in dit oordeel gesteund door hetgeen deskundige Schellekens bij de rechter-commissaris heeft verklaard nadat de raadsvrouw van verdachte een medisch dossier van een van zijn patiënten aan hem had toegelicht:
“Als de anamnese, het lichamelijk onderzoek alsmede het advies is beschreven, als er is gewezen op de complicaties, als er is gesproken over de procedure, volume, plaatsing, type, littekenvorming, dan is dit adequate statusvoering.”
Verwijten onder het kopje “ten aanzien van het informed consent”
Geen of onvoldoende informatieverstrekking aan patiënten
Verdachte wordt verweten dat hij zijn patiënten niet of onvoldoende informeerde over de medische behandeling, de risico’s daarvan, de operatietechnieken, de wijze van hechten en de staat van en de vooruitzichten met betrekking tot de gezondheid van de patiënt. Verdachte heeft in zijn schriftelijke verklaring het volgende opgemerkt over de informatieverstrekking:
“Tijdens de intakegesprekken vroeg ik eerst naar de wensen van de patiënt. Vervolgens legde ik uit wat er mogelijk was en hoe ik te werk ging. In sommige gevallen tekende ik voor de patiënt mijn werkwijze uit. Ik legde uit hoe ik patiënten verdoofde en hoe ik hechtte. Ik wees alle patiënten die ik sprak op de risico’s van de medische ingreep, zoals afstoting, infectie, kapselvorming, littekenvorming, nabloeding etc. De risico’s waarop een verhoogde kans bestond, schreef ik middels afkortingen in het dossier. Indien de patiënt een borstvergroting wilde, liet ik de verschillende soorten en maten implantaten zien. Ik had ook speciale pasprothesen in mijn spreekkamer liggen waarmee patiënten desgewenst de verschillende maten implantaten konden passen. Ik opereerde enkel ASA-klasse 1 patiënten, d.w.z. patiënten zonder onderliggende medische problematiek of bekende risico’s daarop. Als daar twijfel over was, stuurde ik iemand voor een ander medisch onderzoek voordat ik verder ging met iemand. Ik verrichtte geen uitgebreid medisch onderzoek, maar luisterde op indicatie wel naar hart en longen. Verder stelde ik vragen over ziektegeschiedenis, medicijngebruik, graviditeit, allergieën, middelengebruik, rookgedrag en of er borstkanker in de familie zit (en BRCA-dragerschap), zoals volgt uit de medische dossiers. Ik mat de borstomvang en stand van borsten op en maakte foto’s.”
De rechtbank heeft – zoals eerder vermeld – ter terechtzitting de medische dossiers van 9 van de 10 aangeefsters met verdachte doorgenomen. Uit de intakeformulieren die zich in de dossiers bevinden blijkt dat verdachte bij zijn patiënten informeerde naar gewicht, leeftijd, medicatie, allergieën, rookgedrag, operatievoorgeschiedenis, graviditeit en beroep. Voorts bevatten de intakeformulieren vaak tekeningen aan de hand waarvan verdachte kennelijk zijn werkwijze aan de patiënt heeft uitgelegd. Bij borstvergrotingen is op die tekeningen te zien dat hij met patiënten besprak dat hij een transareolaire incisie zou maken waardoor de prothese zou worden ingebracht, welke incisie vervolgens met nietjes gehecht zou worden. Vaak zijn daarbij ook nog bepaalde afkortingen vermeld, zoals “IA” (hetgeen volgens verdachte staat voor intra-areolaire incisie) en “Dual” (hetgeen volgens verdachte staat voor de dual plane techniek). Op het intakeformulier staat ook vermeld welke soort en maat prothese ingebracht zou worden. Voorts is op het intakeformulier te zien dat verdachte regelmatig metingen verrichtte (zoals de borstomvang en de afstand tussen jugulum en tepels) en de resultaten daarvan op het intakeformulier noteerde. Verdachte heeft verklaard dat hij de risico’s van de behandeling met zijn patiënten besprak en mogelijke risico’s door middel van afkortingen noteerde. De rechtbank heeft ter terechtzitting kunnen constateren dat de intakeformulieren inderdaad afkortingen bevatten (zoals “KV”, hetgeen volgens verdachte staat voor kapselvorming, en “afst.”, hetgeen volgens verdachte staat voor afstoting van de prothese), die zoals verdachte heeft verklaard duiden op verhoogde risico’s die met patiënten zijn besproken.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank niet gebleken dat verdachte zijn patiënten geen of onvoldoende informatie heeft gegeven over de behandeling, de risico’s, de operatietechnieken, de wijze van hechten en de staat van en de vooruitzichten met betrekking tot de gezondheid van de patiënt.
Ten onrechte zich voordoen als plastisch en/of cosmetisch chirurg
De rechtbank stelt vast dat op de website van de Citykliniek de volgende teksten waren vermeld:
“Dr. [naam verdachte] is een deskundig borstchirurg met zeer ruime ervaring in dit esthetisch vakgebied”; “Citykliniek is een kennis en zorgcentrum voor esthetische plastische chirurgie en cosmetische behandelingen”; “Unieke Citykliniek Kenmerken: Fulltime esthetische-/en plastisch chirurgen die werkzaam zijn met partner klinieken in Nederland en Engeland”; “Patient safety first: ervaren chirurgen”.
Voorts wordt verdachte op het door de Citykliniek opgestelde informed consent formulier dat patiënten ondertekenden aangeduid als “de behandelend chirurg, [naam verdachte]”.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich aldus tegenover patiënten ten onrechte heeft uitgegeven of voorgedaan als ware hij een volledig ter zake opgeleid en bekwaam plastisch chirurg. Verdachte was immers geen plastisch chirurg maar gynaecoloog.
