Hof Den Haag, 24-05-2017, nr. 22-000426-15, nr. 09-754014-12
ECLI:NL:GHDHA:2017:1525
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
24-05-2017
- Zaaknummer
22-000426-15
09-754014-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2017:1525, Uitspraak, Hof Den Haag, 24‑05‑2017; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:39
Uitspraak 24‑05‑2017
Inhoudsindicatie
Artt. 273a (oud) en 273f Sr. Mensenhandel. Criteria uitbuiting. Aard en duur van de te verrichten activiteit, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald. De in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven dienen als referentiekader te worden gehanteerd. In casu redengevend voor vaststellen uitbuitingssituatie zijn o.a. het iedere dag verrichten van huishoudelijke werkzaamheden (schoonmaken, koken, boodschappen doen) en het vanaf vroege leeftijd verantwoordelijkheid dragen voor de zorg voor de jonge kinderen van de verdachte. De lange duur van de bewezenverklaarde periode (ruim 6 jaren) en de jonge leeftijd van het slachtoffer gedurende een groot deel van die bewezenverklaarde periode. Geen enkele aandacht vanuit de verdachte en de medeverdachte voor de persoonlijke ontwikkeling en het fysieke en psychische welzijn van het slachtoffer. Het volledig onthouden van enige vorm van onderwijs of bezoek aan huisarts of tandarts voor medische controle en/of medische zorg. Substantieel financieel voordeel door verdachte en medeverdachte als gevolg van de door het slachtoffer verrichte werkzaamheden. De grenzen van de ruime marges waarin kinderen participeren in het gezin zijn in zeer ernstige mate overschreden. Oogmerk van uitbuiting. Wetenschap bij de verdachte dat het slachtoffer op structurele basis werkzaamheden verrichtte die niet pasten bij haar jonge leeftijd gelet op de aard van het werk en de mate van verantwoordelijkheid die daarmee samenhing. Ook de omstandigheid dat eigen kinderen van de verdachte geen vergelijkbare taken opgedragen kregen, wel dagelijks naar school gingen en wel preventieve medische zorg in de vorm van controles door de huisarts en de tandarts kregen is van belang. Wetenschap bij de verdachte dat het slachtoffer door haar leeftijd, illegale status in Nederland, gebrekkige kennis van de Nederlandse taal, sociale isolement, moeizame familiesituatie in Turkije en de angst om teruggestuurd te worden naar Turkije, sterk afhankelijk was van de verdachte en de medeverdachte en zich niet kon onttrekken aan de situatie.
Rolnummer: 22-000426-15
Parketnummer: 09-754014-12
Datum uitspraak: 24 mei 2017
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 januari 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren te [plaats] (Turkije) op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 8 september 2015 en 12 mei 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. Verder is aan de verdachte een contactverbod opgelegd dat dadelijk uitvoerbaar is. Tot slot is de vordering van de benadeelde partij toegewezen zoals nader omschreven in het bestreden vonnis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte ten aanzien van de door de rechtbank gegeven (deel)vrijspraken niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het bepaalde in artikel 407, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) brengt mee dat in hoger beroep in beginsel een nieuwe behandeling en beoordeling van de gehele zaak plaatsvindt. Dit heeft tot gevolg dat in beginsel alle onderdelen van het ten laste gelegde feit waarvan de rechter in eerste aanleg heeft vrijgesproken — met bewezenverklaring van het overige — aan het oordeel van de rechter in hoger beroep zijn onderworpen. In geval van een (impliciet) cumulatieve tenlastelegging kan het hoger beroep beperkt worden.
