Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel
Artikel 21 Poging en medeplichtigheid of uitlokking
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2008
- Bronpublicatie:
16-05-2005, Trb. 2006, 99 (uitgifte: 12-05-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-05-2010, Trb. 2010, 160 (uitgifte: 25-05-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
1.
Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig kunnen zijn om medeplichtigheid aan of uitlokking van elk van de overeenkomstig de artikelen 18 en 20 van dit Verdrag omschreven feiten, indien zulks opzettelijk geschiedt, strafbaar te stellen.
2.
Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig kunnen zijn om een poging tot het plegen van een van de in de artikelen 18 en 20, onderdeel a, van dit Verdrag omschreven feiten, indien zulks opzettelijk geschiedt, strafbaar te stellen.