De rechtbank is niet gebleken dat verdachte zichzelf heeft voorgesteld als plastisch en/of cosmetisch chirurg in het directe contact met aangeefsters. Weliswaar zijn er enkele aangeefsters die anders verklaren, maar de rechtbank kan niet in voldoende mate uitsluiten dat deze aangeefsters dit zo hebben beleefd, nu zij hebben verklaard over een operatie in een kliniek. Tegen die achtergrond valt goed voor te stellen dat de persoon die de operatie zal verrichten wordt gezien als een chirurg.
Dat verdachte geen, althans onvoldoende informatie heeft gegeven over zijn genoten opleiding en/of nascholing en/of specialisatie is ook niet gebleken.
Geen of onvoldoende informatie over zijn wijze van kliniekvoering
Dit verwijt houdt kort gezegd in dat verdachte geen of onvoldoende informatie heeft gegeven over het feit dat zijn kliniekvoering niet voldeed aan de geldende richtlijnen, protocollen en/of professionele standaard. Met de verdediging acht de rechtbank dit verwijt – zeker in relatie tot de overige verwijten – zeer dubbelzinnig. Aan de ene kant wordt verdachte immers (telkens) verweten niet of onvoldoende op de hoogte te zijn geweest van de geldende richtlijnen, protocollen en professionele standaard, terwijl het hem hier wordt aangerekend dat hij – ondanks het ontbreken van die wetenschap – zijn patiënten daarover niet of onvoldoende heeft ingelicht. Het Centraal Tuchtcollege heeft na sluiting van de Citykliniek weliswaar geoordeeld dat verdachte op een aantal punten niet voldeed aan richtlijnen, protocollen en de professionele standaard, maar dat was in de periode dat de Citykliniek geopend was nog niet vastgesteld. Daaruit kan dan ook niet worden afgeleid dat verdachte daarvan wetenschap had en hij dus een informatieplicht jegens zijn patiënten had. Het niet voldoen aan die informatieplicht kan hem dan ook niet worden verweten.
Verwijten onder het kopje “ten aanzien van de medische uitvoering/nazorg”
Gebruikmaken van de mamma-navigator
Verdachte zou volgens de tenlastelegging ook geen beroep kunnen doen op de medische exceptie, omdat hij bij de borstvergrotingen gebruik heeft gemaakt van de mamma-navigator, een apparaat zonder CE-goedkeuring dat niet past binnen de voor (cosmetische) chirurgen geldende professionele standaard, danwel waarvan het gebruik in combinatie met de dual plane operatietechniek niet conform de voor (cosmetische) artsen geldende professionele standaard is. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Verdachte heeft bij 8 van de 9 in de tenlastelegging genoemde personen met een borstoperatie gebruikt gemaakt van de mamma-navigator, een apparaat dat niet is voorzien van een CE-markering.
Ter terechtzitting was de mamma-navigator aanwezig en heeft de rechtbank deze bekeken. Verdachte heeft op advies van zijn raadsvrouw de mama-navigator niet gedemonstreerd. De raadsvrouw heeft in dat kader toegelicht dat een demonstratie ter terechtzitting met een oude, maandenlang in haar auto liggende prothese en een jarenlang ongebruikte en inmiddels stugge mamma-navigator geen representatief beeld geeft.
Verdachte heeft verklaard dat de mamma-navigator een hulpinstrument is om de prothese door een kleine opening in de pocket te krijgen. Het voordeel hiervan is dat slechts een kleine incisie nodig is, wat volgens verdachte cosmetisch de voorkeur heeft boven andere technieken. Deze borstpomp is ontwikkeld door fabrikant Arion in Nice. Verdachte heeft in de Wellness Kliniek leren werken met de mamma-navigator. Het gebruik is niet zo makkelijk en vereist de nodige ervaring, die hij in die kliniek heeft kunnen opdoen. Eenzelfde apparaat als wordt gebruikt in de Wellness Kliniek heeft hij gebruikt in de Citykliniek. Verdachte heeft een jarenlange, zeer goede ervaring met de mamma-navigator. In Amerika bestaat een soortgelijke methode voor het inbrengen van een prothese: de zogenaamde Keller-Funnel methode, maar daarmee heeft verdachte niet gewerkt.
Het dossier bevat een verklaring van een (voormalig) arts uit de Wellness Kliniek en van deskundigen en andere getuigen over de voor- en nadelen van het gebruik van de mamma-navigator. De meningen, ook van de tegenstanders van dat gebruik onderling bezien, zijn daarover niet eensluidend.
Steun voor de verklaring van verdachte kan worden gevonden in de achter de pleitnotities gevoegde verklaring d.d. 4 oktober 2014 van dr. J.L. Hoeyberghs, plastisch, esthetisch en reconstructief chirurg in Maaseik (België) en opleider van verdachte in de Wellness Kliniek. Hij beschrijft dat de mamma-navigator de transareolaire inbrengroute nog meer betrouwbaar maakt door de mogelijkheid om ook middels kleinere incisies op atraumatische wijze grote implantaten in te brengen. Collega’s van heinde en verre kwamen over de vloer om te proberen zich deze specifieke techniek eigen te maken. Uiteindelijk zijn duizenden patiënten goed geholpen met de mamma-navigator. Het blijft tot op de dag van vandaag voor beslagen chirurgen de voorkeursmethode voor het inbrengen van ruw-wand siliconen prothesen, zeker bij jongere patiënten. Op geen enkele wijze is deze methode nadelig in de aspecten van infectie, tepelgevoel, wondgenezing, nabloeding of symmetrie. Integendeel, door het gebruik van de mamma-navigator is het areola litteken minder zichtbaar, aldus Hoeyberghs.
Verschillende personen, onder wie meerdere plastisch chirurgen, plaatsen kritische kanttekeningen bij (het gebruik van) de mamma-navigator.
Aan J. Sluimers, plastisch chirurg, zijn de twee mamma-navigators die bij de doorzoeking van de woning van verdachte zijn aangetroffen, getoond. Naar zijn mening zijn deze ongeschikt om prothesen in te brengen. Door de spuitmond kunnen de prothesen worden beschadigd of vervormd. Een door Sluimers door de mamma-navigator geperste prothese kwam met veel kracht uit de spuitmond, was vervormd en herstelde niet meer in oude staat.