Voor de onderhavige strafzaak betekent dit dat de feiten zoals die onder 1, 2 en 3 zijn ten laste gelegd in zijn geheel – ook voor wat betreft de onderdelen waarvan in eerste aanleg is vrijgesproken – aan het oordeel van het hof zijn onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 4 oktober 2006 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [het slachtoffer] (geboren op 5 oktober 1990) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [het slachtoffer], terwijl deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader
- die [het slachtoffer] naar Nederland laten overbrengen en/of overgebracht en/of
- die [het slachtoffer] (illegaal) gehuisvest in zijn/hun woning en/of
- die [het slachtoffer] als hulp in de huishouding en/of schoonmaker en/of oppas laten werken in zijn/hun woning, althans die [het slachtoffer] huishoudelijke werkzaamheden laten verrichten en/of zorgtaken voor een of meer van hun, verdachtes, kinderen laten verrichten;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 oktober 2006 tot en met 4 oktober 2008 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [het slachtoffer] (geboren op 5 oktober 1990) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [het slachtoffer], terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader
- die [het slachtoffer] naar Nederland laten overbrengen en/of overgebracht en/of
- die [het slachtoffer] (illegaal) gehuisvest in zijn/hun woning en/of
- die [het slachtoffer] als hulp in de huishouding en/of schoonmaker en/of oppas laten werken in zijn/hun woning, althans die [het slachtoffer] huishoudelijke werkzaamheden laten verrichten en/of zorgtaken voor een of meer van hun, verdachtes, kinderen laten verrichten;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 oktober 2008 tot en met 3 september 2011 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [het slachtoffer] (geboren op 5 oktober 1990) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld of één of meer feitelijkheden en/of door afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting die [het slachtoffer]
en/of
die [het slachtoffer], (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, dan wel enige handeling(en) heeft/hebben ondernomen waarvan hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die [het slachtoffer], zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader
- die [het slachtoffer] (illegaal) gehuisvest in zijn/hun woning en/of
- die [het slachtoffer] als hulp in de huishouding en/of schoonmaker en/of oppas laten werken in zijn/hun woning, althans die [het slachtoffer] huishoudelijke werkzaamheden laten verrichten en/of zorgtaken voor een of meer van hun, verdachtes, kinderen laten verrichten en/of
- die [het slachtoffer] zonder geldige verblijfstatus in Nederland laten verblijven en/of
- die [het slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, geslagen met de hand in/tegen het gezicht en/of hoofd, althans tegen het lichaam, en/of
- aan die [het slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, toegevoegd de woorden "als je naar buiten gaat, dan word je opgepakt door de politie en teruggestuurd naar Turkije", althans woorden van gelijke strekking,
terwijl die [het slachtoffer] illegaal in Nederland verbleef en/of de Nederlandse taal niet (goed) machtig was en/of zich in een geïsoleerde posititie bevond.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het bestreden vonnis zal worden bevestigd.
Het bestreden vonnis
Het bestreden vonnis kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 4 oktober 2006 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [het slachtoffer] (geboren op 5 oktober 1990) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [het slachtoffer], terwijl deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader
- die [het slachtoffer] naar Nederland laten overbrengen en/of overgebracht en/of
- die [het slachtoffer] (illegaal) gehuisvest in zijn/hun woning en/of
- die [het slachtoffer] als hulp in de huishouding en/of schoonmaker en/of oppas laten werken in zijn/hun woning, althans die [het slachtoffer] huishoudelijke werkzaamheden laten verrichten en/of zorgtaken voor een of meer van hun, verdachtes, kinderen laten verrichten;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 oktober 2006 tot en met 4 oktober 2008 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [het slachtoffer] (geboren op 5 oktober 1990) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [het slachtoffer], terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader
- die [het slachtoffer] naar Nederland laten overbrengen en/of overgebracht en/of
- die [het slachtoffer] (illegaal) gehuisvest in zijn/hun woning en/of
- die [het slachtoffer] als hulp in de huishouding en/of schoonmaker en/of oppas laten werken in zijn/hun woning, althans die [het slachtoffer] huishoudelijke werkzaamheden laten verrichten en/of zorgtaken voor een of meer van hun, verdachtes, kinderen laten verrichten;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 oktober 2008 tot en met 3 september 2011 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [het slachtoffer] (geboren op 5 oktober 1990) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld of één of meer feitelijkheden en/of door afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [het slachtoffer]
en/of
die [het slachtoffer], (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, dan wel enige handeling(en) heeft/hebben ondernomen waarvan zij, verdachte, wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die [het slachtoffer], zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader
- die [het slachtoffer] (illegaal) gehuisvest in zijn/hun woning en/of
- die [het slachtoffer] als hulp in de huishouding en/of schoonmaker en/of oppas laten werken in zijn/hun woning, althans die [het slachtoffer] huishoudelijke werkzaamheden laten verrichten en/of zorgtaken voor een of meer van hun, verdachtes, kinderen laten verrichten en/of
- die [het slachtoffer] zonder geldige verblijfstatus in Nederland laten verblijven en/of
- die [het slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, geslagen met de hand in/tegen het gezicht en/of hoofd, althans tegen het lichaam, en/of
- aan die [het slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, toegevoegd de woorden "als je naar buiten gaat, dan word je opgepakt door de politie en teruggestuurd naar Turkije", althans woorden van gelijke strekking,
terwijl die [het slachtoffer] illegaal in Nederland verbleef en/of de Nederlandse taal niet (goed) machtig was en/of zich in een geïsoleerde posititie bevond.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verweer inzake het verschoningsrecht
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verklaringen van de echtgenote van de verdachte, de medeverdachte, uitgesloten dienen te worden van het bewijs, omdat de politie haar ten onrechte niet heeft gewezen op haar verschoningsrecht.
