Zie (onder meer) HR 25 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:714, NJ 2014/303 (rov. 2.4.1) m.nt. Keijzer. In het (overzichts)arrest van 13 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2842 verwoordt de Hoge Raad dit punt als volgt: “Ten aanzien van het verwerven of voorhanden hebben van voorwerpen die 'onmiddellijk' uit 'eigen' misdrijf afkomstig zijn, geldt dat die gedragingen niet zonder meer als gewoon (schuld)witwassen kunnen worden gekwalificeerd. Wanneer het gaat om gewoon (schuld)witwassen bestaande in het verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf, moet uit de motivering van de uitspraak kunnen worden afgeleid dat de gedragingen van de verdachte ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp.”
HR, 16-05-2017, nr. 15/04453
ECLI:NL:HR:2017:892
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16-05-2017
- Zaaknummer
15/04453
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:892, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑05‑2017; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:344, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2017:344, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑03‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:892, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 16‑05‑2017
Inhoudsindicatie
Medeplegen van witwassen door uit (eigen) misdrijf afkomstig, op bankrekening ontvangen kinderopvangtoeslag aan vraagouders en gastouders over te maken, art. 420bis.1.b Sr. Middel over kwalificatie als witwassen. Bijzonder geval waarin “overdragen” gelijk gesteld moet worden met “verwerven” of “voorhanden hebben”? HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 15/04449 P, 15/04654 P en 15/04655.
Partij(en)
16 mei 2017
Strafkamer
nr. S 15/04453
DFL/SSA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 17 september 2015, nummer 22/004174-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 mei 2017.
Conclusie 21‑03‑2017
Inhoudsindicatie
Medeplegen van witwassen door uit (eigen) misdrijf afkomstig, op bankrekening ontvangen kinderopvangtoeslag aan vraagouders en gastouders over te maken, art. 420bis.1.b Sr. Middel over kwalificatie als witwassen. Bijzonder geval waarin “overdragen” gelijk gesteld moet worden met “verwerven” of “voorhanden hebben”? HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 15/04449 P, 15/04654 P en 15/04655.
Nr. 15/04453 Zitting: 21 maart 2017 | Mr. E.J. Hofstee Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 17 september 2015 door het Gerechtshof Den Haag wegens 1 primair en 2 telkens “medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd” en 3 “medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd” veroordeeld tot negen maanden gevangenisstraf, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Er bestaat samenhang met de zaken 15/04449P, 15/04654P en 15/04655. Ook in die zaken zal ik vandaag concluderen.
Namens de verdachte heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt met een beroep op HR 25 maart 2014, NJ 2014/303 m.nt. Keijzer dat het hof het onder 3 bewezenverklaarde ten onrechte als “witwassen” heeft gekwalificeerd.
Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat hij:
“op tijdstippen gelegen in de periode van 20 mei 2010 tot en met 9 september 2010 te Den Haag tezamen en in vereniging met een ander geldbedragen heeft overgedragen, zulks terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat bovenomschreven geldbedragen geheel onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.”
6. De rechtspraak waarop de steller van het middel ongetwijfeld het oog heeft, betreft het geval dat de verdachte voorwerpen heeft verworven of voorhanden heeft gehad, terwijl aannemelijk is dat die voorwerpen onmiddellijk afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan (“eigen”) misdrijf.1.Zij heeft in beginsel geen betrekking op een geval als het onderhavige waarin is bewezenverklaard het overdragen in de betekenis die ingevolge art. 420bis Sr aan die begrippen toekomt, van voorwerpen.2.Dat wordt pas anders indien geoordeeld moet worden dat het overdragen van door eigen misdrijf verkregen voorwerpen plaatsvindt onder omstandigheden die niet wezenlijk verschillen van gevallen waarin een verdachte die een bepaald misdrijf heeft begaan en die daarmee de door dat misdrijf verkregen voorwerpen verwerft of voorhanden heeft zich automatisch ook schuldig zou maken aan het (schuld)witwassen van die voorwerpen. Ratio achter deze nadere nuancering van de Hoge Raad is dat voorkomen moet worden dat de desbetreffende regels worden omzeild enkel door het tenlasteleggen en/of bewezenverklaren van een andere delictsgedraging dan verwerven of voorhanden hebben.
7. Het door de Hoge Raad bedoelde bijzonder geval doet zich hier echter niet voor. Gelet op de vaststellingen van het hof heeft de verdachte de geldbedragen niet enkel verworven en voorhanden gekregen, maar heeft hij deze bedragen later in de tijd weer overgedragen aan anderen.
8. Het middel faalt3.en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering.
9. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
10. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 21‑03‑2017
Zie HR 25 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:714, NJ 2014/303 (rov. 2.4.1).
Vgl. HR 7 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:174, betreffende eveneens een fraude met kinderopvangtoeslag en medeplegen van (een gewoonte maken van) witwassen.