J.J. Hage, plastisch chirurg, heeft verklaard dat hij in de periode 1989-1992 bij het inbrengen van borstimplantaten bij transseksuele mannen een roestvrijstalen spuit heeft gebruikt. Dat apparaat was alleen geschikt voor gladde prothesen. Nadat hem de twee mamma-navigators die bij de doorzoeking van de woning van verdachte zijn aangetroffen, zijn getoond, heeft hij verklaard dat deze absoluut niet lijken op het door hem gebruikte apparaat. Bij de mamma-navigators kan men veel te veel druk opbouwen waardoor de prothese kapot kan gaan. Ook de opening is volgens Hage veel te klein. Hij zou de mamma-navigator nooit gebruiken omdat de kans op beschadiging te groot is. Hij heeft nooit gezien dat een dergelijk borstspuit door andere chirurgen werd gebruikt.
Deskundige M.A.H. Winters heeft na het bekijken van de foto’s van de mamma-navigator beschreven dat deze techniek niet algemeen in Nederland is aanvaard. Het apparaat voldoet niet aan eisen zoals reinigbaarheid, steriliseerbaarheid en ijkbaarheid.
Twee directeuren van verschillende medische groothandels, L.C. Hoogstraten en F.E.I. Schaaf, hebben hun aarzelingen over de bruikbaarheid uitgesproken, omdat controle op het inbrengen van prothesen op deze wijze lijkt te ontbreken.
Op grond van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat er kennelijk verschil van inzicht tussen de Belgische chirurg en de gehoorde getuigen en deskundigen bestaat over de vraag of het gebruik van de mamma-navigator past binnen de geldende professionele standaard voor cosmetische ingrepen. Verder stelt de rechtbank vast dat meerdere getuigen en deskundigen die kritische kanttekeningen hebben geplaatst bij het gebruik van de mamma-navigator tot dit oordeel zijn gekomen (slechts) na het zien van een foto van de mamma-navigator of door deze niet te gebruiken (door Sluimers) op de wijze zoals verdachte dit deed.
Daarnaast heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het in beginsel zo is dat de beroepsgroep de medisch professionele standaard bepaalt, maar dat de professionele standaard geen statisch, strikt aan landsgrenzen gebonden gegeven is. Met andere woorden, dat diverse deskundigen zélf geen ervaring hebben met de door verdachte gebruikte techniek, rechtvaardigt op zichzelf niet de conclusie dat die techniek daarom niet kan passen binnen de geldende professionele standaard.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat niet is komen vast te staan dat de door verdachte gebruikte mamma-navigator niet past of kan passen binnen de geldende professionele standaard en dat het gebruik daarvan in combinatie met de dual plane operatietechniek niet conform de voor (cosmetische) artsen geldende professionele standaard is of kan zijn.
Onvoldoende bekwaamheid Macslift en armliposuctie
Dit verwijt houdt in dat verdachte een zogenaamde “Macslift” en een armliposuctie heeft uitgevoerd, terwijl hij deze ingrepen kwantitatief onvoldoende heeft gedaan om zichzelf redelijkerwijs voldoende bekwaam te mogen achten.
Verdachte heeft ten aanzien van de Macslift bij de rechter-commissaris verklaard dat hij een driedaagse workshop heeft gedaan in de plastische chirurgie kliniek van dr. Tonnard en dr. Verpaele (de ontwikkelaars van de Macslift-techniek) in Gent en dat hij daarbij een certificaat heeft behaald. Deze workshop was onderdeel van zijn opleiding in de Wellness Kliniek en hij heeft praktische ervaring met de Macslift opgedaan in de Wellness Kliniek. Toen verdachte al Macslift-behandelingen uitvoerde, is hij nog een keer gaan kijken bij dr. Tonnard en dr. Verpaele. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij voorafgaand aan de behandeling opgenomen in de tenlastelegging ongeveer twintig Macslift-behandelingen heeft uitgevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte op basis van deze ervaring zichzelf redelijkerwijs voldoende bekwaam heeft kunnen achten. De rechtbank ziet zich daarin gesteund door een verklaring van plastisch chirurg dr. De Blécourt die heeft verklaard dat het resultaat van de door verdachte uitgevoerde Macslift bij aangeefster [slachtoffer 2] er qua hechtingen keurig uit zag. De enkele omstandigheid dat bij aangeefster [slachtoffer 2] een complicatie is opgetreden, die volgens deskundige Winters behalve door een kunstfout ook het gevolg kan zijn van een zeer ongelukkig verloop van de ingreep, leidt daarom niet zonder meer tot het oordeel dat verdachte zichzelf redelijkerwijs niet bekwaam had mogen achten.
Over de uitgevoerde armliposuctie heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij zichzelf bekwaam achtte tot het uitvoeren van deze behandeling, omdat hij al ongeveer 8 tot 10 armliposucties had verricht in de Wellness Kliniek. Voorts blijkt uit de verklaring van dr. Hoeyberghs hieromtrent, dat hij verdachte een meer dan gemiddelde ervaring en bekwaamheid toedicht bij onder meer liposuctie van romp en onderste ledematen. Op basis van deze ervaring met liposucties in het algemeen en armliposucties in het bijzonder acht de rechtbank de inschatting van verdachte dat hij zich redelijkerwijs voldoende bekwaam mocht achten voor het uitvoeren van een armliposuctie niet onbegrijpelijk of evident onjuist. Het enkele feit dat de armliposuctie bij aangeefster [slachtoffer 1] (ook in de ogen van verdachte) geen fraai resultaat heeft opgeleverd, leidt niet tot een andere conclusie.
