Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 7
Artikel 450 [Toestemming patiënt]
Geldend
Geldend vanaf 15-12-1995
- Bronpublicatie:
06-12-1995, Stb. 1995, 592 (uitgifte: 01-01-1995, kamerstukken: 24259)
- Inwerkingtreding
15-12-1995
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-12-1995, Stb. 1995, 592 (uitgifte: 01-01-1995, kamerstukken: 24259)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Individuele gezondheidszorg
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
1.
Voor verrichtingen ter uitvoering van een behandelingsovereenkomst is de toestemming van de patiënt vereist.
2.
Indien de patiënt minderjarig is en de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, is tevens de toestemming van de ouders die het gezag over hem uitoefenen of van zijn voogd vereist. De verrichting kan evenwel zonder de toestemming van de ouders of de voogd worden uitgevoerd, indien zij kennelijk nodig is teneinde ernstig nadeel voor de patiënt te voorkomen, alsmede indien de patiënt ook na de weigering van de toestemming, de verrichting weloverwogen blijft wensen.
3.
In het geval waarin een patiënt van zestien jaren of ouder niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, worden door de hulpverlener en een persoon als bedoeld in de leden 2 of 3 van artikel 465, de kennelijke opvattingen van de patiënt, geuit in schriftelijke vorm toen deze tot bedoelde redelijke waardering nog in staat was en inhoudende een weigering van toestemming als bedoeld in lid 1, opgevolgd. De hulpverlener kan hiervan afwijken indien hij daartoe gegronde redenen aanwezig acht.