Het hof overweegt dat de wetgever opsporingsambtenaren niet heeft verplicht om personen die door hen als getuige worden gehoord uitdrukkelijk te wijzen op de onder omstandigheden bestaande mogelijkheid zich te verschonen van het beantwoorden van bepaalde aan hen gestelde vragen (vergelijk: Hoge Raad 30 augustus 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT7091, NJ 2005, 543).
Het standpunt dat de politie in dit geval door het nalaten de echtgenote van de verdachte te wijzen op haar verschoningsrecht, vormen heeft verzuimd, vindt dan ook geen steun in het recht. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Nadere overwegingen
Verweer betreffende de uitbuiting
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is van een uitbuitingssituatie en dat het oogmerk van uitbuiting op geen enkele wijze uit het dossier blijkt.
Het hof overweegt het volgende.
Feiten en omstandigheden
Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting. Deze feiten zijn relevant voor het bewijs van de uitbuitingssituatie.
Het gaat in deze zaak om [het slachtoffer] (verder: [het slachtoffer]). Zij is het nichtje van de verdachte, [de verdachte], en zijn vrouw [de medeverdachte]. [het slachtoffer] is afkomstig uit [plaats], Turkije. Toen [het slachtoffer] nog in Turkije woonde, hebben haar vader en grootvader haar moeder neergestoken, omdat zij een relatie met een andere man kreeg. Vader en grootvader hebben vanwege dit feit een gevangenisstraf uitgezeten. Nadat haar vader uit de gevangenis kwam, begon hij [het slachtoffer] te mishandelen omdat hij haar mede schuldig achtte aan het overspel van haar moeder.
[het slachtoffer] is op jonge leeftijd, omstreeks 2000, met familie naar Nederland gekomen. [het slachtoffer] heeft vanaf 2003 tot 3 september 2011 illegaal in het gezin van medeverdachte [de medeverdachte] en verdachte [de verdachte], in hun huis aan de [adres] gewoond.
Tot het gezin van [de medeverdachte] en [de verdachte] behoren vier kinderen: [betrokkene 1], geboren op 5 juli 1993, [betrokkene 2], geboren op 9 september 2000, [betrokkene 3], geboren op 30 december 2004 en [betrokkene 4], geboren op 11 januari 2008.
[het slachtoffer] heeft verklaard dat zij de dagelijkse zorg had voor [betrokkene 2] vanaf het moment dat [betrokkene 2] 3 jaar oud was. Als [de medeverdachte] de deur uit ging, liet ze [betrokkene 2] bij [het slachtoffer] achter. In de tijd dat [betrokkene 2] nog een baby was, maakte [het slachtoffer] haar voeding klaar als ze ’s nachts wakker werd. [betrokkene 2] werd ’s nachts soms elk uur wakker. [het slachtoffer] gaf [betrokkene 2] de laatste voeding en gaf haar meestal nog een schone luier. ’s Ochtends stond zij op om voor [betrokkene 1] brood klaar te maken en zijn kleren klaar te leggen. Tussen de middag gaf [het slachtoffer] [betrokkene 1] eten. [het slachtoffer] had ook zorgtaken voor de andere kinderen in het gezin. Zij zorgde dat de kinderen ’s ochtends werden aangekleed. ’s Ochtends, tussen de middag en aan het einde van de dag bracht en haalde ze de kinderen van school. Als er een kind huilde moest [het slachtoffer] er wat aan doen.
Buurvrouw [betrokkene 5] heeft verklaard dat [het slachtoffer] de eerste moeder voor de kinderen was. Zij zorgde voor de kinderen en bracht ze naar school. Ze heeft een keer gezien dat [het slachtoffer] de kinderen naar bed bracht en dat [de medeverdachte], bleef zitten.