Borstvergroting bij een man uitvoeren
Dit verwijt komt erop neer dat verdachte in strijd met de geldende protocollen en/of werkwijzen, althans zonder specifieke kennis en bekwaamheid een borstvergroting bij een man heeft uitgevoerd. Verdachte heeft verklaard dat hij heel veel heeft gelezen over de genderteams en daar als gynaecoloog affiniteit mee had. In de Wellness Kliniek heeft hij naar eigen zeggen twintig keer een borstvergroting bij een man/transseksueel verricht.
De in deze zaak geraadpleegde deskundigen beantwoorden de vraag of er specifieke kennis en bekwaamheid nodig is voor een borstvergroting bij een man verschillend. Deskundige Winters heeft verklaard dat de behandeling van transseksuele mannen in Nederland in het algemeen plaatsvindt via genderteams. Volgens deskundige Winters is specifieke kennis vereist om een borstvergroting bij een man, die genetisch anders is dan een vrouw, netjes te doen. Deskundige Schellekens vindt dat er geen specifieke kennis c.q. bekwaamheid is vereist voor het uitvoeren van een dergelijke ingreep. Het is een hele aparte groep maar het technisch handelen is volgens hem niet anders dan bij vrouwen.
Schellekens heeft op de vraag welke beroepsnormen/regels er gelden ten aanzien van borstvergrotingen bij mannen geantwoord dat daar geen geldende regels over zijn opgesteld en dat de richtlijnen voor de augmentatie van de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie daar ook niets over zeggen.
Uit de verklaringen van de deskundigen kan de rechtbank niet afleiden dat er algemeen geaccepteerde protocollen of werkwijzen zijn ten aanzien van borstvergrotingen bij mannen. Gelet op de verklaring van verdachte dat hij al twintig keer een borstvergroting had uitgevoerd bij een man en de omstandigheid dat in deze procedure niet is gebleken dat daarvoor wezenlijk andere vaardigheden nodig zijn dan bij borstvergrotingen bij vrouwen en dat hierover niets is vastgelegd in een protocol als onderdeel van de professionele standaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat verdachte met het uitvoeren van dergelijke ingrepen niet lege artis heeft gewerkt.
Niet of onvoldoende voorzien in adequate nazorg en geen brononderzoek gedaan
Verdachte zou volgens de tenlastelegging ook geen beroep kunnen doen op de medische exceptie omdat hij niet, althans onvoldoende, heeft voorzien in adequate nazorg voor zijn patiënten en/of geen adequaat (bron)onderzoek heeft gedaan toen hij constateerde, althans de diagnose stelde, dat patiënten zich met afstotingsverschijnselen bij hem meldden.
Verdachte heeft verklaard dat hij in de periode dat hij de aangeefsters in deze zaak heeft geopereerd wekelijks ongeveer negen behandelingen in de Citykliniek uitvoerde en daarnaast nog drie dagen per week in de Wellness Kliniek in België vele patiënten zag. De meerderheid van zijn behandelingen betrof borstvergrotingen.
Hij heeft het klinische beeld van wat later een infectie bleek te zijn telkens niet als een ernstige infectie herkend, maar meende dat hij te maken had met afstotingsverschijnselen, die hij ook wel een low-grade infectie noemde, een verschijnsel dat in zijn ervaring regelmatig voorkwam en meestal na enkele weken tot rust kwam. Zijn beleid was daarom een beleid van wat hij noemde “watchfull waiting”. Ter bestrijding van secundaire infecties schreef hij dan antibiotica voor. In de periode dat de Citykliniek geopend was heeft hij niet opgemerkt dat de frequentie van deze infectie hoger was dan gebruikelijk.
Toegespitst op de in de tenlastelegging genoemde personen heeft de nazorg tot het moment dat de Citykliniek op 26 juni 2009 werd gesloten blijkens het dossier als volgt plaatsgevonden.
Ten aanzien van [slachtoffer 1], geopereerd op 21 november 2008:
[slachtoffer 1] heeft, blijkens haar aangifte, in de eerste week na de operatie last gekregen van ontstekingsverschijnselen en die week een bezoek aan een wondverpleegkundige gebracht. Op 28 november 2008 is zij voor nacontrole naar de Citykliniek gegaan en heeft zij over de wondlekkage verteld. Verdachte vertelde haar toen dat alles goed zou komen. Blijkens het medisch journaal (blz. 63 van het zaaksdossier) is [slachtoffer 1] op 3 december 2008 naar haar huisarts gegaan. Hij heeft een wondinfectie vastgesteld en antibioticum voorgeschreven. Op 5 december 2008 is [slachtoffer 1] voor een tweede nacontrole naar de Citykliniek gegaan, volgens haar aangifte met groene pus uit haar wond. Verdachte heeft toen antibioticum voorgeschreven. Op 8 december 2008 heeft de huisarts van [slachtoffer 1] geconstateerd dat de ontsteking op zijn retour leek. In de week erna hebben verdachte en de huisarts van [slachtoffer 1] contact gehad, onder meer over de vraag of verdachte een kweek van [slachtoffer 1] had afgenomen. Onderling hebben zij besloten dat de huisarts de antibioticakuur zou verlengen. [slachtoffer 1] is, blijkens haar aangifte, hierna elke week bij de Citykliniek geweest. Op 19 december 2008 heeft verdachte in de Citykliniek vanwege “afstotingsverschijnselen” de prothese uit de rechter borst van [slachtoffer 1] verwijderd.
Met betrekking tot [slachtoffer 1] kan derhalve worden geconcludeerd dat verdachte, nadat de huisarts op 3 december 2009 een infectie bij haar had geconstateerd, op 5 december 2008 antibiotica heeft voorgeschreven, maar geen infectie heeft gezien en evenmin een kweek heeft afgenomen.
