NJ 2016/4
Ontnemingsprocedure: in beginsel geen vergoeding kosten rechtsbijstand cfm art. 591a Sv.
HR 22-09-2015, ECLI:NL:HR:2015:2758, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 september 2015
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan, E.S.G.N.A.I. van de Griend
- Zaaknummer
15/02946
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Noot
J.M. Reijntjes
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS110673:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:2758, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑09‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:1876, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑07‑2015
- Wetingang
Essentie
Cassatie in het belang der wet.
De HR heeft in HR NJ 2001/509 o.g.v. de wetssystematiek geoordeeld dat de behandeling van een ontnemingsvordering niet een afzonderlijke, van de hoofdzaak te onderscheiden ‘zaak’ cfm art. 591a Sv is. Er is geen grond dit oordeel te heroverwegen, nu de bedoelde wetssystematiek sindsdien niet is gewijzigd. Bovendien zal de wetgever de onderhavige regelgeving mogelijk (ingrijpend) herzien. Opmerking verdient echter dat als de hoofdzaak is geëindigd zonder straf, maatregel of toepassing van art. 9a Sr, de ontnemingsprocedure bezwaarlijk kan worden aangemerkt als voorzetting van de vervolging ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.