[betrokkene 6] en [betrokkene 7], allebei lerares op de school tegenover het huis van de familie [familienaam verdachte], zagen dat [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] dagelijks naar school werden gebracht door [het slachtoffer]. Als [betrokkene 4] ziek was, belde [betrokkene 6] naar [de medeverdachte]. [de medeverdachte] zei dan dat [het slachtoffer] haar zou ophalen.
De tante van [het slachtoffer], [betrokkene 8], heeft verklaard dat het de taak van [het slachtoffer] was om voor de kinderen te zorgen.
[het slachtoffer] heeft verder verklaard dat zij dagelijks huishoudelijke taken moest verrichten. Zij maakte het huis schoon, kookte en deed boodschappen. Ze had van [de medeverdachte], geleerd om gasten, als die er waren, van dienst te zijn. Zij was verplicht om thee en koffie aan te bieden.
[betrokkene 8] heeft verklaard dat [het slachtoffer] afwaste en schoon maakte. Ze ruimde de tafel op als men klaar was. [het slachtoffer] kon goed koken en goed naaien. In opdracht van [de medeverdachte] en [de verdachte], deed [het slachtoffer] boodschappen.
[betrokkene 7] zag [het slachtoffer] vaak schoonmaken. Twee winkeliers hebben verklaard dat [het slachtoffer] vaak boodschappen kwam doen.
Meerdere getuigen zagen [het slachtoffer] op straat lopen met tassen of kwamen haar tegen in een winkel of op de markt. Soms had [het slachtoffer] een kind of kinderen bij zich. [betrokkene 8], [betrokkene 9] en [betrokkene 5] hebben verklaard dat [het slachtoffer] altijd de koffie en thee bracht wanneer er bezoek in huis was.
Het hof gebruikt de verklaringen van [het slachtoffer] voor het bewijs, omdat het hof deze – anders dan de raadsman - betrouwbaar en geloofwaardig acht. Voorts vinden haar verklaringen in ruime mate steun in verklaringen van andere getuigen.
Uitbuiting
Juridisch kader
De vraag of - en zo ja, wanneer - sprake is van uitbuiting in de zin van artikel 273f, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr) is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven het de omstandigheden van het geval.
Bij de beantwoording van die vraag in een geval als het onderhavige komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de te verrichten activiteit, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd. Op basis van dit, breed geformuleerde, criterium heeft het hof onderzocht of de feiten in deze zaak de conclusie van uitbuiting rechtvaardigen.1.
Beoordeling van de feiten
Het hof is van oordeel dat er met betrekking tot [het slachtoffer] sprake was van een uitbuitingssituatie. Daartoe is het volgende redengevend.
[het slachtoffer] heeft gedurende de bewezen verklaarde periode maar ook reeds in de periode die ligt voor de aanvang ervan dag in dag uit huishoudelijke werkzaamheden verricht die bestonden uit schoonmaken, koken, boodschappen doen en zorg dragen voor de kinderen en eventuele gasten die op bezoek kwamen. Vanaf haar dertiende jaar had [het slachtoffer] de verantwoordelijkheid voor de zorg voor haar driejarige nichtje [betrokkene 2]. Ook diende zij te zorgen voor haar neef [betrokkene 1]. Na de geboorte van haar andere twee nichtjes [betrokkene 3] en [betrokkene 4], kwam de zorg voor hun er ook bij. [het slachtoffer] werd hiermee naar het oordeel van het hof buitensporig en excessief belast door de verdachte en de medeverdachte. Het hof heeft hierbij nadrukkelijk gelet op de jonge leeftijd van [het slachtoffer] gedurende een groot deel van de bewezen verklaarde periode en de lange duur van de bewezen verklaarde periode (ruim 6 jaren). Verder was er vanuit de verdachte en de medeverdachte geen enkele aandacht voor de persoonlijke ontwikkeling en het fysieke en psychische welzijn van [het slachtoffer], nu zij in al die jaren dat zij bij de verdachte en haar medeverdachte in huis was nooit naar school is gegaan en evenmin op een andere wijze enige vorm van onderwijs heeft gekregen. Zij heeft nooit een huisarts of een tandarts bezocht voor medische controle en/of medische zorg. Deze omstandigheden geven de wijze waarop [het slachtoffer] werd belast mede inkleuring. Ook stelt het hof vast dat substantieel financieel voordeel is behaald door de verdachte en de medeverdachte, nu zij voor de door [het slachtoffer] verrichte werkzaamheden geen oppas of huishoudelijke hulp hoefden in te huren.