Ten aanzien van [slachtoffer 7], geopereerd op 24 december 2008:
Bij de eerste nacontrole, op 3 januari 2008, heeft verdachte de bij de operatie aangebrachte nietjes verwijderd. Blijkens haar aangifte begon het 2 dagen later te lekken op de plekken waar de nietjes zaten. Op 6 en 13 januari 2009 heeft verdachte telefonisch medegedeeld dat het lymfevocht betrof. Ook bij een bezoek aan de Citykliniek op 16 januari 2009 heeft verdachte verteld dat er niets aan de hand was. Hierna is [slachtoffer 7] naar haar huisarts gegaan. Hij heeft op 22 januari 2009 het een en ander geconstateerd (“gespannen vergrote borst links”, “roodheid”, “lekkende wond”, “veel sereus vocht”) en antibiotica voorgeschreven. In een aan verdachte gerichte verwijsbrief d.d. 29 januari 2009 heeft de huisarts aangegeven dat hij [slachtoffer 7] heeft gezien “ivm mastitis, roodheid, zwelling en pijnlijke plekken”, maar ook: “borst nu rustiger, nog wel veel te groot (vocht)”, “gaarne uw beleid”. Uit de aangifte van [slachtoffer 7] en de brief d.d. 23 juli 2009 van de huisarts volgt dat [slachtoffer 7] op 31 januari 2009 naar verdachte is gegaan. Volgens [slachtoffer 7] heeft verdachte wederom verteld dat er niets aan de hand was. Volgens de huisarts was dit een “onbevredigende controle”. Aan de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij op 31 januari 2009 heeft geconstateerd dat goed op de antibiotica werd gereageerd en dat [slachtoffer 7] tevreden de Citykliniek heeft verlaten, hecht de rechtbank dan ook geen geloof. Op 2 februari 2009 heeft de huisarts besloten tot spoedmammografie. Hierbij bleek sprake van vochtophoping en pocketvorming. Op 24 februari 2009 is in het Spaarne Ziekenhuis te Hoofddorp een abces in de linker borst van [slachtoffer 7] geconstateerd. Na een eerste bezoek op 25 februari 2009 aan de polikliniek van het Spaarne Ziekenhuis, is op 26 februari 2009 de prothese uit de linker borst van [slachtoffer 7] verwijderd. Uit een kweek is de pseudomonasbacterie aangetoond. Niet is gebleken dat dat resultaat met verdachte is gecommuniceerd.
Met betrekking tot [slachtoffer 7] kan derhalve worden geconcludeerd dat verdachte op 31 januari 2009 (en dus na meerdere bezoeken van [slachtoffer 7] aan haar huisarts) zich te afwachtend heeft opgesteld, een infectie heeft gemist en geen kweek heeft afgenomen.
Ten aanzien van [slachtoffer 3], geopereerd op 14 februari 2009:
Op 17 februari 2009 heeft [slachtoffer 3] met verdachte gebeld in verband met de pijn die zij had na haar operatie. Volgens haar aangifte heeft verdachte toen verteld dat zij zich geen zorgen hoefde te maken. Op 20 februari 2009 heeft zij een bezoek aan de Citykliniek gebracht. Verdachte heeft toen een tweede antibioticakuur voorgeschreven. Ook tijdens een telefoongesprek op 27 februari 2009 vertelde verdachte, aldus de aangifte, dat [slachtoffer 3] zich geen zorgen hoefde te maken. Bij een extra consult op 7 maart 2009 in de Citykliniek heeft verdachte weer antibiotica voorgeschreven. Op 27 maart 2009 is [slachtoffer 3] wederom met klachten naar de Citykliniek gegaan en heeft verdachte nogmaals antibiotica voorgeschreven. Blijkens het medisch journaal heeft de huisarts van [slachtoffer 3] op 31 maart 2009 een ontsteking in de rechter borst, puslekkage en een wondinfectie geconstateerd. Op 4 april 2009 heeft [slachtoffer 3] weer een bezoek aan de Citykliniek gebracht. Verdachte heeft toen wederom antibiotica voorgeschreven. Uit de ter terechtzitting overgelegde aantekeningen van verdachte blijkt dat hij op 10 april 2009 “afstotingsverschijnselen” heeft geconstateerd en Vancomycine (antibiotica) heeft voorgeschreven. Op 16 april 2009 heeft de huisarts puslekkage geconstateerd (“roder, harder, pijnlijker”) en [slachtoffer 3] doorverwezen naar verdachte. Op 17 april 2009 heeft verdachte in de Citykliniek de prothese uit de rechter borst van [slachtoffer 3] verwijderd en een kweek afgenomen. Uit het dossier blijkt niet wat het resultaat van deze kweek was.
Met betrekking tot [slachtoffer 3] kan derhalve worden geconcludeerd dat verdachte afwachtend is opgetreden, vaak antibiotica heeft voorgeschreven en pas laat (op 17 april 2009) een kweek heeft afgenomen, maar ook dat hij voortvarend (namelijk een dag na het consult bij de huisarts) de prothese uit de rechter borst van [slachtoffer 3] heeft verwijderd.
Ten aanzien van [slachtoffer 8], geopereerd op 20 februari 2009:
[slachtoffer 8] heeft in zijn aangifte verklaard dat er enige dagen na de operatie vocht lekte uit zijn borsten, ook na verwijdering van de nietjes. Volgens de aangifte zijn de nietjes 2 weken na de operatie eruit gehaald; volgens de aantekeningen van verdachte één week na de operatie. Op enig moment in maart 2009 (door de wijze van kopiëren van de aantekeningen van verdachte is de datum niet zichtbaar) heeft verdachte “seroomvorming” geconstateerd en explantatie geadviseerd. Daarachter staat geschreven: “wil niet”. Op 24 april 2009 is [slachtoffer 8] bij de Citykliniek langs geweest. [slachtoffer 8] en verdachte hebben een andere uitleg gegeven over wat verdachte toen tegen [slachtoffer 8] heeft gezegd. Wat daar ook van zij, de prothesen uit beide borsten zijn op 25 april 2009 in het Haga Ziekenhuis verwijderd. Uit een kweek is de pseudomonasbacterie aangetoond. Niet is gebleken dat dat resultaat met verdachte is gecommuniceerd.
