Einde inhoudsopgave
Besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid
Artikel 3 Achterstandsscore gemeente
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2022
- Bronpublicatie:
09-12-2021, Stb. 2022, 4 (uitgifte: 04-01-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-03-2022, Stb. 2022, 114 (uitgifte: 16-03-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Primair onderwijs
Jeugdbeleid / Onderwijs
Onderwijsfinanciën / Algemeen
1.
Het Centraal bureau voor de statistiek berekent jaarlijks de achterstandsscore van elke gemeente op basis van gegevens op de teldatum op basis van:
- a.
de onderwijsscores van alle kinderen in de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar die op de teldatum zijn ingeschreven in de basisregistratie personen, bedoeld in artikel 1.2 van de Wet basisregistratie personen, en die woonachtig zijn in de betreffende gemeente; en
- b.
de onderwijsscores van alle leerlingen van alle basisscholen die op de teldatum zijn ingeschreven op een basisschool in die gemeente en van wie het persoonsgebonden nummer tezamen met de basisgegevens, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet register onderwijsdeelnemers binnen vier weken na die dag zijn opgenomen in het register onderwijsdeelnemers overeenkomstig artikel 14 van de Wet register onderwijsdeelnemers.
2.
De achterstandsscore van een gemeente is de uitkomst van de formule A – B en wordt als volgt berekend:
A = | som van de uitkomsten van de formule C – D voor alle kinderen in de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar en alle leerlingen van de basisscholen in de gemeente die behoren tot de 15% van alle kinderen in de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar en alle leerlingen van alle basisscholen met de laagste onderwijsscore, waarbij: |
C = landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle kinderen in de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar en alle leerlingen van alle basisscholen; | |
D = onderwijsscore van het kind in de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar of de leerling van een basisschool in de gemeente. | |
B = | E × F × (C−G) waarbij |
E = het aantal kinderen in de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar en aantal leerlingen van de basisscholen in de gemeente; | |
F = 5%; | |
C = landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle kinderen in de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar en alle leerlingen van alle basisscholen; | |
G = landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle kinderen in de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar en alle leerlingen van de basisscholen in de gemeente die behoren tot de 15% van alle kinderen in de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar en alle leerlingen van alle basisscholen met de laagste onderwijsscore. |
3.
De achterstandsscore wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen. Indien de achterstandsscore negatief is, wordt deze gelijkgesteld aan nul.
4.
Het Centraal bureau voor de statistiek verstrekt jaarlijks aan Onze Minister de achterstandsscores van de gemeenten zoals die op grond van dit artikel zijn berekend en maakt deze zo spoedig mogelijk daarna openbaar.
5.
Bij de toepassing van dit artikel blijven scholen als bedoeld in artikel 193 WPO en de leerlingen van die scholen buiten beschouwing.