Uiteraard is het gebruikelijk dat kinderen afhankelijk van hun leeftijd bepaalde taken in het huishouden hebben. In deze zaak zijn de grenzen van de ruime marges waarin kinderen participeren in het gezin naar het oordeel van het hof echter in zeer ernstige mate overschreden.
Oogmerk van uitbuiting
Voor het bewijs van het oogmerk op uitbuiting is vereist dat het handelen van de verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en derhalve het door hem gewilde gevolg meebracht, dat [het slachtoffer] door hem werd uitgebuit.
Beoordeling van de feiten
De uitbuiting werd door de verdachte beoogd. Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte wist dat [het slachtoffer] op structurele basis werkzaamheden verrichtte die niet pasten bij haar jonge leeftijd gelet op de aard van het werk en de mate van verantwoordelijkheid die daarmee samenhing. Het hof betrekt hierbij ook de omstandigheid dat zijn eigen kinderen geen vergelijkbare taken opgedragen kregen en anders dan [het slachtoffer] wel dagelijks naar school gingen. Ook kregen zij –anders dan [het slachtoffer]- wel preventieve medische zorg in de vorm van controles door de huisarts en de tandarts. Hun persoonlijke ontwikkeling stond, anders dan bij [het slachtoffer], wel voorop. Voorts wist de verdachte dat [het slachtoffer] door haar:
-leeftijd;
-illegale status in Nederland;
-gebrekkige kennis van de Nederlandse taal;
-sociale isolement nu zij niet naar school ging en buiten het gezin weinig mensen kende;
-moeizame familiesituatie in Turkije en de angst van [het slachtoffer] om teruggestuurd te worden naar Turkije;
sterk afhankelijk was van de verdachte en de medeverdachte en dus eigenlijk geen kant op kon.
Naar het oordeel van het hof blijkt het oogmerk van uitbuiting uit het hiervoor beschreven feitelijk handelen van de verdachte. Die wijze van handelen brengt noodzakelijkerwijs met zich dat [het slachtoffer] werd uitgebuit en kan het niet anders zijn dan dat de verdachte dit heeft beseft en ook heeft gewild.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde levert op:
de voortgezette handeling van:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen onder de omstandigheid dat de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt
en
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen onder de omstandigheid dat de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt
en
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
1. De ernst van de feiten
De verdachte heeft samen met zijn vrouw gedurende een zeer lange periode hun nichtje, [het slachtoffer], die zich in een kwetsbare positie bevond, uitgebuit. [het slachtoffer] kwam op tienjarige leeftijd naar een voor haar vreemd land. Zij sprak de taal niet en zij kende de gewoontes niet. [het slachtoffer] had een achtergestelde positie in het gezin van de verdachte, zijn vrouw en vier kinderen. Anders dan de andere kinderen in het gezin, ging [het slachtoffer] niet naar school. Ze kreeg ook niet op een andere wijze onderwijs. In plaats daarvan diende zij dag in dag uit het leeuwendeel van de huishoudelijke werkzaamheden te verrichten en dagelijks de andere kinderen te verzorgen. Als [het slachtoffer] niet voldeed aan de verwachtingen van de verdachte en zijn vrouw werd zij door hen geslagen, uitgescholden en gekleineerd. Ook heeft zij gedurende de periode dat zij bij de verdachte en zijn vrouw verbleef geen (tand)arts kunnen bezoeken voor medische controle en medische zorg. Verder werd zij door de verdachte en zijn medeverdachte bedreigd met uitzetting naar Turkije wegens haar illegale status in Nederland.
De verdachte heeft samen met zijn vrouw door zijn handelen een jarenlang durende inbreuk gemaakt op de menselijke waardigheid, geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van [het slachtoffer]. Dit vond plaats tijdens haar puberteit en adolescentie. Deze jaren zijn van groot gewicht voor de persoonlijke ontwikkeling van eenieder. Van haar familie mocht zij juist dan liefde, steun en begeleiding verwachten, ook mede gelet op haar moeizame familiesituatie in Turkije. De verdachte heeft hierbij het persoonlijk voordeel en gemak van hem en zijn vrouw voorop gesteld. Door zijn handelwijze heeft de verdachte [het slachtoffer] haar kansen op een vrije en onbezonnen jeugd ontnomen.