Met betrekking tot [slachtoffer 8] kan verdachte derhalve, nu hij al in maart 2009 heeft geadviseerd tot explantatie, in het kader van de nazorg geen verwijt worden gemaakt.
Ten aanzien van [slachtoffer 9], geopereerd op 21 februari 2009:
[slachtoffer 9] heeft na de borstvergroting en een gezichtsverjongingsbehandeling aanvankelijk last gekregen van verkleuring rond haar ogen. Verdachte heeft daarop tijdens de eerste nacontrole op 28 februari 2009 crème meegegeven. In de aantekeningen van verdachte, behorend bij dit consult, staat vermeld: “nietjes verwijderd, verder g.b. (de rechtbank begrijpt: geen bijzonderheden), goede genezing, … gelaat, … lichte verkleuring”. Vanwege aanhoudende complicaties is [slachtoffer 9] hierna nog meermalen bij de Citykliniek langs geweest: op 5 maart 2009 (volgens de aantekeningen van verdachte) en op 27 of 28 maart 2009 (volgens haar aangifte). Daarnaast heeft ze nog een bezoek gebracht aan een huidkliniek en het Maasstad Ziekenhuis. Bij een nacontrole op 15 mei 2009 in de Citykliniek heeft verdachte medegedeeld dat de prothesen uit haar borsten moesten worden verwijderd. Aanvankelijk zou dat plaatsvinden op 12 juni 2009 in de Citykliniek, maar die afspraak is verzet naar een datum die ligt na de sluiting van de Citykliniek.
Gelet op deze gang van zaken kan met betrekking tot [slachtoffer 9] niet worden geconcludeerd dat verdachte in de nazorg tekort is geschoten.
Ten aanzien van [slachtoffer 10], geopereerd op 14 maart 2009:
Bij de eerste nacontrole, op 21 maart 2009, heeft verdachte de bij de operatie aangebrachte nietjes verwijderd. Blijkens haar aangifte begonnen haar borsten enkele dagen later vocht te lekken. Verdachte heeft haar in een telefoongesprek eind maart 2009 geadviseerd het vocht te deppen. Op 4 mei 2009 heeft de huisarts van [slachtoffer 10] het resultaat van de borstoperaties “redelijk teleurstellend” bevonden, omdat “de littekens erg onrustig en rood oogden”. Medio mei 2009, bij de tweede controle door verdachte, heeft verdachte in de Citykliniek de prothese uit de linker borst van [slachtoffer 10] verwijderd.
Met betrekking tot [slachtoffer 10] kan tegen deze achtergrond niet worden geconcludeerd dat verdachte tekort is geschoten in de nazorg.
Ten aanzien van [slachtoffer 4], geopereerd op 14 maart 2009:
[slachtoffer 4] heeft haar eerste klachten in de eerste week na de operatie niet met verdachte besproken. Zij heeft verdachte pas weer gesproken bij de eerste nacontrole op 21 maart 2009, waarbij de nietjes/krammen zijn verwijderd. Enkele dagen hierna heeft ze last gekregen van veel vochtverlies uit haar borsten. Daarover heeft ze telefonisch contact gehad met verdachte. Hij adviseerde om er een steriel gaasje tegen te houden en zei dat ze op 28 maart 2013 kon langskomen. Volgens de aantekeningen van verdachte heeft hij op 28 maart 2013 geconstateerd: “… roodheid, onderpool L>R”. Volgens de aangifte van [slachtoffer 4] heeft verdachte toen antibiotica voorgeschreven. Omdat de klachten vervolgens verergerden, heeft [slachtoffer 4] op 30 maart 2009 met verdachte gebeld. Hij heeft toen verteld dat zij zich geen zorgen hoefde te maken. Bij de volgende afspraak op 4 april 2009 in de Citykliniek heeft verdachte de prothesen uit beide borsten van [slachtoffer 4] verwijderd en drains geplaatst. Hierna hebben verdachte en [slachtoffer 4] elkaar niet meer gezien. Op 11 april 2009 heeft verdachte het door [slachtoffer 4] betaalde geld voor de operatie aan haar moeder teruggegeven. [slachtoffer 4] is na het aanhouden van klachten (via haar huisarts) in het Rijnland Ziekenhuis terecht gekomen. Uit een kweek aldaar is de pseudomonasbacterie aangetoond. Niet is gebleken dat dat resultaat met verdachte is gecommuniceerd.
Met betrekking tot [slachtoffer 4] kan derhalve worden geconcludeerd dat verdachte antibiotica heeft voorgeschreven, maar geen infectie heeft gezien en evenmin een kweek heeft afgenomen.
Ten aanzien van [slachtoffer 5], geopereerd op 10 april 2009:
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat [slachtoffer 5], behalve enkele telefoongesprekken en de nacontrole enkele dagen na de operatie, in verband met haar klachten contact heeft gezocht met verdachte en/of de Citykliniek. In de aantekeningen van verdachte over die controle staat vermeld: “2e dag na OK op re-mamma gevallen, nog blauw/gele verkleuring onderpool, nietjes verwijderd”.
Met betrekking tot [slachtoffer 5] kan derhalve niet worden geconcludeerd dat in de nazorg aan verdachte een verwijt valt te maken.
Ten aanzien van [slachtoffer 6], geopereerd op 10 april 2009:
[slachtoffer 6] is na de operatie 2 keer bij verdachte geweest. De eerste keer was op 17 april 2009. Volgens de aantekeningen van verdachte was er sprake van een “normale zwelling”. De tweede keer heeft verdachte geconstateerd: “nietjes verwijderd, g.b. (de rechtbank begrijpt: geen bijzonderheden), goede genezing”. Van ander contact tussen [slachtoffer 6] en verdachte is niet gebleken.
Met betrekking tot [slachtoffer 6] kan derhalve niet worden geconcludeerd dat in de nazorg aan verdachte een verwijt valt te maken.
