Einde inhoudsopgave
Besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid
Artikel 4 Criteria hoogte specifieke uitkering
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2022
- Bronpublicatie:
09-12-2021, Stb. 2022, 4 (uitgifte: 04-01-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-03-2022, Stb. 2022, 114 (uitgifte: 16-03-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Primair onderwijs
Jeugdbeleid / Onderwijs
Onderwijsfinanciën / Algemeen
1.
De hoogte van de uitkering bedraagt per kalenderjaar per gemeente de uitkomst van de formule (H + I) × (J / K), waarbij:
H = de helft van de achterstandsscore in die gemeente zoals door het Centraal bureau voor de statistiek is vastgesteld op basis van de onderwijsscores op de teldatum één jaar voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar;
I = de helft van de achterstandsscore in die gemeente zoals door het Centraal bureau voor de statistiek is vastgesteld op basis van de onderwijsscores op de teldatum twee jaar voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar;
J = het voor het betreffende kalenderjaar in het kader van de Rijksbegroting beschikbare bedrag voor het doen van de uitkering, bedoeld in artikel 163 WPO, verminderd met het bedrag dat nodig is voor de aanvullingen op de uitkering, bedoeld in het tweede lid;
en
K = de helft van de som van de achterstandsscores van alle gemeenten gezamenlijk zoals door het Centraal bureau voor de statistiek is vastgesteld op basis van de onderwijsscores op de teldata één jaar en twee jaar voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar.
2.
Indien de factor A bedoeld in artikel 3, eerste lid, op de teldatum één jaar of twee jaar voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar groter is dan 0 en de hoogte van de uitkering berekend op grond van het eerste lid minder bedraagt dan € 64.000, wordt de uitkering voor de betreffende gemeente vastgesteld op € 64.000.
3.
In afwijking van het eerste en tweede lid wordt bij de berekening van de achterstandsscore:
- a.
voor het kalenderjaar 2022:
- 1°
bij factor H uitgegaan van de onderwijsscores op 1 oktober 2020;
- 2°
bij factor I uitgegaan van de onderwijsscores op 1 oktober 2019;
- 3°
bij factor K uitgegaan van de onderwijsscores op 1 oktober 2020 en 1 oktober 2019;
- 4°
in het tweede lid uitgegaan van factor A op 1 oktober 2020 of 1 oktober 2019;
- b.
voor het kalenderjaar 2023:
- 1°
bij factor H uitgegaan van de onderwijsscores op 1 oktober 2021;
- 2°
bij factor I uitgegaan van de onderwijsscores op 1 oktober 2020;
- 3°
bij factor K uitgegaan van de onderwijsscores op 1 oktober 2021 en 1 oktober 2020;
- 4°
in het tweede lid uitgegaan van factor A op 1 oktober 2021 of 1 oktober 2020.