Handhaving van privaatrecht door toezichthouders
Einde inhoudsopgave
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/1.5:1.5 Vraagstelling en afbakening
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/1.5
1.5 Vraagstelling en afbakening
Documentgegevens:
mr. C.A. Hage, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. C.A. Hage
- JCDI
JCDI:ADS442074:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Dit onderzoek is enerzijds descriptief en anderzijds normatief van aard. De descriptieve vraag is hoe bestuursrechtelijke toezichthouders privaatrechtelijk geaarde regels toepassen. Het uitgangspunt bij deze descriptieve vraag is dat privaatrechtelijk geaarde regels in toenemende mate bestuursrechtelijk worden gehandhaafd. Aan de orde komen vragen als: welke regels van het privaatrecht worden gehandhaafd, waarom door de wetgever is gekozen voor bestuursrechtelijke handhaving en welke bestuursrechtelijke instrumenten hiervoor gebruikt worden. Ik concentreer mij daarbij in dit onderzoek hoofdzakelijk op het contractenrecht.
Vanuit het antwoord op deze descriptieve vraag komt de normatieve vraag naar voren: in hoeverre lenen privaatrechtelijk geaarde regels zich voor handhaving met bestuursrechtelijke middelen? Deelvragen die hierbij aan bod komen zijn: strijdt de achtergrond en visie van toezichthouders (niet) met het civiele recht en waarom zou bestuursrechtelijke handhaving meer geschikt zijn dan privaatrechtelijke handhaving om de doelstellingen van goede marktwerking en consumentenbescherming te bewerkstelligen? Om deze vragen te beantwoorden worden aan de hand van casestudies besluiten van toezichthouders geanalyseerd en vanuit privaatrechtelijk oogpunt nader geproblematiseerd. Deze analyse en problematisering houden onder meer in een vergelijking van de uitleg en toepassing van privaatrechtelijk geaarde regels door toezicht-houders met de uitleg en toepassing van deze regels door de civiele rechter, een beoordeling van de wijze waarop bestuursrechtelijke en privaatrechtelijke handhavingsmiddelen zich tot elkaar verhouden en suggesties om, waar mogelijk, eventuele fricties te verminderen.
Er is gekozen voor drie onderzoeksgebieden: het telecommunicatierecht, het consumentenrecht en het financiële recht. Aanvankelijk opereerden hier ook drie toezichthouders. Door de totstandkoming van de ACM in 2013 gaat het nu in naam nog om twee toezichthouders. De drie onderzoeksgebieden zijn echter nog wel als drie aparte onderzoeksgebieden aan te duiden omdat de wetgeving op dit punt in essentie ongewijzigd is gebleven.
De reden voor de keuze van deze drie onderzoeksgebieden is gelegen in de verschillende kenmerken van de markten en de daarmee samenhangende verschillen in het toezicht. Het toezicht op het consumentenrecht is generiek en regels uit het BW worden bestuursrechtelijk gehandhaafd. De telecommarkt is een sectorspecifieke (netwerk)markt en het toezicht is mededingingsrechtelijk georiënteerd. Het toezicht op de financiële markten kent een lange geschiedenis en dient ter voorkoming van grote economische gevolgen die voelbaar zijn voor iedereen. Ook zijn in het financiële recht regels te vinden die een sterke gelijkenis (lijken te) kennen met regels uit het privaatrecht.
Door de keuze voor drie verschillende typen markten wordt de waarde van de uit het onderzoek te trekken conclusies verhoogd. Beperking van het onderzoek tot drie markten met vergelijkbare kenmerken zou wellicht meer eenduidige conclusies opleveren (bijvoorbeeld bij de keuze voor drie netwerkmarkten of drie consumentenmarkten), maar dan zouden deze conclusies minder betekenis hebben voor het grotere veld van de handhaving van privaatrechtelijk geaarde regels door toezichthouders.