Ten aanzien van [slachtoffer 2], geopereerd op 30 mei 2009:
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat [slachtoffer 2], behalve de nacontrole op 11 juni 2009, in verband met haar klachten contact heeft gezocht of gehad met verdachte en/of de Citykliniek.
Met betrekking tot [slachtoffer 2] kan derhalve niet worden geconcludeerd dat in de nazorg aan verdachte een verwijt valt te maken.
Conclusie ten aanzien van de medische exceptie
De rechtbank overweegt dat de lat voor strafrechtelijke aansprakelijkheid hoger ligt dan die voor civielrechtelijke of tuchtrechtelijke aansprakelijkheid. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat daarom niet iedere fout, ook al wordt die meermalen en in dezelfde context gemaakt, een beroep op de medische exceptie hoeft uit te sluiten. Tegen die achtergrond overweegt de rechtbank ter beantwoording van de vraag of verdachte een beroep op de medische exceptie toekomt, als volgt.
Het eerste vereiste voor een geslaagd beroep op de medische exceptie is dat de handeling medisch geïndiceerd is met het oog op een concreet behandelingsdoel. Hierover heeft geen discussie bestaan. Dit eerste vereiste staat derhalve niet in de weg aan een beroep op de medische exceptie.
Ten aanzien van het derde vereiste kan de beoordeling ook kort zijn. Alle aangeefsters hebben het informed consent formulier ondertekend. Bovendien is uit de aangiften voldoende duidelijke geworden dat zij allen de wens hadden een cosmetische ingreep door verdachte te laten doen.
Het is de rechtbank niet gebleken dat de deels onjuiste informatie op de website van de Citykliniek en op het informed consent formulier bepalend is geweest voor de verleende toestemming. De onjuiste informatie betreft immers het gebruik van een titel die verdachte niet had, maar de toestemming die door aangeefsters is gegeven betreft een behandeling die verdachte als cosmetisch arts bevoegd was om uit te voeren.
Het tweede vereiste voor een beroep op de medische exceptie is dat de handeling wordt verricht volgens de regelen der kunst. De rechtbank overweegt hierover als volgt. Uit het voorgaande blijkt dat verdachte de volgende tenlastegelegde verwijten kunnen worden gemaakt:
- 1.
de medische ingrepen zijn niet in een daartoe geschikte operatiekamer verricht;
- 2.
verdachte heeft onvoldoende zorg gedragen voor de reiniging en/of desinfectie van de (operatie)ruimten, het meubilair en de zogenaamde ‘Mamma-navigator’;
- 3.
verdachte heeft bij hooguit vier patiënten onvoldoende voorzien in adequate nazorg;
- 4.
verdachte heeft geen adequaat onderzoek gedaan toen hij constateerde dat meerdere patiënten zich met door hem als zodanig genoemde afstotingsverschijnselen bij hem meldden.
De rechtbank stelt vast dat voornoemde verwijten kunnen worden onderscheiden in de omstandigheden waaronder de medische ingrepen zijn uitgevoerd en de daarna gegeven nazorg en misdiagnose.
De onder 1 en 2 genoemde verwijten zien op de omgeving waarin en de omstandigheden waaronder verdachte zijn medische ingrepen uitvoerde. De rechtbank is van oordeel dat verdachte met name op het punt van zijn kliniekvoering nalatig is geweest en op een aantal punten niet heeft voldaan aan de professionele standaard. Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of verdachte zijn ingrepen ondanks deze nalatigheden volgens de regelen der kunst heeft verricht. De rechtbank oordeelt dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De omstandigheid dat verdachte niet verwijtbaar tekort is geschoten in de technische uitvoering van de medische ingrepen speelt in deze afweging een belangrijke rol. Voorts weegt de rechtbank mee dat het grootste gedeelte van het letsel dat bij aangeefsters is ontstaan is veroorzaakt door een bacteriële infectie waarvan de bron niet is vastgesteld. Daardoor kan niet worden vastgesteld in hoeverre verdachte een verwijt treft bij het ontstaan van de infecties bij zijn patiënten. Het is niet duidelijk of en, zo ja, in welke mate de verwijten die verdachte worden gemaakt daaraan hebben bijgedragen. Dit geldt te meer voor het onder 1 genoemde verwijt, nu deskundige Van den Broek heeft verklaard dat het niet aannemelijk is dat de bouwkundige situatie een belangrijke rol heeft gespeeld bij de besmetting en er geen verband bestaat tussen de luchtbehandeling in de operatiekamer en besmetting met de pseudomonasbacterie. Volgens Van den Broek valt zelfs niet uit te sluiten dat de besmetting ook kan zijn ontstaan door een technisch mankement in een gebruikt apparaat en dat het op zichzelf niets te maken hoeft te hebben met de hygiëne.
Ten aanzien van de onder 3 en 4 genoemde verwijten overweegt de rechtbank dat verdachte bij hooguit vier patiënten is tekort geschoten in het bieden van adequate nazorg en dat hij zonder goede reden heeft nagelaten om onderzoek te doen toen meerdere patiënten zich met afstotingsverschijnselen bij hem meldden. Ten aanzien van de meeste patiënten kan verdachte echter geen verwijt worden gemaakt, omdat hij die patiënten eenvoudigweg niet meer heeft teruggezien. Bij de behandeling van die patiënten die wel bij hem terugkwamen en bij wie verdachte ook na aanhouden van klachten geen kweek heeft afgenomen, was het beleid van “watchfull waiting” kennelijk onvoldoende en gebaseerd op een misdiagnose. Hoewel dit ernstige verwijten zijn voor een arts, kan daaruit niet worden afgeleid dat verdachte structureel tekortschoot in de nazorg. Daarbij moet ook worden opgemerkt dat wel is komen vast te staan dat in beginsel elke patiënt na een operatie een zogenoemde nazorgbrief meekreeg, dat verdachte, althans de Citykliniek, telefonisch goed bereikbaar was, dat een week na de operatie een eerste controle plaatsvond en dat meestal weer een week later een tweede controle plaatsvond.
