Einde inhoudsopgave
Protocol van 3 juni 1999 houdende wijziging van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980 (Protocol 1999)
Artikel 6 Overgangsbepalingen
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2006
- Bronpublicatie:
03-06-1999, Trb. 2002, 25 (uitgifte: 05-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-08-2006, Trb. 2006, 174 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Railvervoer
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
§ 1.
Uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van dit Protocol roept de Secretaris-Generaal van de OTIF de Algemene Vergadering bijeen teneinde:
- a.
de leden van het Comité van Beheer voor de komende periode aan te wijzen (artikel 14, § 2, onder b van de COTIF in de versie van de Bijlage bij dit Protocol) en, in voorkomend geval, tot de beëindiging van het mandaat van het zittende Comité van Beheer te besluiten,
- b.
het maximale bedrag, per tijdvak van zes jaar, vast te stellen voor de uitgaven van de Organisatie in iedere begrotingsperiode (artikel 14, § 2, onder e van de COTIF in de versie van de Bijlage bij dit Protocol), en
- c.
in voorkomend geval over te gaan tot de verkiezing van de Secretaris-Generaal (artikel 14, § 2, onder c van de COTIF in de versie van de Bijlage bij dit Protocol).
§ 2.
Uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van dit Protocol, roept de Secretaris-Generaal van de OTIF de Commissie van technisch deskundigen bijeen.
§ 3.
Na de inwerkingtreding van dit Protocol vervalt het overeenkomstig artikel 6, § 2, onder b van de COTIF 1980 vastgestelde mandaat van het Comité van Beheer op de door de Algemene Vergadering vastgestelde datum; deze datum valt samen met de aanvang van het mandaat van de door de Algemene Vergadering aangewezen leden en plaatsvervangende leden van het Comité van Beheer (artikel 14, § 2, onder b van de COTIF in de versie van de Bijlage bij dit Protocol).
§ 4.
Het mandaat van de Directeur-Generaal van het Centraal Bureau, die in functie is op het tijdstip van inwerkingtreding van dit Protocol, vervalt aan het einde van de periode waarvoor hij overeenkomstig artikel 7, § 2, onder d van de COTIF 1980 is benoemd. Vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van dit Protocol oefent hij de functie van Secretaris-Generaal uit.
§ 5.
Zelfs na de inwerkingtreding van dit Protocol blijven de relevante bepalingen van de artikelen 6, 7 en 11 van de COTIF 1980 van toepassing met betrekking tot:
- a.
de controle van de boekhouding en de goedkeuring van de jaarrekening van de Organisatie,
- b.
de vaststelling van de definitieve bijdragen van de Lidstaten aan de uitgaven van de Organisatie,
- c.
de betaling van de bijdragen,
- d.
het maximale bedrag van de uitgaven van de Organisatie gedurende een periode van vijf jaar, dat voor de inwerkingtreding van dit Protocol wordt vastgesteld.
De onderdelen a tot en met c hebben betrekking op het jaar waarin dit Protocol in werking treedt alsook op het daaraan voorafgaande jaar.
§ 6.
De definitieve bijdragen van de Lidstaten, die verschuldigd zijn voor het jaar waarin dit Protocol in werking treedt, worden berekend op basis van artikel 11, § 1 van de COTIF 1980.
§ 7.
Op verzoek van de Lidstaat waarvan de krachtens artikel 26 van het Verdrag in de versie van de Bijlage bij dit Protocol berekende bijdrage hoger is dan die welke voor het jaar 1999 verschuldigd is, kan de Algemene Vergadering de bijdrage van deze Lidstaat voor de drie jaren die volgen op het jaar van de inwerkingtreding van dit Protocol vaststellen met inachtneming van de volgende beginselen:
- a.
de overgangsbijdrage wordt vastgesteld op basis van de in bovengenoemd artikel 26, § 3 bedoelde minimale bijdrage of van de voor het jaar 1999 verschuldigde bijdrage, indien deze hoger is dan de minimale bijdrage;
- b.
de bijdrage wordt geleidelijk in maximaal drie stappen aangepast tot het niveau van de krachtens bovengenoemd artikel 26 berekende definitieve bijdrage.
Deze bepaling is niet van toepassing op de Lidstaten die de minimale bijdrage verschuldigd zijn, die in elk geval verschuldigd blijft.
§ 8.
De overeenkomsten tot het vervoer van reizigers of goederen in het internationale verkeer tussen de Lidstaten, gesloten krachtens de Uniforme Regelen CIV 1980 of de Uniforme Regelen CIM 1980, blijven onderworpen aan de Uniforme Regelen die op het moment van het sluiten van de overeenkomst van kracht waren, zelfs na de inwerkingtreding van dit Protocol.
§ 9.
De dwingende bepalingen van de Uniforme Regelen CUV en de Uniforme Regelen CUI zijn een jaar na de inwerkingtreding van dit Protocol van toepassing op de overeenkomsten die zijn gesloten voor de inwerkingtreding van dit Protocol.