2. De justitiële documentatie van de verdachte
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 april 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
3. Maximaal op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op de diverse strafmaxima voor mensenhandel, zoals die golden gedurende de bewezen verklaarde perioden, welke strafmaxima destijds aanzienlijk lager waren dan thans het geval is.
4. Richtlijn voor strafvordering mensenhandel in de zin van dienstbaarheid of arbeidsuitbuiting (verder: de Richtlijn) en de vordering van de advocaat-generaal
Het hof overweegt dat de voor het Openbaar Ministerie geldende Richtlijn bij dienstbaarheid die langer heeft geduurd dan 12 maanden een gevangenisstraf van 36 maanden als uitgangspunt geldt. Het hof onderschrijft – anders dan de advocaat-generaal en de rechtbank in deze zaak - het uitgangspunt op grond van voornoemde richtlijn dat voor dit soort feiten een gevangenisstraf van meerdere jaren als uitgangspunt dient te gelden.
Bij het bepalen van de straf houdt het hof echter in het bijzonder rekening met de volgende omstandigheden. Het hof overweegt dat oplegging van een gevangenisstraf aan de verdachte met zich meebrengt dat tevens indirect de medeverdachte wordt gestraft, nu zij samen met hun kinderen een gezin vormen. Voorts bestaat het gezin van de verdachte mede uit relatief jonge kinderen. De oplegging en tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf heeft dan ook een grote impact op de gezinssituatie.
Rekening houdende met deze omstandigheden is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren in dit geval een passende straf is.
5. De redelijke termijn
Het hof overweegt ambtshalve dat in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht.
Het hof heeft geconstateerd dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, in verschillende opzichten. Zowel de berechting in eerste aanleg als in hoger beroep heeft niet plaatsgevonden binnen de termijn van 24 maanden. De berechting in eerste aanleg heeft immers bijna 36 maanden geduurd en de berechting in hoger beroep heeft plaatsgevonden na ruim 27 maanden.
Het hof is van oordeel, gelet op de bijzondere omstandigheden in deze zaak, te weten dat (mede) door het grote aantal getuigen dat in eerste aanleg op verzoek van de verdediging diende te worden gehoord, de redelijke termijn in eerste aanleg weliswaar is overschreden, maar dat het in dit geval niet tot strafvermindering dient te leiden. Het hof volstaat daarom met het slechts benoemen van het hier bedoelde vormverzuim. Het hof is ten aanzien van de redelijke termijn in hoger beroep van oordeel dat deze overschrijding matiging van de hierna te vermelden op te leggen straf met twee maanden tot gevolg moet hebben.
6. Conclusie ten aanzien van de straf
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 22 maanden in plaats van 24 maanden een passende en geboden reactie vormt.
7. Maatregel
Daarnaast acht het hof het passend en geboden om aan de verdachte, ter voorkoming van strafbare feiten, een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, op te leggen, inhoudende dat de verdachte voor de duur van 2 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [het slachtoffer], op de wijze als nader omschreven in het dictum.
Nu naar het oordeel van het hof niet is gebleken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend jegens een bepaalde persoon of personen gedraagt, zal het hof niet bevelen dat de voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is.
8. Executie van de gevangenisstraf
Het hof geeft het Openbaar Ministerie, gelet op de gezinssituatie van de verdachte en de medeverdachte, in overweging om er bij de executie van de gevangenisstraf van de verdachte - in het belang van het gezin – er op toe te zien dat de gevangenisstraffen van de verdachte en zijn echtgenoot niet gelijktijdig worden geëxecuteerd.
Vordering tot schadevergoeding [het slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [het slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 30.400,00 vermeerderd met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft betoogd namens de verdachte dat de vordering tot schadevergoeding dient te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijkheid dient te worden verklaard.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat eveneens aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[het slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 30.400,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [het slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis en doet opnieuw recht:
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 (tweeëntwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 2 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [het slachtoffer]. Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 (zeven) dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [het slachtoffer] ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 30.400,00 (dertigduizend vierhonderd euro) bestaande uit
€ 20.400,00 (twintigduizend vierhonderd euro) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [het slachtoffer], ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 30.400,00 (dertigduizend vierhonderd euro) bestaande uit € 20.400,00 (twintigduizend vierhonderd euro) materiële schade en
€ 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 187 (honderdzevenentachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer;
bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout,
mr. M.I. Veldt-Foglia en mr. R.J. de Bruijn, in bijzijn van de griffier mr. A.D. Verhoeven.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 mei 2017.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 24‑05‑2017