Dit alles moet dan ook tot de conclusie leiden dat, hoewel verdachte verwijten zijn te maken over kliniekvoering en nazorg, deze verwijten niet zodanig zwaarwegend zijn dat hem een beroep op de medische exceptie moet worden ontzegd.
Nu verdachte een beroep op de medische exceptie toekomt, zijn de medische ingrepen bij de tien in de tenlastelegging genoemde personen niet wederrechtelijk verricht. Verdachte moet dan ook van het onder 1 ten laste gelegde in beide varianten worden vrijgesproken.
7. Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
De rechtbank dient met betrekking tot feit 2 te beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting door zich – kort gezegd – voor te stellen als chirurg, plastisch chirurg of borstchirurg en/of op een website de Citykliniek te presenteren als een chirurgisch centrum.
7.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat feit 2 wettig en overtuigend kan worden bewezen. Door een schijn van bevoegdheid en deskundigheid om zich heen te creëren, heeft verdachte een valse hoedanigheid aangenomen en zodoende patiënten verleid om zich tegen betaling door hem te laten opereren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van feit 2 dient te worden vrijgesproken. Niet alleen kan het oogmerk tot wederrechtelijke bevoordeling niet worden bewezen, maar ook kan niet worden gezegd dat patiënten zijn bewogen tot afgifte door de onjuiste vermeldingen op de website van de Citykliniek.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich tegenover de in de tenlastelegging genoemde personen heeft voorgedaan als ‘chirurg’, ‘plastisch chirurg’ en/of ‘borstchirurg’. De rechtbank kan – zoals hiervoor overwogen – niet in voldoende mate uitsluiten dat verschillende aangeefsters dit zo hebben beleefd, nu zij hebben verklaard over een operatie in een kliniek. Tegen die achtergrond valt goed voor te stellen dat de persoon die de operatie zal verrichten wordt gezien als een chirurg.
De rechtbank stelt vast dat, ondanks de omstandigheid dat op de Citykliniek geen chirurg werkzaam was, op de website van de Citykliniek stond vermeld:
"Dr [naam verdachte] is een deskundig borstchirurg met zeer ruime ervaring in dit esthetisch vakgebied",
"Citykliniek is een kennis en zorgcentrum voor esthetische plastische
chirurgie",
"Unieke Citykliniek kenmerken: fulltime esthetisch -/en plastisch chirurgen
die werkzaam zijn met partner klinieken in Nederland en Engeland" en
"Patient safety first: ervaren chirurgen en/of Center for Advanced Cosmetic
Bio-Surgery" en/of State of the art Medical Facility".
De rechtbank overweegt dat de afzonderlijk door de Wet BIG erkende specialistentitel chirurg aan artsen met de betreffende titel is voorbehouden. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet BIG is het degene wie het recht tot het voeren van een krachtens deze wet erkende specialisten-titel niet toekomt op grond van het eerste lid, verboden deze titel of een daarop gelijkende benaming te voeren. Verdachte, die een arts, maar geen chirurg was, mocht dan ook die titel niet voeren.
Bij gebreke van een chirurg was ook de vermelding over meerdere “chirurgen” op de website van de Citykliniek onjuist. De stelling van verdachte, inhoudende dat hij daarmee heeft gedoeld op de situatie in de Wellness Kliniek in België, kan hem niet baten, nu die nuance niet stond vermeld op de website.
De rechtbank acht echter niet wettig en overtuigend bewezen dat de in de tenlastelegging genoemde personen zijn bewogen tot afgifte van geldbedragen aan verdachte juist doordat zij meenden dat verdachte meer dan een cosmetisch arts en wel een chirurg was. Uit de diverse aangiften blijkt veeleer dat andere factoren, zoals de locatie in Den Haag, de verzorgde indruk van de kliniek en de goede presentatie van verdachte, hebben geleid tot de beslissing om een behandelingsovereenkomst aan te gaan.
Verdachte dient dan ook bij gebrek aan bewijs van feit 2 te worden vrijgesproken.
8. De vorderingen van de benadeelde partijen
8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
Als benadeelde partijen hebben zich gevoegd ter zake een vordering tot schadevergoeding:
- -
[slachtoffer 3] tot een bedrag van € 19.262.49;
- -
[slachtoffer 7] tot een bedrag van € 16.374,78;
- -
[slachtoffer 4] tot een bedrag van € 11.840,67;
- -
[slachtoffer 6] tot een bedrag van € 105.643,02;
- -
[slachtoffer 5] tot een bedrag van € 120.290,00;
- -
[slachtoffer 2] tot een bedrag van € 22.106,80;
- -
[slachtoffer 10] tot een bedrag van € 16.448,00;
- -
[slachtoffer 9] tot een bedrag van € 18.106,57.
De benadeelde partijen hebben allen verzocht hun vordering te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en de schadevergoedingsmaatregel toe te passen.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien verdachte van de hem ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partijen dienen te worden veroordeeld in de kosten die verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 3], [slachtoffer 7], D. [slachtoffer 4], [slachtoffer 6], [slachtoffer 5], [slachtoffer 2], [slachtoffer 10] en [slachtoffer 9] niet-ontvankelijk zijn en dat de benadeelde partijen deze vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.N. Pabbruwe, voorzitter,
mrs. S.M. Krans en A.M. Boogers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Woertman en R. Verbauwen MSc, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2014.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 30‑10‑2014
Zie EHRM 8 juni 1976, NJ 1978, 223 (Engel e.a. t. Nederland)
Zie HR 1 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BM9102, r.o. 2.9.1.
Zie HR 1 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BM9102, r.o. 2.8. en voor de voortzetting van deze koers bijv. ook HR 15 mei 2012, ECLI:HR:2012:BW5166, r.o. 2.3.4. en HR 18 februari 2014, ECLI:NLHR:2014:348