NJ 2001, 509
Cassatie in belang der wet. Uitleg ‘zaak’ cfm. 591a lid 1 en 2 Sv met oog op 36e Sr.
HR 08-05-2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1509, m.nt. J. de Hullu
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 mei 2001
- Magistraten
G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, F.H. Koster, G.J.M. Corstens, J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
03910/00
- Conclusie
A-G Fokkens
- Noot
J. de Hullu
- LJN
AB1509
- JCDI
JCDI:ADS145547:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:AB1509, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑05‑2001
- Wetingang
Sv art. 591a lid 1; Sv art. 591a lid 2; Sr art. 36e
Essentie
Cassatie in het belang der wet. Uitleg ‘zaak’ cfm. art. 591a lid 1 en 2 Sv. De behandeling van een ontnemingsvordering cfm. art. 36e Sr moet niet worden aangemerkt als een afzonderlijke, van de hoofdzaak te onderscheiden zaak in de betekenis die aan de term ‘zaak’ cfm. art. 591a lid 1 en 2 toekomt. Het Hof heeft ten onrechte een schadevergoeding toegekend omdat het openbaar ministerie in de ontnemingszaak niet-ontvankelijk is verklaard in zijn vordering, nu de hoofdzaak was geëindigd met schuldigverklaring zonder toepassing van straf.