Einde inhoudsopgave
Regeling voertuigen
Artikel 5.8.49
Geldend
Geldend vanaf 05-01-2021. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
30-12-2020, Stcrt. 2021, 568 (uitgifte: 04-01-2021, regelingnummer: IENW/BSK-2020/143233)
- Inwerkingtreding
05-01-2021, terugwerkend tot: 01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-12-2020, Stcrt. 2021, 568 (uitgifte: 04-01-2021, regelingnummer: IENW/BSK-2020/143233)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Eisen | Wijze van keuren | |
---|---|---|
1. | Landbouw- of bosbouwtrekkers mogen zijn voorzien van een deugdelijke beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden. | – |
2. | De afstand van de onderzijde van de beschermingsinrichting tot het wegdek mag tussen die punten die meer dan 0,20 m van de zijkanten van de voorste as van het voertuig zijn gelegen, met inbegrip van de wielen, niet meer dan 0,55 m bedragen. | Leden 2 tot en met 7: visuele controle. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport. |
3. | De afstand van de voorzijde van het voertuig tot de voorzijde van de beschermingsinrichting mag niet meer dan 0,50 m bedragen. | |
4. | De beschermingsinrichting: a. mag niet breder zijn dan de breedte van de voorste as met inbegrip van de wielen; b. mag aan weerszijden niet meer dan 0,20 m smaller zijn dan de voorste as met inbegrip van de wielen; en c. moet over de gehele breedte ten minste 0,20 m hoog zijn. | |
5. | De uiteinden van de beschermingsinrichting mogen niet naar voren zijn omgebogen. | |
6. | De buitenranden van de beschermingsinrichting mogen niet scherp zijn. | |
7. | De beschermingsinrichting en de bevestiging daarvan mogen niet zodanig zijn vervormd of breuken of scheuren vertonen, dan wel door corrosie zijn aangetast, dat hierdoor functieverlies optreedt. |