Einde inhoudsopgave
Reglement van orde van de Raad
Artikel 3 Agenda
Geldend
Geldend vanaf 01-12-2009
- Redactionele toelichting
Deze wijziging wordt van kracht op 11-12-2009. Overeenkomstig het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie is lid 3 van dit artikel van toepassing op de ontwerp-wetgevingshandelingen die vanaf de dag van inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon worden vastgesteld en doorgestuurd.
- Bronpublicatie:
01-12-2009, PbEU 2009, L 325 (uitgifte: 01-12-2009, regelingnummer: 2009/937/EU)
- Inwerkingtreding
01-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-12-2009, PbEU 2009, L 325 (uitgifte: 01-12-2009, regelingnummer: 2009/937/EU)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
De voorzitter stelt voor iedere zitting de voorlopige agenda op, rekening houdend met het 18-maandenprogramma van de Raad. De agenda wordt ten minste veertien dagen voor de aanvang van de zitting aan de overige leden van de Raad en aan de Commissie toegezonden. Hij wordt op hetzelfde tijdstip naar de nationale parlementen van de lidstaten gezonden.
2.
De voorlopige agenda bevat de punten waarvoor het door een lid van de Raad of door de Commissie ingediende verzoek tot agendering en, in voorkomend geval, de daarop betrekking hebbende documentatie, ten minste zestien dagen voor de aanvang van de zitting op het secretariaat-generaal zijn ontvangen. Op de voorlopige agenda wordt tevens door middel van een asterisk aangegeven over welke punten het voorzitterschap, een lid van de Raad of de Commissie een stemming kunnen vragen. Een punt wordt aldus aangeduid zodra aan alle procedurele vereisten van de Verdragen is voldaan.
3.
Indien de periode van acht weken genoemd in het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie en het Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid van toepassing is, worden de punten betreffende de aanneming van een wetgevingshandeling of een standpunt in eerste lezing in het kader van een gewone wetgevingsprocedure pas met het oog op een besluit op de voorlopige agenda geplaatst nadat de genoemde periode van acht weken is verstreken.
De Raad kan van de in de eerste alinea genoemde periode van acht weken afwijken ten aanzien van het agenderen van een punt waarvoor de in artikel 4 van het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie bedoelde uitzondering in spoedeisende gevallen geldt. De Raad spreekt zich uit overeenkomstig de stemprocedure die geldt voor het aannemen van het betreffende besluit of standpunt.
Behalve in naar behoren gemotiveerde dringende gevallen moeten tussen de plaatsing van een ontwerp van wetgevingshandeling op de voorlopige agenda van de Raad en de vaststelling van een standpunt tien dagen verstrijken (2).
4.
Op de voorlopige agenda kunnen slechts de punten worden geplaatst waarvoor de documentatie uiterlijk op de verzenddatum van deze agenda aan de leden van de Raad en aan de Commissie wordt toegezonden.
5.
Het secretariaat-generaal doet aan de leden van de Raad en aan de Commissie de verzoeken tot agendering van punten en de documentatie toekomen waarvoor de bovengenoemde termijnen niet in acht zijn genomen.
Tenzij de urgentie gebiedt anders te handelen en onverminderd lid 3, worden punten die betrekking hebben op ontwerp-wetgevingshandelingen waarvan het Coreper de behandeling niet uiterlijk aan het einde van de week voorafgaand aan de week vóór de zitting heeft voltooid, door het voorzitterschap van de voorlopige agenda afgevoerd.
6.
De voorlopige agenda wordt gesplitst in twee delen, die gewijd zijn aan beraadslagingen over wetgevingshandelingen respectievelijk niet-wetgevingswerkzaamheden. Het eerste deel wordt ‘Wetgevingsberaadslagingen’ genoemd en het tweede deel ‘Niet-wetgevingswerkzaamheden’.
De punten in de respectieve delen van de voorlopige agenda, worden gesplitst in A- en B-punten. Als A-punt worden de punten opgenomen die de Raad zonder debat kan goedkeuren, met dien verstande dat ieder lid van de Raad, alsmede de Commissie, bij de goedkeuring ervan zijn mening kenbaar kan maken en verklaringen in de notulen kan laten opnemen.
7.
De agenda wordt bij de aanvang van iedere zitting door de Raad vastgesteld. Punten die niet op de voorlopige agenda voorkomen, kunnen slechts met eenparigheid van stemmen op de agenda worden geplaatst. Aldus geagendeerde punten kunnen in stemming worden gebracht indien aan alle procedurele vereisten van de Verdragen is voldaan.
8.
Indien een standpuntbepaling ten aanzien van een A-punt evenwel aanleiding kan geven tot een nieuw debat of indien een lid van de Raad of de Commissie hierom verzoekt, wordt dit punt van de agenda afgevoerd, tenzij de Raad anders beslist.
9.
Elk verzoek om een punt onder ‘diversen’ op te nemen, gaat vergezeld van een schriftelijke toelichting.
Voetnoten
Deze alinea is een letterlijke weergave van artikel 4 van het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen.